73 Artikel III. Artikel 3 lid 1 wordt gelezen als volgt: Overtreding van artikel 1 dezer verordening wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf-en-twintig gulden. De Commissie voor de Strafverordeningen, V oorzüter. J. Bool, Secretaris. N°. 122. Leiden, 15 Juni 1933. In Uw Vergadering van 7 November 1932 werd om prae- advies in onze handen gesteld een voorstel van den heer Beekenkamp, luidende: ,,De Raad besluit de Commissie voor de Strafverorde ningen te verzoeken een Verordening op de Automaten te ontwerpen". Omtrent dit voorstel mogen wij het volgende opmerken. De wenschelijkheid van het vaststellen van een verordening betreffende het gebruik van automaten kan uit verschillend oogpunt worden beoordeeld. Mede gelet op de in sommige andere gemeenten vastgestelde desbetreffende bepalingen, kunnen, naar het ons voorkomt, drie groepen motieven worden aangevoerd' 1°. de belangen van de openbare orde, het verkeer en het stadsschoon; 2°. de bescherming van de winkeliers tegen concurrentie door niet-winkeliers (bijv. automaten-maatschappijen); 3°. aanvulling van de regeling der Winkelsluitingswet. Ofschoon de voorsteller geenerlei toelichting bij zijn voor stel heeft gegeven, waaruit zou kunnen blijken, welke strekking hij daaraan toekent, meenen wij, dat het tijdstip van de indiening (toen n.l. de ontwerp-verordening op de winkel sluiting aanhangig was gemaakt) er op wijst, dat de onder 1° bedoelde beweegredenen niet aan het voorstel ten grond slag liggen. Trouwens reeds thans is voor het grootste deel der op of aan den openbaren weg te plaatsen automaten vergunning van Burgemeester en Wethouders noodig, n.l. voorzoover deze worden aangebracht op of boven open baren gemeentegrond (zie art. 1 der verordening, regelende de heffing van een plaatselijke belasting voor het gebruik van voor den openbaren dienst bestemde gemeentewerken en -bezittingen te Leiden enz.). Aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden ver bonden. Naar ons gevoelen kan thans voor de onder 1° bedoelde belangen derhalve voldoende worden gewaakt. Het onder 2° genoemde motief heeft verschillenden ge meenteraden aanleiding gegeven de bepaling te maken, dat alleen dan door middel van automaten waren mogen worden verkocht of ten verkoop aangeboden, indien men deze waren in zijn bedrijf in het klein pleegt te verkoopen en de automaten zijn aangebracht in of in de onmiddellijke nabijheid van het perceel, waar men zijn bedrijf uitoefent. Wat dit betreft meenen wij, dat gesteld, dat de winke liers in het algemeen op deze wijze een merkbare schade kunnen ondervinden en dat het op den weg der gemeente geacht zou moeten worden te liggen daartegen maatregelen te treffen in deze gemeente van een dergelijke schade nog niets is gebleken. Het gebruik van automaten door niet- winkeliers schijnt ons hier ter stede niet een zoodanigen omvang te hebben gekregen, dat dit voor de betrokkenen merkbaar zou kunnen zijn. Vooralsnog behoeft o. i. uit dit oogpunt dan ook geen automatenregeling te worden gemaakt. Het voornaamste motief voor het vaststellen van auto- matenverordeningen is intussehen gelegen in de totstand koming van de Winkelsluitingswet. Ter aanvulling van die wet is in enkele gemeenten eenerzijds het verbod in het leven geroepen om automaten te voorzien van waren ge durende den tijd, dat de winkels, waarin die waren worden verkocht, gesloten moeten zijn, anderzijds voorgeschreven, dat gedurende den sluitingstijd van de winkels door middel van een automaat alleen mag worden verkocht, indien de winkel, waarbij de automaat behoort, gesloten blijft. Zooals bekend, verklaart art. 3 onder Ji der Winkelsluitings wet de bepalingen dier wet niet van toepassing op den ver koop door middel van automaten. In zijn rondschrijven van 20 Februari 1932 heeft de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid nopens dit artikel betoogd, dat de wetgever daarmede te kennen heeft gegeven, dat omtrent d.e daarin genoemde onderwerpen geen bepalingen van winkelsluiting zouden mogen worden vastgesteld. Z. i. mogen de gemeenten derhalve bijv. niet, ter regeling