66
opzichte van de gemeentelijke terreinen op het Kaamland.
Bovendien kan de P. J. Blokstraat alsdan over een grootere
lengte, n.l. ongeveer tot de Kernstraat ter volle breedte
worden aangelegd, terwijl het maken van een beschoeiing
met hek ter plaatse nog verder kan worden beperkt, hetgeen
een besparing van 600.oplevert.
Aangezien voorts de gevraagde prijs zoowel aan de Com
missie van Fabricage, als aan ons College aannemelijk voor
komt, geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar
de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, mitsdien in
overweging te besluiten:
a. in het belang van de Volkshuisvesting tegen den prijs
van 5.50 per M2. aan te koopen het perceel bouwterrein,
groot 1490 M2., op de overgelegde kaart in roode kleur
aangeduid, en over te nemen om niet het op die kaart in
blauwe kleur aangegeven gedeelte sloot, groot 80 M2., een
en ander kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M,
No. 850, en gelegen aan de P. J. Blokstraat;
b. de sub a bedoelde gedeelten bouwterrein en sloot in te
brengen in het Gemeentelijk Grondbedrijf voor de koopsom
met de kosten, op den aankoop vallende;
c. vast te stellen de overgelegde staten tot wijziging van
de gemeentebegrooting en van de begrooting van het Ge
meentelijk Grondbedrijf, beide dienst 1933, met inbegrip van
de kosten groot 8325.
Bij het nog bij Uwe Vergadering aanhangig te maken
voorstel tot wijziging van het op de begrooting toegestane
crediet voor den aanleg van de P. J. Blokstraat, bedoeld
in Ingekomen Stuk No. 91 van dit jaar, zal met bet voren
staande rekening worden gehouden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 112. Leiden, 19 Mei 1933.
Het plan voor den bouw van gemeentewege van een aantal
arbeiderswoningen op een terrein tusschen de Lusthoflaan
en de Os- en Paardenlaan, heeft, zooals Uwe Vergadering
bekend is, een onderwerp gevormd van een langdurige cor
respondentie en van vele besprekingen tusschen de rijks
autoriteiten en de gemeente.
Het in Uwe Vergadering van 28 September 1931 (Ingek.
Stukken No. 246) goedgekeurde bouwplan beoogde de stich
ting van een complex van 56 woningen, verdeeld in de vol
gende groepen:
12 woningen voor groote gezinnen (6 type A en 6 type B),
38 woningen voor gezinnen van normale grootte (type C),
6 woningen voor kleine gezinnen (type D).
Aangezien in dien tijd de rente der rijksvoorschotten hooger
was dan die voor geldleeningen op de particuliere markt,
zou de gemeente ditmaal zelf in de bouwkosten voorzien en
derhalve geen rijksvoorschot aanvragen.
De bouwkosten (zonder den grond) werden geraamd op
11.per M3.hierbij kwamen dan nog de kosten van toe
zicht, teekenwerk en renteverlies.
De grondkosten werden uitgetrokken op bijna 11.
per M2., welk bedrag den kostenden prijs vertegenwoordigde
van den bouwrijpen grond, voor het onderwerpelijke terrein
als een op zich zelf staand perceel berekend.
Verder uitgaande van een rentevoet van 4 J%, werden de
huren als volgt geraamd:
6 woningen voor groote gezinnen, type A, 6.51 per week,
6 woningen voor groote gezinnen, type B, 5.64 per week,
38 woningen voor gezinnen van normale grootte, type C,
5*per week,
6 woningen voor kleine gezinnen, type D, 4.68 per week.
Voorzoover de woningen werden gebezigd om de verdere
ontruiming van onbewoonbaar verklaarde woningen te be
vorderen, konden deze huurprijzen worden verminderd met
de rijks- en gemeentebijdrage van ten hoogste 75.per jaar
en per woning voor de woningen voor groote gezinnen en
van ten hoogste 50.per jaar en per woning voor de overige
woningen.
Tegen dit plan, dat in Augustus 1931 aan het oordeel van
den toenmaligen Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid
werd onderworpen, nadat omtrent een overeenkomstig vroeger
ontwerp reeds briefwisseling was gevoerd, bleken bij de
Eegeering met het oog op de huurprijzen overwegende be
zwaren te bestaan. De ontworpen woningen kwamen naar
haar meening op te hooge kostprijshuren; de Minister schreef
ons in November 1931 en April 1932, dat de heerschende
tijdsomstandigheden juist goedkoopen bouw noodig maakten,
daar er rekening mede moest worden gehouden, dat de
economische omstandigheden in de naaste toekomst waar
schijnlijk loonsverlagingen noodig zouden maken en dat de
ontworpen woningen in dat geval niet dan met verhes zouden
kunnen worden geëxploiteerd. In overeenstemming met het
door de Eegeering ingenomen principieele standpunt, dat in
dezen tijd van dalende conjunctuur de overheid dergelijken
duren bouw niet behoorde te bevorderen, kon zij aan de tot
standkoming van het plan, zooals het daar lag, niet hare
medewerking verleenen.
