gegeven wens eh bepaald, dat hun goedkeuring vereischt is op raadsbesluiten tot goedkeuring van het vervreemden of bezwaren van onroerende goederen, het sluiten van geld- leeningen en het wijzigen van de statuten, alsmede dat de balans en de winst- en verliesrekening aan den Raad en aan hun College zullen worden overgelegd. Bij deze regeling is het toezicht van den Raad en van Ged. Staten, op dit onder deel van het gemeentelijk vermogen, niettegenstaande den privaatrechtelijken beheersvorm, op hoofdpunten gelijk aan dat, in de Gemeentewet geregeld. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging: 1. toestemming te verleenen, tot wijziging van de statuten van de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij volgens het bij haar verzoek overgelegd ontwerp 2. de Regeling van de uitoefening van het Stemrecht en andere rechtenverbonden aan de aandeelen L. B. Mij der Gemeente, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 December 1931, in dien zin te wijzigen, dat punt 2° wordt gelezen als volgt: „2°. Van het stemrecht voor het aanwijzen van vier com missarissen, bedoeld bij art. 10 der Statuten, zal gebruik gemaakt worden overeenkomstig de volgende regelen: de stemmen zullen worden uitgebracht: a. voor commissaris-voorzitter op een candidaat aan te wijzen door en uit het College van Burgemeester en Wet houders b. voor de drie overige commissarissen op candidaten aan te wijzen door den Gemeenteraad (buiten en behalve den gemeentelijken commissaris, die èn krachtens art. 18 sub b der concessie èn art. 10 der statuten reeds door den Ge meenteraad wordt aangewezen)". Deze wijziging wordt van kracht bij de totstandkoming van de wijziging van de statuten, genoemd sub 1. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij, gevestigd te Leiden; dat zij in hare Statuten eenige wijzigingen wenscht aan te brengen; dat zij ingevolge Art. 18 der Concessievoorwaarden daartoe de goedkeuring van Uwen Raad behoeft. Reden waarom zij de eer heeft Uwen Raad hierbij aan te bieden een ontwerp van de gewijzigde Statuten, met beleefd verzoek liieraan Uwe goedkeuring te willen hechten. Leiden, 11 Mei 1933. 't Welk doende enz. N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij C. J. v. Spall, wild. Dir. N°. 114. Leiden, 19 Mei 1933. In Uwe Vergadering van 25 Januari 1932 werd de verdere behandeling van ons voorstel, vervat in Ingekomen Stuk No. 313 van 1931, om niet aan te nemen het voorstel-Koole, inzake het aanstellen van een vol-ambtenaar-schoolarts naast de 4 in functie zijnde schoolartsen, doch wel verschillende verbeteringen aan te brengen in het geneeskundig school toezicht, aangehouden tot een volgende vergadering. Deze aanhouding bood ons de gelegenheid, om overeen komstig het door Uw medelid, den heer van Es, geopperde denkbeeld, alsnog de Commissie voor den Geneeskundigen en Gezondheidsdienst uit te noodigen hare meening te doen kennen ten aanzien van de tijdens de beraadslagingen in gediende amendementen-Donders op de artt. 4, 9 en 14 van de door ons College ontworpen nieuwe verordening, regelende het geneeskundig schooltoezicht. Volledigheidshalve stelden wij ook het tijdens die beraadslagingen ingediende voorstel- Vos, om het geneeskundig schooltoezicht op te dragen aan een vol-ambtenaar schoolarts, inplaats van aan de bestaande schoolartsen, ten fine van advies in handen van die commissie. De Commissie heeft nu hare meening omtrent het inge diende voorstel en de amendementen neergelegd in een tweetal rapporten, die in de Leeskamer zijn nedergelegd. In haar rapport van 7 Maart 1932 adviseert zij tot niet- aanneming van het voorstel-Vos en verwijst zij naar hare uitvoerige rapporten van 14 November 1928 en 12 Mei 1931. Het komt ook ons College voor, dat het vrijwel overbodig is de argumenten, die voor de aanstelling van een vol-ambte naar-schoolarts zijn te berde gebracht, thans opnieuw te gaan bestrijden. Het voorstel-Vos toch is geheel gelijk aan dat van den Directeur van den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst van 21 Maart 1927, eveneens beoogende de aanstelling van een vol-ambtenaar-schoolarts. Wij hebben onze meening te dezen aanzien uitvoerig en zeer nadrukkelijk te kennen gegeven in ons voorstel van 3 December 1931 (Ingek. Stukken No. 