282 VRIJDAG 28 APRIL 1933. Inrichten van voetbalvelden in stadspolder; e.a. (Splinter e.a.) De heer Splinter gelooft dat ook niet. De heer Kuipers dringt er nogmaals op aan vandaag nog te beslissen over de kleedlokalen, in het belang van de sport zelf, omdat het anders nog wel 3 a, 4 weken zal duren voor de sportbeoefening een aanvang kan nemen. De Voorzitter acht het niet noodig hierover een bepaald voorstel in te dienen. Het College is overtuigd, dat het noodig is in dit opzicht iets te doen, maar op het oogenblik is het nog niet zoo gemakkelijk om te weten wat het College dien aangaande zou kunnen voorstellen. Spreker geeft den heer Kuipers in overweging zich te beperken tot den wensch, dat het College daarmede zal rekening houden en dat zoo tijdig mogelijk maatregelen genomen zullen worden om te voorzien in de behoefte aan kleedruimte voor het veld, dat verhuurd zal worden aan het Crisis-comité. Het College zal zijn best daarvoor doen. De heer Kuipers trekt zijn voorstel in, na de toezegging van Wethouder Romijn. Aangezien het voorstel van den heer Kuipers is inge trokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Het amendement van den heer van Stralen wordt ver worpen met 19 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Eecke, Splinter, Goslinga, Romijn, van Rosmalen, de Reede, Eikerbout, Bergers, Wil brink, Donders, Manders, Wilmer, Tepe, Bosman, Beeken kamp, van Es, Coster, Meijnen en van der Reijden. Vóór stemmen: de heeren van Tol, Vos, Kooistra, Verweij, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Weizen, Schüller, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vallentgoed, Kuipers en van Stralen. (De heer Koole was bij deze stemming niet aanwezig.) Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Voorstel in zake beschikbaarstelling van gelden aan het Leidseli Crisiscomité ten behoeve van het geven van ont wikkelingscursussen over 1933 aan werkloozen. (Zie Ing. St. No. 93.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Alsnu geeft de Voorzitter namens Burgemeester en Wet houders in overweging Burgemeester en Wethouders te mach tigen voor de door den Bond van Leidsche Harmonie- en Fanfare Vereenigingen in 1933 aan de gemeente aangeboden 20 openbare concerten een bedrag van 40.per concert te vergoeden. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling is besloten, wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. XXI. Beantwoording van de interpellatie van den heer van Stralen in zake de stopzetting van de verstrekking van brand stoffen aan de werkloozen. De heer Romijn kan namens het College van Burgemeester en Wethouders ter beantwoording van de interpellatie van den heer van Stralen, in de vorige vergadering gehouden en naar aanleiding van het toen genomen besluit ,,den werk loozen alsnog direct een bon voor brandstoffen te doen uit reiken" het volgende mededeelen. De brandstoffenvoorziening van de werkloozen is meerdere malen ter sprake gebracht. In de vergadering van 7 Novem ber j.l. is door de raadsmeerderheid de wensch te kennen gegeven, dat het geheele door den Minister toegestane bedrag voor dit doel zou worden besteed. De mogelijkheid daartoe werd aanwezig geacht door in de vorstperiode zooveel meer uit te keeren als in de minder koude perioden beneden de 1.aan waarde was verstrekt. Het College erkent, dat het er niet in is geslaagd dit geheel te verwezenlijken. Interpellatie-v. Stralen i. z. brandstoffenverslrekking aan (Romijn e.a.) werkloozen. In totaal is gegeven: 14 mud parelcokes a 0.75 6| eierkolen a 1, 3 gemengd a 0,87 10.50 6,50 2,62^ 19,62| De Ministerieele regeling maakte mogelijk een brandstoffen- verstrekking van 22 maal ƒ1.derhalve 22.zoodat niet is uitgekeerd voor een waarde van 2,37|-. De beschikbaarstelling ook hiervan bleek niet mogelijk omdat de Minister niet goed vond, dat in de minder koude perioden een verstrekking van meer dan voor 1.aan brandstoffen plaats vond en eveneens een uitkeering van deze reserve in eens in geld niet toestond. Practisch was het ook