MAANDAG 26 JUNI 1933.
315
Beteugeling tabaksgebruik door kinderen; e.a.
Beekenkamp e.a.)
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XV. Praeadvies op het voorstel van den heer Mr. C. Beeken
kamp in zake het in het leven roepen van eene verordening
op automaten.
(Zie Ing. St. No. 122.)
De heer Beekenkamp zegt, dat toen hij op 5 November
1932 zijn voorstel indiende, het standpunt, dat de Hooge
Eaad thans inneemt en waardoor gemeentelijke verorde
ningen op het hebben van automaten practisch geen effect
meer kunnen sorteeren, nog niet bekend was.
Spreker zou daarom thans kunnen volstaan met zijn
voorstel in te trekken, ware het niet, dat het praeadvies
hem aanleiding gaf tot het maken van enkele opmerkingen.
Terecht worden in het praeadvies de motieven, die de
invoering van een door spreker bedoelde verordening zouden
wettigen, in drie groepen verdeeld, t.w. 1°. de belangen van
de openbare orde, het verkeer en het stadsschoon, 2°. het
concurrentiemotief en 3°. aanvulling van. de regeling der
Winkelsluitingswet
De meening van de Commissie voor de Strafverordeningen,
dat het tijdstip van de indiening van sprekers voorstel er
op wijst, dat het eerste motief spreker niet voor de oogen
heeft gestaan, is juist.
De z.g. precario-verordening geeft de gemeentelijke over
heid voldoenden steun om ongewenschte practijken op dit
punt te verbieden c.q. te voorkomen.
De opmerking van de Commissie, dat Burgemeester en
Wethouders aan de vergunning, welke zij moeten geven
voor het plaatsen van automaten, voorwaarden kunnen
verbinden, is op zichzelf volkomen juist, doch wanneer zij
een suggestie zou inhouden voor de mogelijkheid, dat die
voorwaarden ook zouden kunnen betreffen hetgeen beoogd
wordt door degenen, die zich door de twee andere motieven
laten leiden bij het ontwerpen van een verordening op het
hebben van automaten, zou dat onjuist zijn, wanneer men
zich althans stelt op het standpunt, dat door den Hoogen
Eaad sedert 13 Februari j.l. wordt ingenomen, n.l. dat de
strekking van art. 3 der Winkelsluitingswet niet slechts is,
de daarin genoemde onderwerpen te onttrekken aan een
regeling door of krachtens de Winkelsluitingswet, maar
ook is, elke regeling van die onderwerpen in verband met
winkelsluiting door den lageren wetgever te verbieden.
Elke gemeentelijke regeling dus van het gebruik van
automaten acht de Hooge Eaad in strijd met de wet, zoodat
dan ook in strijd met de wet zouden zijn de voorwaarden,
die Burgemeester en Wethouders krachtens de precario -
verordening verbonden aan hun vergunning om de automaten
te plaatsen en op grond van art. 185 der Gemeentewet zouden
die „besluiten" van het College (waaronder volgens de
jurisprudentie ook „concessies" vallen) door de Kroon ver
nietigd kunnen worden. Spreker heeft hiermede aangetoond,
dat de voorwaarden, waarover het praeadvies spreekt, geen
stap nader brengen tot het gewenschte doel. Spreker is zich
bewust hiermede geen nieuws te hebben verteld, maar hij
achtte zich verplicht deze opmerking in den Eaad te maken,
omdat hem gebleken is, dat sommigen meenen, dat het nu
de plicht van het College zou zijn, om aan de te stellen voor
waarden tot plaatsing van automaten toe te voegen, dat
deze niet op Zondag mogen worden gevuld en dat zij ook
niet zouden mogen worden gebruikt of bediend op tijdstippen,
waarop de winkels krachtens de Winkelsluitingswet gesloten
moeten zijn.