313), zoodat bestrijding van het voorstel-Vos slechts zou zijn een herhaling van het geen wij reeds vroeger schreven. Ons College geeft Uwe Vergadering derhalve in overweging het voorstel-Vos niet aan te nemen. De amendementen van den heer Donders werpen kort samengevat de volgende vragen bp: Zal het geneeskundig onderzoek zijn grondig of niet grondig? Zal het onderzoek zoo intensief moeten zijn, dat het kind zich moet ontkleeden, of zal het zich slechts uitstrekken tot de niet-bedekte lichaamsdeelen? Wij zouden ook kunnen zeggen: Moet het onderzoek van het eene kind zooveel doenlijk een waarborg zijn voor de gezondheid van de andere kinderen, öf moet het bovendien zijn een onderzoeken, een opsporen van kwalen en gebreken, in het belang van het kind zelf. De Commissie voor den Geneeskundigen- en Gezondheids dienst heeft deze vragen overwogen en zij heeft ze niet definitief willen beantwoorden, alvorens bekend te zijn èn met de financiëele gevolgen, die aan het grondig onderzoek verbonden zullen zijn èn met het oordeel van hen, die in deze tot oordeelen bevoegd zijn, n.l. van hen, wier advies is ingewonnen omtrent het bovenvermelde voorstel van den Directeur tot reorganisatie van het geneeskundig school toezicht. Omtrent de kosten aan het meerdere werk verbonden, kunnen wij kort zijn. De schoolartsen verwachten een verhooging van bezoldiging van 1500.'s jaars. De desbetreffende begrootingspost zou derhalve met 6.000.moeten worden verhoogd. Of men hiermede zal kunnen volstaan, meenen wij te moeten betwijfelen. Immers, de 4 schoolartsen wenschen het bedoelde grondig onderzoek te doen geschieden op Woensdag en Zaterdag, beide dagen des namiddags. Het komt ons voor, dat de hulp van 2 schoolverpleegsters bij het werk van 4 geneesheeren onvoldoende zal zijn. Ten slotte zal vrij zeker een uitbreiding moeten plaats hebben van de thans aanwezige hulpmiddelen. Dit voor zooveel de financiëele zijde van de amendementen betreft. Ten opzichte van de vraag of een grondig onderzoek zal behooren plaats te hebben van alle nieuw ter school komende leerlingen, van alle leerlingen van het vierde leerjaar en van alle leerlingen van het laatste leerjaar, het volgende: Uit het door ons ingesteld onderzoek blijkt, dat de besturen van alle bijzondere scholen, op een enkele uitzondering na, tegen dit onderzoek zijn; evenzoo de Inspecteur van het Lager-Onderwijs en de Gezondheidscommissie. Ook de Com missie voor het Onderwijs verklaart zich in hare meerderheid er tegen, doch geeft tevens in overweging, om mocht men den weg van de amendementen-Donders inslaan, de verordening aldus te redigeeren, dat de besturen van de bijzondere scholen het recht verkrijgen een keus te doen uit het onderzoek, zooals het nu plaats heeft, en dat door den heer Donders bedoeld. En ten slotte kan de Plaatselijke Schoolcommissie zich slechts dan met het amendement-Donders vereenigen, indien aan de ouders de vrijheid wordt gelaten, hun kinderen door hun eigen geneesheer te doen onderzoeken. Is het getal voorstanders van het bedoeld onderzoek hier niet groot, bij de hoofden van scholen en het onderwijzend personeel is dat getal niet veel grooter. Van de hoofden en het personeel van 24 openbare scholen ontvingen wij toch slechts 4 antwoorden ten gunste van het bedoeld onderzoek, 4 anderen verklaarden zich er slechts onder zekere voorwaarden voor, terwijl de overige er afwijzend tegenover bleken te staan. Immers, de voorstanders, behoorende tot het personeel van 10 scholen, wenschen het onderzoek buiten de school en buiten de schooluren. Zij wenschen dus niet het onderzoek in de school, zooals de bedoeling is, ook zelfs van den heer Donders, die het onderzoek slechts bij uitzondering op een andere plaats wil doen geschieden, zij wenschen het school- spreekuur, waartegen zeer nadrukkelijk werd gewaarschuwd in ons voorstel van 3 December 1931. Na bestudeering van deze antwoorden, adviseert de Com missie voor den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst om de amendementen-Donders niet aan te nemen en wij kunnen ons met haar advies geheel vereenigen. Het karakter, dat het voorstel van den heer Donders draagt, is naar de meening van de Commissie en ook van ons College

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 8