76 steeds in eigen beheer zal geschieden, terwijl daarentegen het zgn. buitengewone onderhoud, d. i. het op ruimere schaal bestraten of vernieuwen van bestratingen, in den regel zal worden aanbesteed. Op deze wijze zal het gemeentelijke straatmakerskorps beperkt kunnen blijven tot een betrekkelijk kleine vaste kern, waarvoor het geheele jaar voldoende werk zal zijn gewaarborgd. Evenals de meerderheid van de Commissie van Fabricage, kunnen wij ons met dit standpunt geheel vereenigen; de laatste jaren is trouwens zooals Uw Vergadering bekend is bij wijze van proef reeds een deel van het buitengewone onderhoud aanbesteed, zulks met bevredigend resultaat. Wij stellen ons voor in den vervolge ten aanzien van het onder houd van de bestratingen het boven aangegeven beginsel als vast lichtsnoer te nemen. Intusschen dient hieraan te worden toegevoegd, dat het aantal gemeentelijke straat makers op het oogenblik grooter is dan noodig is voor het dagelijksche onderhoud. Het is onze bedoeling, dat de voor dit laatste vereischte sterkte van het straatmakerskorps door geleidelijke afvloeiing zal worden verkregen; zoolang die sterkte nog niet is bereikt, zal het bedoelde beginsel nog niet in alle opzichten kunnen worden doorgevoerd, doch zal ook een deel van het buitengewone onderhoud in eigen beheer moeten worden verricht. Wij mogen van deze gelegenheid gebruik maken om nog het volgende onder Uw aandacht te brengen. Bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1931 in Uw Vergadering heeft de heer Schüller o. m. aangedrongen op invoering van het leerlingenstelsel bij den gemeentelijken bestratingsdienst. In verband hiermede heeft de Directeur der Gemeente werken in zijn rapport betreffende de reorganisatie van den bestratingsdienst de vraag, of bij dit onderdeel van zijn dienst toepassing van het leerlingenstelsel gewenscht zou zijn, mede aan een beschouwing onderworpen. Met genoemden Directeur en de meerderheid der Commisie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord. Voor de gemeente toch bestaat er voor invoering van het leerlingenstelsel, d. w. z. het or- ganiseeren van een opleiding tot straatmaker, alleen dan aanleiding, indien de mogelijkheid aanwezig is, dat zij zonder die opleiding niet te allen tijde in haar behoefte aan bekwame straatmakers zal kunnen voorzien. Die mogelijkheid meenen wij, gelet ook op het bij de reorganisatie van den bestratings dienst aanvaarde beginsel, dat in de toekomst slechts met een beperkt aantal gemeentelijke straatmakers, alleen voor het dagelijksche onderhoud, zal worden volstaan, voor de gemeente Leiden te kunnen uitschakelen. Voor ons College bestaat derhalve geenerlei grond om de toepassing van het leerlingen stelsel bij den gemeentelijken bestratingsdienst te bevorderen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GE OEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 6