MAANDAG 29 MEI 1933. 299 L. Duinvv. Mij; wijziging statuten (Voorzitter e.a.) de Clerde Bruijn, de heeren Beekenkamp, Coster, van Tol, Kuipers, Tepe, Splinter, Goslinga, Komijn, van Stralen, Eikerbout, Donders, Koole, Bergers, van Weizen, Verweij, Groeneveld en Huurman. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, van Eecke, van der Keijden, Meijnen, van Rosmalen, Bosman, van Es, de Keede en Wilmer. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer Manders de vergadering weder had verlaten.) Het voorstel (de motie) van den heer Verweij, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, de toekenning van een be looning aan commissarissen in de statuten van de L.D.M. te schrappen, doch de toekenning van een presentiegeld daarin op te nemen.", wordt aangenomen met 22 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Schüller, Vallentgoed, Kooistra, Wilbrink, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos, van Eecke, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Meijnen, Beekenkamp, van Tol, Kuipers, van Stralen, Eiker bout, van Rosmalen, Koole, Bosman, van Weizen, Wilmer, Verweij en Groeneveld. Tegen stemmen: de heeren van der Reijden, Coster, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Donders, Bergers, van Es, de Reede en Huurman. De Voorzitter ontraadt namens het College aanneming van het voorstel-van Eek. De motie van den heer van Eek wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, van Eecke, van der Reijden, Meijnen, Beekenkamp, Coster, van Tol, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Eikerbout, van Rosmalen, Don ders, Bergers, Bosman, van Es, van Weizen, de Reede, Wilmer en Huurman. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Schüller, Vallentgoed, Kooistra, mevrouw Braggaarde Does, de heer Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Kuipers, van Stralen, Koole, Verweij en Groeneveld. Het voorstel van den heer Verweij, luidende: ,,De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat de arbeids voorwaarden van het personeel, werkzaam bij de Leidsche Duinwater Maatschappij aan de goedkeuring van den Ge meenteraad moeten worden onderworpen en dat mitsdien bij de thans aan de orde zijnde statutenwijziging hiermede rekening wordt gehouden." wordt daarop eveneens verworpen en wel met 19 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, van Eecke, van der Reijden, Meijnen, Beekenkamp, Coster, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Eikerbout, van Rosmalen, Donders, Bergers, Bosman, van Es, de Reede, Wilmer en Huurman. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Schüller, Vallentgoed, Kooistra, mevrouw Braggaarde Does, de heer Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Tol, Kuipers, van Stralen, Koole, van Weizen, Verweij en Groeneveld. Met inachtneming van de aangenomen motie van den heer Verweij, wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voortzetting van «le behandeling van het voorstel: a. om het voorstel van den heer Koole, in zake de aanstelling van een vol-ambtenaar-schoolarts naast de 4 in functie zijnde schoolartsen, niet aan te nemen; b. om het medisch toezicht op de leerlingen van de bui tengewone school voor Lager Onderwijs, evenals het vóór-onderzoek van die leerlingen, op te dragen aan een psychiater-specialist; c. tot vaststelling van de verordening, regelende het ge neeskundig toezicht op de openbare en bijzondere lagere scholen, de openbare en bijzondere bewaarscholen, de kinderbewaarplaatsen en dergelijke inrichtingen, en den werkkring van den schoolarts L. Duinw. Mij; wijziging statuten (Schüller e.a.) en van het tijdens de behandeling van dat voorstel ingediende voorstel van den heer Vos en de amende menten van den heer Donders, alsmede van het voorstel van den heer Knuttel in zake het instellen van een tand heelkundigen dienst ten behoeve van de leerlingen van de lagere scholen. (Zie Ing. St. No. 313 van 1931 en No. 114 van 1933.) De heer Huurman stelt voor dit agendapunt aan te houden tot een volgende vergadering. De heer Romijn heeft daartegen bezwaar; spreker wil gaarne van dit voorstel nu af. Het voorstel van den heer Huurman wordt aangenomen met 24 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Schüller. Vallentgoed, Kooistra, mevrouw Braggaarde Does, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van der Reijden, Meijnen, Beekenkamp, Coster, van Tol, Kuipers, van Stralen, Eikerbout, van Ros malen, Donders, Bergers, Bosman, van Es, van Weizen, de Reede, Wilmer, Groeneveld en Huurman. Tegen stemmen: de heeren Vos, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Koole en Verweij. (Ook de heeren Wilbrink en van Eecke hadden inmiddels de vergadering verlaten.) De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Schüller vraagt, of Burgemeester en Wethouders een mededeeling kunnen doen omtrent het tijdstip, waarop het voorstel, dat de heer Kuipers en spreker omtrent de salarieering van het losse personeel hebben ingediend, aan de orde gesteld zal worden. Een dergelijk voorstel heeft de heer Kuipers reeds bij de behandeling van de gemeentebegrooting 1932 ingediend, dus Burgemeester en Wethouders hebben alle gelegenheid gehad om deze aangelegenheid te onderzoeken. De heer Tepe kan op de vraag van den heer Schüller geen positief antwoord geven. De heer Schüller heeft het voor stel bij de begrooting voor dit jaar ingediend. Het voorstel, dat hij bij de vorige begrooting indiende, is reeds lang van de baan. Onmiddellijk na de behandeling van het ambtenaren reglement komt echter aan de orde de algemeene regeling, die voor het losse personeel getroffen moet worden. De heer Huurman vestigt er de aandacht op, dat sedert enkele weken de brug over den Nieuwen Rijn tegenover de Rijnstraat voor het rij verkeer gesloten is. Ook de brug tegen over de Watersteeg is voor het rijverkeer gesloten, zoodat al het rijverkeer plaats heeft over de Kraaierstraatsbrug. De belemmering van het verkeer in deze straat is van dien aard, dat ongelukken niet kunnen uitblijven. Spreker dringt er op aan, dat de brug tegenover de Rijnstraat spoedig in zoo- danigen staat wordt gebracht, dat het rijverkeer er over kan plaats hebben. De heer Splinter merkt op, dat de zaak op het oogenblik in studie is. De heer Bergers vraagt, of Burgemeester en Wethouders het niet wenschelijk vinden, dat in de verordening op de publieke vermakelijkheden een bepaling wordt opgenomen, volgens welke in de bioscopen, café's en restaurants gedu rende de crisis uitsluitend Hollandsche musici mogen op treden. Spreker vreest n.l. dat vandaag of morgen uitbar stingen zullen plaats hebben, die men met een dergelijke bepaling zou kunnen voorkomen. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders de vraag van den heer Bergers zullen overwegen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 15