Bij deze moeilijkheden voegde zich een nieuwe ongunstige
factor, doordat sedert de indiening van het plan bij het
Departement, tengevolge van de verandering van den toe
stand op de kapitaalmarkt, de rentevoet was gestegen.
Aangezien het twijfelachtig was geworden of de gemeente
nog met voordeel den bouw zelf kon financieren, hadden wij
daarom in Februari 1932, toen de rente van de rijksvoor
schotten nog 4| bedroeg, het verzoek gedaan ten behoeve
van dezen woningbouw alsnog woningwetvoorschotten toe te
kennen. Bij rondschrijven van den Minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid d.d. 31 Maart 1932 werd deze rente
evenwel verhoogd tot 5 hetgeen de huurprijzen uiteraard
nog deed stijgen.
Een en ander noopte tot omwerking van het bouwplan,
terwijl ook de raming van de bouwkosten en van de grond
werken in verband met de plaats gehad hebbende verdere
prijsdaüng aan een herziening werd onderworpen. Het nieuwe
plan omvatte den bouw Van 55 woningen, verdeeld als volgt:
3 blokken van 14 woningen voor normale gezinnen (type A)
en 1 blok van 13 woningen voor groote gezinnen (type B).
De 42 woningen type A bevatten elk op den beganen grond
een woonkamer, een slaapkamer met stookgelegenheid, een
keuken, een trap met gang, een W.C. met voorportaal en
eenige kasten; op de verdieping 2 slaapkamers met eenige
kasten en een zolderruimte.
De 13 woningen type B zijn, wat de indeeling op den beganen
grond betreft, gelijk aan die van type A, met dien verstande,
dat de woonkamer en de keuken elk i 0,38 M. breeder zijn.
Op de verdieping bevatten deze woningen elk 4 slaapkamers
met eenige kasten; daarboven is nog een zolderruimte.
Hoewel bij het maken van dit gewijzigde plan de vereisclite
soberheid in allen deele in het oog was gehouden, bedroeg de
kostprijshuur (bij een rentevoet van 5 toch nog voor de
normale woningen 5.17 en voor de groote woningen 5.88
per week. De Minister van Binnenlandsche Zaken naar
wiens Departement de Volkshuisvesting inmiddels was over
gegaan vond ook die huur te hoog, vooral indien in het
oog werd gehouden, dat die huren over een tijdperk van
50 jaren moesten worden opgebracht; ook thans kon derhalve
niet de medewerking van het Eij k voor den woningbouw
worden verkregen.
Vermits verdere bezuiniging op het bouwplan zelf uit
gesloten was, werd naar een andere mogelijkheid gezocht,
om tot de noodzakelijke verlaging van de kostprijshuur te
geraken. Het bleek nog mogelijk de grondkosten, die laatstelijk
waren becijferd op 10.32 per M2., in belangrijke mate te
verlagen, door niet te rekenen met de kosten van het onder
havige terrein als een afzonderlijk geheel, doch door den
gemiddelden prijs per M2. bouwrijpen grond van het geheele
complex gemeentegronden in de desbetreffende omgeving
aan te houden. Als gemiddelde prijs voor het eigenlijke bouw
terrein (bouwrijp, zonder renteverlies) wordt dan 7.25
per M2. verkregen. Voor de bouwkosten nader een prijs van
9.75 per M3. aannemende, bedroeg de kostprijshuur, bij een
rentevoet van 5 4.88 voor de normale woningen en 5.56
voor de groote woningen.
Op dezen voet kon het gewijzigde bouwplan eindelijk de
instemming van den Minister van Binnenlandsche Zaken
verwerven; bij missive van 21 Maart 1933 ontvingen wij n.l.
de mededeeling, dat op toekenning van voorschot uit 's Eijks
kas mocht worden gerekend, alsmede op bijdragen in de
exploitatie, indien en voorzoover de woningen voor opruiming
van krotten worden gebruikt.
De stukken werden daarna weder in handen van de Com
missie van Fabricage gesteld; blijkens haar in de Leeskamer
ter visie liggend rapport van 25 April 1933 kan de meerder
heid zich met het nieuwe plan vereenigen. Ook de Gezond
heidscommissie, wier advies eveneens opnieuw moest worden
ingewonnen, ging er mede accoord.
Inmiddels had ons College zich nader tot den Minister van
Binnenlandsche Zaken gewend met het verzoek om de rente
van het voorschot lager dan 5 te stellen. De Minister
antwoordde, dat de vraag, of tot verlaging van den rentevoet
van woningwetvoorschotten kan worden overgegaan, opnieuw
in onderzoek is genomen, doch dat eenige positieve mede
deeling terzake nog niet kon worden gedaan. Aangezien hier
omtrent ook thans nog geen definitief bericht is ontvangen,
achten wij het wenschelijk, dat Uwe Vergadering inzake de
financiering een tweeledig besluit neemt, n.l. dekking van de
bouwkosten uit een door de gemeente zelf aan te gane leening
of bouw met rijksvoorschot. Al naar gelang van de beslissing
van den Minister en den toestand op de kapitaalmarkt kan
dan te zijner tijd worden gehandeld.