MAANDAG 26 JUNI 1933. 313 Geneeskundig schooltoezicht. (van Es e.a.) uur volgens den heer Koole moet gehouden worden, door de vier schoolartsen of door den Directeur van den Genees kundigen Dienst. In het voorstel van den heer Koole wordt daaromtrent niets vermeld. De Directeur van den Geneeskundigen Dienst heeft inder tijd verklaard, dat hij over dat schoolspreekuur niet on tevreden was, maar dat hij zelf geen tijd meer had om het te houden; dat zou dan dus gehouden moeten worden door de 4 schoolartsen en spreker zou dat ook juister achten, omdat het eenigszins met elkaar in strijd zou komen, wan neer de Directeur van den Geneeskundigen Dienst school spreekuur ging houden, terwijl er 4 schoolartsen zijn; dat acht spreker niet gewenscht. Spreker acht het dus wel ge- wenscht, dat de heer Koole dit even nader verklaart. De heer Koole heeft dit voorstel ingediend naar aanleiding van de besprekingen in de Commissie voor den Geneeskun digen Dienst; het was alleen zijn bedoeling dit voorstel aan het College in praeadvies te geven, zoodat het nog eens in de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst onderzocht zou worden, om te zien, of dit spreekuur gehouden zal worden door den Directeur, wat spreker betwijfelt, omdat deze reeds verklaard heeft, dat hij er in 1927 geen tijd meer voorhad, dan wel door de 4 schoolartsen. Wat betreft het voorstel-Vos, in 1930 heeft spreker bij de indiening van zijn voorstel tot aanstelling van een vol- ambtenaar-schoolarts verklaard, dat hij het voorstel-Yos niet voldoende achtte, waar het aantal kinderen ongeveer 12.000 is, dat hij meende dat de bestaande dienst goed func- tionneerde, maar dat z. i. de vol-ambtenaar-schoolarts in hoofdzaak in dienst zou moeten worden gesteld om de ver schillende fouten, die aan de schoollokalen kleven, de hy giënische toestanden op de scholen, te bezien en om de kinderen grondig te onderzoeken in het eerste, vierde en laatste leerjaar. Dit was voor spreker aanleiding' om voor te stellen een vol-ambtenaar-schoolarts aan te stellen naast den bestaanden dienst. Spreker heeft ook onmiddellijk ge zegd in de Commissie, dat hij niet was voor het voorstel- Yos omdat dit op dezelfde motieven berustte als het voor stel van dr. Horst. Spreker heeft in 1932 zijn voorstel toegelicht door er op te wijzen, dat de verschillende fouten, die aan de school lokalen kleven, niet voldoende door den Geneeskundigen Dienst konden worden onderzocht, omdat dit buiten diens bevoegdheid lag. Op het oogenblik onderzoeken de school artsen op enkele dagen van de week de kinderen op de ver schillende scholen, doch het aantal kinderen is zoo groot, dat het bijna roffelwerk wordt. Spreker heeft het bijgewoond, dat 75 kinderen in minder dan 45 minuten werden gecontroleerd. Dat onderzoek kan niet serieus geweest zijn. Het staat voor spreker vast, dat de kinderen, die eenige jaren les hebben gehad in enkele lokalen van de school aan den Zuidsingel, daarvan lichame lijk nadeel ondervinden, dat zij niet zouden hebben gehad, wanneer zij in goede lokalen hadden gezeten. De bestaande dienst heeft niet de bevoegdheid zich op de hoogte te stellen van de gebreken der schoolgebouwen, zoodat zij daarover ook niet aan Burgemeester en Wethouders kunnen rappor teeren. Indien men een vol-ambtenaar-schoolarts aanstelt, wien men de bevoegdheid geeft, ook de schoolgebouwen te controleeren, kunnen Burgemeester en Wethouders op de hoogte gesteld worden van de verschillende gebreken en daarin verbetering laten aanbrengen. Spreker heeft nog niet begrepen, wat de heer Wilmer eigenlijk wenscht. Wil hij den schoolarts de bevoegdheid geven zelf het kind op de school grondig te onderzoeken? üp het oogenblik geeft de schoolarts den ouders reeds het advies, hun kind door den huisarts grondig te laten onder zoeken, wanneer hij dit op grond van dè mededeelingen van den onderwijzer en zijn eigen indrukken wenschelijk acht. Spreker vindt het echter zeer belangrijk, dat een vol-ambte naar-schoolarts naast den bestaanden schoolartsendienst zeer goed werk kan verrichten door de aandacht van Burge meester en Wethouders te vestigen op de fouten der lokalen. Indien dr. Putto dat niet had gedaan ten aanzien van