MAANDAG 26 JUNI 1933.
311
Geneeskundig schooltoezicht.
(Romijn.)
het op het oogenblik niet. De vraag is of men zich met deze
verordening voor oogen kan afvragen, of het geneeskundig
schooltoezicht vruchten kan afwerpen. Nu behoeft men op
het oogenblik niet te beslissen, of wellicht op het gebied van
de preventieve geneeskunde iets meer zou kunnen worden
gepresteerd dan nu; spreker is het evenwel met den heer
Meijnen eens, dat men deze zaak niet moet embrouilleeren
met het geneeskundig schooltoezicht. Men kan de preven
tieve geneeskunde als taak op zich zelf bezien en beoordeelen
en daarvoor instituten in het leven roepen, die ongetwijfeld
vruchten kunnen opleveren, maar dan moet men die zaak
bezien vanuit het instituut van de preventieve geneeskunde
zelf, en dit niet als het ware binnensmokkelen bij gelegen
heid van de behandeling van andere onderwerpen.
Nu kan men allicht zeggen: laten wij nu een verband
leggen tusschen geneeskundig schooltoezicht en preventieve
geneeskunde, maar dan moet men toch die zaken afzonderlijk
en ieder vanuit eigen kern onder het oog zien. Daarom heeft
spreker bezwaar tegen de amendementen-Donders. De heer
Donders wil dit nu zooveel mogelijk verzachten door te
zeggen: mijn amendementen zijn niet speciaal bedoeld voor
preventieve geneeskunde; dat is slechts een bijkomstig voor
deel, maar niet hoofdzaak; dat is niet hun opzet. Spreker
betwist dit den heer Donders op grond van dezelfde over
wegingen als de heer Wilmer heeft geuit. Inderdaad, wanneer
men bezig is met preventieve geneeskunde, dan wil men
systematiseeren en komen tot de registratie, tot de be
schrijving en omschrijving van een bepaald aantal gegevens
en bevindingen op een bepaald oogenblik; voor een en
ander moet men een zoo uitgebreid mogelijk materiaal
hebben; dat is het stelsel van preventieve geneeskunde;
daaruit vloeit zuiver voort, dat men den weg opgaat, dien
de heer Donders wil. Gaat men echter uit van het genees
kundig schooltoezicht, dan volgt men den weg, waarop
vooral de heer Wilmer heeft gewezendan is het in het ge
heel niet noodig om periodieke en systematische onderzoe
kingen te doen plaats vinden.
Er is alleen dan aanleiding toe, wanneer een medicus op
grond van de inlichtingen, welke hij van den onderwijzer
ontvangt omtrent de geheele houding en de gedragingen
van het kind in de klasse, en de indrukken, die hij zelf van
het kind krijgt, vermoedt, dat het kind iets zou kunnen man-
keeren. In zoo'n geval zouden de ouders gewaarschuwd
moeten worden en zou men hun moeten mededeelen, dat
het gewenscht of noodzakelijk is hun kind grondig te laten
onderzoeken, hetzij door den schoolarts zelf, hetzij door den
huisarts of een anderen medicus. Het grondig onderzoek
zou niet hierin moeten bestaan, dat het kind geheel uitge
kleed wordt, maar zou behooren te geschieden op de manier
en met de middelen, die de wetenschap er tegenwoordig
voor geeft.
Hoe klemmend het betoog van den heer Donders op het
eerste gehoor ook mocht zijn, het is niet juist, dat de ontwerp
verordening een misbaksel is. Het zal geen verordening zijn,
die zuiver het geneeskundig schooltoezicht betreft, wanneer
daarbij geïncorporeerd zijn de amendementen van den heer
Donders, omdat deze dan het geneeskundig schooltoezicht
als het ware misbruikt ter wille van zijn lievelingsidee van
een preventieve geneeskunde, waaraan de Raad op het oogen
blik niet toe is en welk denkbeeld bij deze aangelegenheid
niet besproken behoort te worden, terwijl er althans nu geen
beslissing over behoort te worden genomen.
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft geen
bezwaar tegen het denkbeeld van den heer Wilmer, dat de
schoolarts in de gelegenheid moet zijn, een grondig onder
zoek te doen plaats hebben, wanneer hij daartoe aanleiding
vindt.
Bij lezing van de ontwerp-verordening kan men inderdaad
er aan twijfelen, of de schoolarts daartoe het recht heeft.
Zijn bevoegdheid is uitsluitend gebaseerd op artikel 11 en nu
kan spreker er in komen, dat men veronderstelt van een
zeer consciëntieuzen schoolarts, dat hij voor een dilemma
wordt geplaatst, wanneer hij een leerling voor zich krijgt,
bij wien hij er aan twijfelt of deze wel goed gezond is, zoodat
hij zich de vraag stelt: mag ik op grond van artikel 11 der
verordening in dit geval de ouders waarschuwen? De school
arts zou inderdaad kunnen zeggen: voor mij staat niet vast,
dat een geneeskundige behandeling wenschelijk is; ik kan
die eerst wenschelijk achten, wanneer ik heb geconstateerd,
dat het noodig is, een geneeskundige behandeling toe te
passen.
Spreker kan zich voorstellen, dat in een dergelijk geval
de schoolarts geen gebruik wil maken van de bevoegdheid,
die hem in artikel 11 is gegeven. Onder die omstandigheden
bestaat er voor spreker geen enkel bezwaar, artikel 11 eenigs-
zins uit te breiden in dien zin, dat, wanneer een onderzoek
Geneeskundig schooltoezicht.