onuitvoerbaar bij het ter beschikking stellen van een mud parelcokes en eierkolen gemengd ter waarde van 0.87^ dit tot ƒ1.te suppleeren. Uitvoering aan het raadsbesluit van 3 April j.l. kon ook niet worden ge geven, omdat de Minister daaraan geen goedkeuring hechtte. Al kan niet worden ontkend, dat voor een goede brandstoffen- voorziening is gezorgd, toch is het niet mogelijk gebleken bij de nu gevolgde wijze van werken om overeenkomstig de wen- schen van den Raad deze verstrekking te doen plaats vinden tot het volle door den Minister toegestane bedrag. In ver band hiermede heeft het College besloten deze aangelegenheid nog eens ter sprake te brengen in de subcommissie voor de steunverleening, waarna de Raad in de gelegenheid zal worden gesteld om voor het komend seizoen over de plannen van het College te dezer zake uitspraak te doen. De heer van Stralen spreekt allereerst zijn bevreemding uit over de wijze, waarop deze interpellatie van de zijde van het College is behandeld. De geheele Raad was wel over tuigd dat met de aanneming met groote meerderheid door den Raad in zijn vorige vergadering van sprekers voorstel tevens de interpellatie was beëindigd. Al had de Wethouder bezwaar tegen de wijze, waarop door spreker die inter pellatie aan de orde gesteld is, in dien zin dat spreker niet bepaalde vragen heeft gesteld, dit neemt niet weg dat die interpellatie in die raadszitting volledig is behandeld, dat tal van raadsleden aan de discussie hebben deelgenomen en dat tenslotte een voorstel van spreker met groote meerder heid is aangenomen; spreker heeft zich geen oogenblik kunnen voorstellen dat het College eerst in de volgende raadszitting nu maar eens zou overgaan tot beantwoording van zijn inter pellatie; dit is zoozeer in strijd met het wezen van deze zaak, dat spreker werkelijk met veel bevreemding van dezen gang van zaken kennis genomen heeft. Spreker heeft voor zich zelf de veronderstelling geopperd, of misschien aldus het College toen wilde ontkomen aan de uitvoering van het duidelijke raadsbesluit tot onmiddellijke verstrekking van een kolenbon. Het College had aldus kunnen redeneeren: wij zullen eerst de interpellatie afhandelen; in de volgende raadszitting komt de beantwoording en dan zullen wij nog wel eens zien. Dit was echter zeer zeker niet de bedoeling van den Raad. Uit de mededeelingen van den Wethouder blijkt verder, dat er een bedrag voor dit doel is overgebleven, maar dat de gelegenheid niet heeft bestaan om in overeenstemming met de bedoeling van den Raad dit „potje" ten goede te doen komen aan de werkloozen. De Wethouder zeide n.l., dat de Raad destijds van oordeel was, dat het overschot volledig aan het einde van de periode van verstrekking kon worden verrekend; spreker geeft toe, dat enkele raadsleden daarop hebben gezinspeeld, en dat als dè oplossing aan de hand gedaan hebben, maar even duidelijk is telkens gezegd, dat het in die richting niet gezocht moest worden, omdat volgens spreker dit overschot niet moest worden verrekend in een periode, waarin geen brandstoffen meer noodig waren; dan zou daarvan niets meer terechtkomen. Daarom drong spreker er toen op aan onmiddellijk de hoeveelheid zoodanig te vergrooten, dat per week ter waarde van ƒ1.aan de werkloozen werd uitgekeerd; het College ging daarop echter niet in. De Raad heeft verder een afwachtende houding aangenomen, maar uit de discussie in de vorige raadszitting is toch wel zeer duidelijk gebleken, dat de Raad van oordeel was, dat dit bedrag van 1.in elk geval aan de werk loozen ten goede moest komen. De uitlatingen daarover van den Voorzitter in de vergadering van 7 November 1932 wijzen ook zeer duidelijk in die richting. De Wethouder be rekent het overschot op 2.37J, terwijl spreker tot ƒ4. komt; de Wethouder stelt de waarde van de parelcokes op 0.75, terwijl die in werkelijkheid 0.65 bedraagt; dit komt door de bezorging, die 0.10 kost. De gewone handelsprijs van de parelcokes bedraagt 0.65 afgehaald, 0.75 thuis-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 16