van de onderlinge concur- rentie-verhoudingen, voorschriften omtrent het plaatsen van automaten geven, wel bijv. in het belang van het verkeer, de openbare orde of de openbare gezondheid. De Hooge Raad heeft zich met betrekking tot het in de Amsterdamsche automatenverordening voorkomende verbod om automaten gedurende winkelsluitingstijd bij te vullen bij deze ziens wijze van den Minister aangesloten. Hij heeft n.l. aan genomen, dat de strekking van art. 3 der Winkelsluitings wet o. m. is om elke regeling door den gemeenteraad van de in dat artikel genoemde onderwerpen in verband met winkelsluiting te verbieden, en vorenbedoeld verbod, als zijnde een bepaling van winkelsluiting, in strijd met de wet en dus onverbindend verklaard. Ofschoon het standpunt, door den Minister en den Hoogen Raad te dezer zake ingenomen, uit juridisch oogpunt niet onaanvechtbaar is te achten, zullen de gemeentebesturen daarmede toch rekening moeten houden. De consequentie daarvan zal o. i. slechts kunnen zijn, dat de gemeente zich van het treffen van een regeling betreffende het gebruik van automaten ter aanvulling van de Winkelsluitingswet hoe men ook over de wenschelijkheid van zoodanige regeling moge denken onder de bestaande omstandigheden zal moeten onthouden. Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing overigens naar de in de leeskamer neergelegde stukken, Uw Vergadering derhalve in overweging het voorstel van den heer Beekenkamp niet aan te nemen. De Commissie voor de Strafverordeningen, Voorzitter. J. Bool, Secretaris. N°. 123. Leiden, 16 Juni 1933. Met het hieronder afgedrukt voorstel van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, om over te gaan tot den bouw van een dubbele dienstwoning op het terrein dier fabrieken ten Noorden van den Maresingel, kan ons College zich vereenigen, nu gebleken is, dat de bouw kosten, die aanvankelijk op 17.000.waren begroot, als gevolg van een eenvoudiger afwerking van het inwendige der woningen nader op 14.400.kunnen worden geraamd. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door vaststelling van de overgelegde staten tot wijziging van de gemeente-begrooting en van de bedrijfsbegrootingen, dienst 1933, een bedrag van 14.400.beschikbaar te stellen voor den bouw van een dubbele dienstwoning op het terrein der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit ten Noorden van den Maresingel. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 14 Maart 1933. Wij hebben de eer Uw College hierbij te doen toekomen een voorstel tot den bouw van een dubbele di enstwoning op het terrein der Fabrieken ten Noorden van den Maresingel, ter toelichting van welk voorstel het volgende moge dienen. De nieuw te bouwen dubbele dienstwoning is bestemd ter vervanging van de vroegere, thans afgebroken, gasmeesters- woning op het bovengenoemde terrein, van de woning op het inmiddels afgegraven Papegaaisbolwerk en van de woning op de begraafplaats Heerenpoort (Groote Bolwerk). De eerstgenoemde woning werd reeds geruimen tijd ge leden door den gasmeester verlaten, omdat haar ligging en algemeene toestand (vochtigheid) na de verbreeding en op hooging van den Maresingel en het leggen van een hoofdriool aldaar zooveel slechter waren geworden, dat zij aan redelijke eischen niet meer voldeed, terwijl het brengen van verbetering daarin een zoo hooge uitgave zou vergen, dat zij in verband met den algemeenen toestand niet verantwoord kon worden geacht. De woning op het Papegaaisbolwerk, die, wat de bewoon baarheid betreft, reeds vó ór de afgraving veel te wenschen overliet, is thans in het geheel niet meer voor bewoning geschikt; de ingebruikneming van het afgegraven terrein als fabrieksterrein maakt bovendien haar amoveering nood zakelijk. De woning op het Groote Bolwerk, welke thans nog door den assistent-gasmeester wordt bewoond, verkeert momenteel nog wel in iets beteren toestand, doch met haar instand houding zal binnen niet te langen tijd veel geld zijn gemoeid, A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, A. VAN DE SANDE BAKHUTZEN,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 3