Nu de Hooge Eaad echter een gemeentelijke verordening
in strijd met de wet acht, lijkt het spreker ook niet juist,
dat het College zich zou bedienen van de bevoegdheid om
voorwaarden te stellen bij de precario-verordening. Door
het arrest van den Hoogen Eaad is thans vrij spel gelaten
aan de houders van automatenspreker vindt dit te betreuren
wegens de concurrentie, die misschien hier in Leiden nog
niet zoo fel, maar toch reëel aanwezig is en die bij uitbreiding
van het gebruik van de automaten toch zeker ernstig den
kleinen middenstand kan treffen. Spreker betreurt het voorts,
omdat het motief van de Winkelsluitingswet, n.l. het ver
zekeren van rust aan den winkelier op gezette tijden, hier
door ernstig geschaad wordt en leidt tot gebrek aan respect
voor de wetgeving.
Spreker acht het hier niet de plaats over de merites van
het arrest van den Hoogen Eaad verder uit te weiden; het
verheugt hem evenwel, dat ook de Commissie voor de Straf
verordeningen de juistheid van dit arrest niet boven allen
twijfel verheven acht.
Men moet er intusschen rekening mee houden en kan
slechts hopen, dat eerlang een wijziging van de Winkelslui
tingswet tot stand zal komen, waardoor ook op dit punt
Automatenvcrordeninge.a.
(Beekenkamp e.a.)
aan recht en billijkheid zal worden tegemoetgekomen. Tot
dien tijd moet de gemeente ecliter lijdelijk toezien.
In de gegeven omstandigheden heeft sprekers voorstel dus
geen redelijken zin; daarom ziet spreker zich vi coactus
genoodzaakt het in te trekken.
De Voorzitter zegt, dat de voorwaarden, die door het
College gesteld kunnen worden bij het aanbrengen van een
automaat boven gemeentegrond, alleen zullen kunnen liggen
op dat gebied zelf, doch geenszins zouden kunnen betreden
het terrein van de Winkelsluitingswet. Het door den heer
Beekenkamp beoogde doel zou langs dien weg niet door
het College kunnen worden bevorderd.
Aangezien het voorstel van den heer Beekenkamp is inge
trokken, maakt dit agendapunt geen onderwerp van be
handeling meer uit.
De Voorzitter stelt thans aan de orde:
XVa. Voorstel in zake liet beschikbaarstellen van gelden
voor den volledigen aanleg van de I'. .1. Blokstraat
tussclien de Fruinstraat en de Kernstraat en voor de
verbreeding van den toegang van de Fruinstraat
nabij den Zoeterwoudscliesingel, alsmede van het
daaraan aansluitende gedeelte van dien singel.
(Zie Ing. St. No. 131.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en 'Wethouders
besloten.
XVb. Voorstel in zake verkoop van bouwterrein aan de
Borneostraat, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie
X, nis 1517 (ged.) en 203 (ged.) aan VV. C. van Ooster-
oin q.q. te Leiderdorp.
(Zie Ing. St. No. 132.)
De Voorzitter doet thans, op verzoek van den heer van
Eecke, de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVe. Voorstel tot verkoop van een gedeelte bouwterrein
aan de Koninginnelaan, kad. hekend gemeente Leiden
Sectie M, Xo. 5036 (ged.) aan K. Halbmever q.q.
te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 132.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVd. Voorstel tot verkoop van bouwterreinen aan en nabij de
De Laat de Kanterstraat, kad. bekend gemeente Leiden,
Sectie M, nis 3185, 3186, 3187 en 3188 (alle gedeel
telijk) aan de Gebrs. Vlaardingerbrock q.q. te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 132.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig liet voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVe. Voorstel tot verkoop van een gedeelte bouwterrein
aan de Thorbeckestraat, boek Bodenburgerstraat,
kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M, Nis. 4912
en 4867 (beide gedeeltelijk) aan A. de Bruyn, q.q. te
Leiden.
(Zie Ing. St. No. 133.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De Voorzitter stelt voor de behandeling der punten 12, 16,
17 en 18 aan te houden tot een volgende vergadering.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Tepe
tot het doen van een voorstel.
De heer Tepe herinnert er aan, dat in de Eaadsvergadering
van 11 Juli 1932 is besloten, het bestuur van de Vereeniging
voor Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding te ver
zoeken, met het oog op de buitengewone omstandigheden
tijdens de zomervacantie 1932 de schoolkindervoeding voort
te zetten. Aangezien de groote vacantie wederom in zicht is,