VRIJDAG 28 APRIL 1933. 269 (Voorzitter e.a.) De Voorzitter zegt, dat de heer Schiiller den Raad niet volledig juist voorlicht. In 1927 is een door den heer Wil brink over de toepassing van de Zondagswet aangevraagde interpellatie niet toegestaan; beter gezegd, de heer Wilbrink heeft niet gestaan op het toestaan van die interpellatie, doch heeft genoegen genomen met de toezegging, dat spreker aan het einde van de vergadering inlichtingen zou ver strekken. Dit is ook geschied. Dit is dus precies hetzelfde als nu door spreker is toegezegd. De heer Schiiller zegt, dat de heer Wilbrink toen een inter pellatie heeft aangevraagd over de motieven, welke Burge meester en Wethouders geleid hadden tot het toestaan van dien optocht; het was echter niet een beslissing van Burge meester en Wethouders, maar een van den Burgemeester; in dit opzicht was de heer Wilbrink dus mogelijk even onjuist. In elk geval heeft de heer Wilbrink toen over datzelfde onder werp een interpellatie aangevraagd; spreker begrijpt in het geheel niet, waarom die vergunning nu wel geweigerd zou moeten worden; tusschen die beide gevallen is absoluut geen verschil. De Voorzitter zegt, dat de heer Schiiller niet juist is. De heer Wilbrink heeft toen verlof gevraagd om Burgemeester en Wethouders te interpelleeren. Daarbij rees de quaestie, of het besluit van den Burgemeester genomen was namens en met voorkennis van Burgemeester en Wethouders. Het was genomen namens Burgemeester en Wethouders, maar niet met bepaalde voorkennis van het College; er was toen echter geen quaestie van een interpellatie; het was toen het geven van inlichtingen, precies hetzelfde als nu. Bovendien bestaat het verschil, dat het toen ging over de toepassing van de Zondagswet en thans over politie-maatregelen. In strijd met het voorstel van den Voorzitter, om de inter pellatie niet toe te staan, wordt met 15 tegen 10 stemmen, besloten den heer van Eek verlof te verleenen de volgende vraag tot den Burgemeester te richten: „Om welke redenen heeft de burgemeester dit jaar in af wijking van andere jaren aan het Meicomité uit de arbeiders beweging toestemming geweigerd om op 1 Mei een optocht te houden?" Vóór stemmen: de heeren Vos, Kooistra, Verweij, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Rosmalen, Eikerbout, van Weizen, Wilbrink, Schiiller, van Eek, mevrouw Braggaar de Does, de heeren Vallentgoed, Kuipers, van Stralen en van der Reijden. Tegen stemmen: de heeren van Tol, van Eecke, Splinter, Goslinga, Romijn, de Reede, Bergers, Donders, Coster en Meijnen. De Voorzitter deelt mede, dat hij het besluit van den Raad als strijdig met de wet niet zal uitvoeren en ter ver nietiging aan de Kroon zal voordragen. Hierna legt de Voorzitter nog over: 2°. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie over 1932. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 3°. Rekening en verantwoording van de Plaatselijke School commissie over 1932. 4°. Rekening en verantwoording van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis over 1932 en suppletoire begrooting over 1932 dier instelling. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 5°. Verzoek van Jelle Zijlstra om vergoeding van schade ontstaan aan zijn schip bij het varen onder de Spanjaardsbrug. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 6°. Schrijven van den architect Fred. Koot te Hilversum ten geleide van een plan voor den bouw van een nieuw Stadhuis. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het plan ter visie te doen leggen voor de leden van den Raad. 7°. Verzoek van den heer Jac. Wilbrink om aan den Burge meester inlichtingen te mogen vragen met betrekking tot Benoeming onderwijzeres; e.a. (Voorzitter e.a.) het verleenen van toestemming tot het houden van een optocht op 30 April a.s. De Voorzitter stelt voor, deze interpellatie niet toe te staan, maar verklaart zich, evenals in het vorige geval, bereid inlichtingen te verstrekken. De heer Wilbrink acht het voor de hand liggend, dat bij het niet aanvaarden van het voorstel van den Voorzitter niet bereikt zal worden hetgeen met de interpellatie-aanvrage bedoeld is. Gaat de Raad wel op dat voorstel in, dan is het wel niet geheel zeker, dat spreker zijn doel zal bereiken, maar dan krijgt hij althans gelegenheid over de betrokken zaak zich uit te spreken en hij kan afwachten, of het antwoord, dat de Voorzitter zal geven, bevredigend is. Hij zal er niet op blijven staan, dat hij een interpellatie zal kunnen houden, maar hij hoopt, dat hij op de te stellen vragen een bevredigend antwoord zal ontvangen. De Voorzitter zegt, dat het verzoek om een interpellatie te mogen houden dus door den heer Wilbrink is ingetrokken. Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde: II. Benoeming van een onderwijzeres aan de opleidings school voor u. 1. o. aan den Maresingel A. (Zie Ing. St. No. 86.) De Voorzitter verzoekt den heeren Bergers, Verweij, Vos en van Eecke het stembureau te vormen. Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen mej. M. C. Eterman, zulks met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Voorstel tot het verlengen van de tijdelijke opdracht aan den heer Drs. W. G. A. Frans tot het geven van onderwijs in het Nederlandseh aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 87.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van verschillende strookjes grond. (Zie Ing St. No. 77.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een strook grond, deel uitmakende van de pereeelen kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M Nis 4867, 796, 993 en 991, gelegen in den Rodenburgerpolder. (Zie Ing. St. No. 78.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst van ruiling van een tweetal strookjes grond, resp. gelegen aan de van den Brandelerkade en aan de Rodenburgerstraat, met de N.V. „Almavon" te Rotterdam. (Zie Ing. St. No. 79.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VII. Voorstel in zake overdracht aan de provincie Zuid- Holland van een gedeelte weg nabij de Piet Gijzenbrug onder de gemeente Noordwijkerliout, kad. bekend Sectie C No. 571 (ged.) (Zie Ing. St. No. 80.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 3