(Romijn.)
als bedoeld in artikel 4 aanleiding geeft, een grondig' onder
zoek of een geneeskundige behandeling wenschelijk te achten,
een schriftelijke kennisgeving aan de ouders of verzorgers
van het kind wordt gezonden.
Met een dergelijke eenvoudige en in de rede liggende uit
breiding, die geen enkel nieuw recht schept, niet verder gaat
dan noodig is, maar ook zoo ver gaat als men meent, dat
billijkerwijze gegaan moet worden, is op dit gebied een vol
ledige voorziening getroffen. De nieuwe redactie zou door
een lid van den Baad of het College van Burgemeester en
Wethouders kunnen worden voorgesteld.
Het betoog van den heer Donders verdient, dat men er
dieper op ingaat, maar ter wille van den tijd zal spreker
zich tot deze weerlegging van de voornaamste argumenten
van den heer Donders bepalen.
De enkele kleine verwijten, welke de heer Donders tot
het College heeft gericht, zijn niet zoo gegrond als hijzelf
meent. Volgens hem zouden Burgemeester en Wethouders
een verkeerd gebruik gemaakt hebben van het advies van
de schoolartsen en tevens in gebreke zijn gebleven door het
advies van dr. Horst niet over te leggen, terwijl zij op die
wijze als het ware zouden trachten hun standpunt te redden.
Dit is echter geenszins de bedoeling van het College geweest.
Het advies van de schoolartsen is aan den Eaad overge
legd. Spreker zou met evenveel grond den heer Donders
kunnen verwijten, dat deze het advies te tendentieus heeft
voorgelezen en ook te tendentieus en met verkeerden klem
toon de vragen heeft geciteerd, die door het college aan de
verschillende instanties en instellingen zijn gericht tot het
verkrijgen van een nader advies, als de heer Donders het
College verwijt, dat het te tendentieus de vragen heeft gesteld.
Het is een kwestie van zien en van argumenten aanvoeren,
waarbij ieder handelt op de wijze, die hem het beste en ver
standigste lijkt. De Eaad is in geen enkel opzicht onkundig
gelaten van een of ander advies of een of andere meening,
die in deze van belang is te worden gekend.
Aan dr. Horst is niet afzonderlijk advies gevraagd, het
geen ook niet behoefde, omdat uit de historie van deze zaak
en uit de verslagen, waarin de meeningen zijn te vinden
over het instituut van het schoolspreekuur, dat hij eenige
jaren heeft gehad, voldoende bekend is, welk standpunt
dr. Horst hieromtrent inneemt.
Wanneer men principieel wil beoordeelen, hoever men
moet gaan met het geneeskundig schooltoezicht, moet men
niet in de eerste plaats aanlanden bij medici. De medici, ook
de schoolartsen, die de amendementen van den heer Donders
zoo toejuichen, omdat zij in elk opzicht toejuiching ver
dienen, letten speciaal op de hygiënische en medische voor-
deelen, daaraan verbonden, terwijl de Eaad niet alleen daar
mede rekening heeft te houden, maar zich ook heeft af te
vragen: in hoeverre past dit geneeskundig schooltoezicht in
het geheel van maatregelen, die de overheid (in dit geval de
gemeente Leiden) op het gebied van de medische en hygiënische
verzorging wil nemen?
Indien de Eaad tot de conclusie mocht komen, dat men
bij het geneeskundig schooltoezicht het beperkte doel uit
sluitend in het oog moet vatten, niet omdat men de andere
voordeelen, die men zou kunnen verkrijgen, niet moet accep
teeren, maar alleen omdat men deze niet moet verkrijgen via
het geneeskundig schooltoezicht, doch langs andere wegen
en door het instituut van de preventieve geneeskunde, is
het alleszins begrijpelijk, dat niet uitsluitend inlichtingen en
adviezen worden gevraagd aan medici, maar dat de kring
van degenen, tot wie men zich wendt, wordt uitgebreid. En
dat men speciaal zich wendt tot onderwijsinstellingen, omdat
het tenslotte daarom gaat; immers, in het antwoord van
ongeveer alle onderwijsinstellingen zal men in elk geval geen
enkel bezwaar vinden, doch bij verreweg de meeste een toe
juiching van het instituut van grondig onderzoek, periodiek
en systematisch, van het kind. Dit is volkomen verklaar
baar; het kan nooit kwaad zich te laten onderzoeken, al
gebeurde het eiken dag, tenzij men dit kan beschouwen als
een soort verstandsverbijstering of andere geestelijke af
wijking; anders kan dit echter niet dan voordeel geven omdat,
zoodra een afwijking zich voordoet, deze ook geconstateerd
kan worden. Daarover gaat het echter niet. Spreker heeft
het advies van de onderwijsinstellingen gevraagd, of zij zich
het geneeskundig schooltoezicht wenschten in den vorm
als door het Ooilege dan wel door den heer Donders voor
gesteld eigenlijk unaniem is de mededeeling gekomenhoudt
U bij het toezicht zooals het College het voorstelt en wanneer
U verder wilt gaan, doe dat dan op andere wijze en laat de
school daarbuiten. Die wensch, door de onderwijsinstellingen
zoo unaniem naar voren gebracht, moet ongetwijfeld door
den Eaad worden gerespecteerd; daarnaar heeft de Eaad
zich te gedragen. Op dit terrein heeft de Overheid niet alleen