de lokalen der Centrale school van het 7e en 8e leerjaar, zouden Burgemeester en Wethouders er niets van geweten hebben, terwijl nu na de indiening van het rapport van dr. Putto veel in den toestand is verbeterd. Spreker kan zich niet vereenigen met het afwijzend advies van den Wethouder omtrent het voorstel-Knuttel-van Weizen. In de Commissie heeft men nog niet over dat voorstel ge sproken en spreker vindt het absurd, dat de Wethouder thans de leiding neemt. De Commissie verwacht, dat het voorstel in haar ver- Geneeskundig schooltoezicht. (Koole e.a.) gadering serieus kan worden besproken en daarom stelt spreker voor het naar de Commissie te zenden. De heer Wilmer zou de strekking van het door hem ter sprake gebrachte denkbeeld, waarnaar gevraagd is door sommige heeren, aldus duidelijk kunnen maken. Spreker kan, hoe de stemming over de amendementen- Donders ook zal afloopen, in elk geval den lieer Donders geluk wenschen met het door hem behaalde succes; immers, ook als zijn amendementen worden verworpen, heeft hij een groot succes behaald, n.l. tenminste 90 gekregen van wat hij wenscht. Het is toch wel waarschijnlijk, dat dan sprekers motie, die hij zal üidienen, wordt aanvaard en dat is ongeveer 90 van wat de heer Donders wil. Het verschil tusschen de denkbeelden van den heer Donders en spreker is, dat de lieer Donders in alle gevallen het grondig onderzoek wenscht en spreker alleen in die gevallen, waarin de schoolarts het gewenscht of noodzakelijk oordeelt. In dien geest stelt spreker dan een motie voor. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van den heer Wilmer, luidende: ,,De Baad spreekt als zijn overtuiging uit, dat de school arts ten allen tijde het recht moet hebben om in bijzondere gevallen de ouders te doen weten, dat hij een grondig onder zoek gewenscht of noodzakelijk acht, welk onderzoek dan zal kunnen geschieden hetzij door een door de ouders gekozen arts, hetzij door de schoolarts." Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Groenevehl vraagt, of die motie nu niet is het in trappen van een open deur; immers, is dit nu niet volkomen de bestaande regeling? De heer Wilmer begrijpt niet, dat na deze geheele dis cussie die vraag nog gesteld wordt. Onder de bestaande regeling kan door den schoolarts nooit een grondig onder zoek worden geëischt; volgens sprekers motie kan de school arts den ouders berichten, dat hij een grondig onderzoek van het kind noodzakelijk acht. De heer Itomijn wil deze zaak aansnijden bij art. 11, waarin staat, wat de schoolarts kan doen wanneer een onderzoek hem aanleiding geeft iets te constateeren. In art. 11 wil spreker dan invoegen dat, wanneer het onderzoek den school arts aanleiding geeft tot het vragen van een grondig onder zoek of wanneer hij geneeskundige behandeling noodig acht, deze daarvan dan kennis,geeft aan de ouders. Aldus wordt volkomen bereikt hetgeen de heer Wilmer zich voorstelt, waarmede het College gaarne accoord kan gaan. Het wordt dan een wijziging van art. 11. De Algemeene Beschouwingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Koole, luidende: „De Baad besluit tot het aanstellen van volambtenaar schoolarts, naast de 4 schoolartsen.", wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van der Beijden, Wilbrink, van Bosmalen, de Eeede, GosJinga, Bomijn, Bosman, Huur man, Wilmer, Bergers, Manders, van Eecke, Simonis, Meijnen, Coster, Donders, van Tol, van Es, Beekenkamp, Tepe en Splinter. Vóór stemmen: de heeren van Weizen, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Schüller, Kuipers, Vallentgoed, Kooistra, Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Stralen en Koole. (De heeren Bergers en Manders waren inmiddels ter ver gadering gekomen, terwijl de heer Yerweij de vergadering had verlaten.) De Voorzitter stelt voor, het voorstel van den heer Koole, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, naast de bestaande schoolartsendienst een schoolspreekuur in te stellen", in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De heer Vos trekt zijn voorstel in naar aanleiding van den uitslag der stemming over het voorstel van den heer Koole.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 13