280
VRIJDAG 28
APRIL 1933.
Praeadvies op adres van „De Kooi" i. z. binnenleidingen; c.a.
(Goslinga e.a.)
weten, of het geld inderdaad terecht kwam daar, waar het
noodig was, maar dat weet men bij inwilliging van het verzoek
van de Buurthuurdersvereeniging „De Kooi" evenmin.
Spreker geeft in overweging om het geld, dat zoo dringend
noodig is ter bestrijding van de werkloosheid, nuttiger te
gebruiken. Dat de betrokken afnemers door de lichtfabrieken
onredelijk worden behandeld, daarvan is geen sprake. Die
leidingen zijn destijds aangelegd voor zeer hoogen prijs en,
als de menschen al de kosten hadden moeten betalen, was er
voorloopig geen eind aan de betaling en was de huur voor-
loopig 90 cent gebleven, maar de Raad heeft in 1925 de
maandelijksche betaling van 7 cent tot 5 cent per lichtpunt
teruggebracht en op de leidingen, vóór 1925 aangelegd, een
bedrag van 110.000.extra afgeschreven. Al wordt er ge
durende den vollen termijn van 15 jaar betaald, dan wil dit
ten opzichte van deze lichtpunten zeggen: 7 jaar 90 cent
en 8 jaar 60 cent per jaar en per lichtpunt en dan worden de
kosten nog niet gedekt. Het voorstel van den heer van Bek
gaat echter veel verder, want dit wil ook voor de leidingen,
na 1925 gelegd, waarvoor de huur is geweest 60 cent per jaar
en per lichtpunt daarin zit voor de fabrieken geen winst
den termijn terugbrengen tot 12 jaar. Spreker neemt gaarne
aan, dat er onder de bewoners van die woningen met huur-
leidingen menschen zijn, die die maandelijksche huur moeilijk
opbrengen, en dat het voor die menschen gemakkelijker
zou zijn geweest, indien de verhuring per week had plaats
gehad. Hij heeft aan de Yereeniging tot Bouw van Werk
manswoningen gevraagd, of zij bereid was dezen post van de
gemeente over te nemen en dan hetgeen zij daaraan ten koste
had gelegd door een wekelijksche liuurverhooging terug te
heffen, maar de Yereeniging was daarvoor niet te vinden,
omdat zij vreesde, dat er dan weer nieuwe bezwaren zouden
worden geopperd tegen verhooging van de huren, ook al
wist men, dat er verlaging van de maandelijksche retributie
tegenover stond. Die poging is dus niet gelukt en het gaat te
ver te wenschen, dat de gemeente dat bedrag van 21.000.
nu maar cadeau zal geven.
Spreker herhaalt: had de gemeente een complex van 2000
woningen, welke 12 jaar waren bewoond door dezelfde menschen
en waren al die menschen werkloos, dan zou men met het
innen van de huur kunnen eindigen. Men wist dan, dat het
geld ten goede kwam aan menschen, die werkloos zijn, maar
zoo is het nu niet. Die woningen met huurleidingen staan
door de geheele gemeente verspreidde eene is bewoond door
een gepensionneerde, de andere door een rentenier, de
derde door iemand, die het moeilijk heeft. Men zou met geld
strooien, zonder te weten waar het terecht kwam. Spreker
geeft toe, dat het in het algemeen niet rijke menschen zijn,
die in de woningen wonen, maar zij zijn toch niet te vergelijken
met werkloozen en armlastigen. Hij kan dus niet toegeven
aan den wensch van de Buurthuurdersvereeniging „De Kooi".
De heer Kooistra constateert naar aanleiding van de mede-
deeling van den Wethouder, dat de Vereeniging tot Bouw
van Werkmanswoningen op zijn verzoek om de huur dezer
leidingen tegelijk te innen met de woninghuren, afwijzend
heeft beschikt, dat in den Raad zoo dikwijls wordt beweerd,
dat het bestuur dier Yereeniging in goede handen is en de
gemeente moet besluiten de woningen, welke zij bouwt, over
te dragen aan die Vereeniging, maar dat dit blijkbaar niet
in het belang van de bewoners zou zijn.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 20 tegen 12 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren van Tol, Vos, van Eecke, Splinter,
Goslinga, Romijn, van Rosmalen, de Reede, Eikerbout, Ber
gers, Wilbrink, Donders, Manders, Wilmer, Tepe, Bosman,
Beekenkamp, van Es, Coster en van der Reijden.
Tegen stemmen: de heeren Kooistra, Verweij, mevrouw
de Clerde Bruijn, de heeren van Weizen, Schüller, Koole,
Groeneveld, van Èck, mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Vallentgoed, Kuipers en van Stralen.
(Ook bij de behandeling van dit agendapunt was de heer
Meijnen afwezig.)
XIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
inrichten van de perceelen weiland in den Stadspolder, Sectie
X, Xo. 173 ged. en Xo. 174 tot voetbalvelden bij wijze van
werkverschaffing
(Zie Ing. St. No. 92.)
De heer Schüller zegt, dat de mededeeling in het Ingekomen
Stuk, dat de Commissie van Fabricage blijkens de ter visie
gelegde stukken zich geheel met de te dezer zake ingediende
Inriehten van voetbalvelden in Stadspolder.
(Schüller e.a.)
plannen kan vereenigen, niet juist is, omdat in de Commissie
een kleine wijziging is voorgesteld. Misschien gaat het College
met die wijziging accoord, maar dit is niet duidelijk gebleken.
Spreker heeft in de Commissie van Fabricage in het be
lang van de vereeniging nog een oplossing aan de hand gedaan,
waarbij het terrein eenigszins omgelegd zou worden en een
sloot gedeeltelijk gedempt zou moeten worden met een duiker
er in, waardoor het terrein zou voldoen aan de bepalingen
van den Koninklijken Nederlandschen Voetbal-Bond. Dit is
verwerkt in het rapport van de Commissie van Fabricage
en nu zegt het College, dat het zich geheel met dat voorstel
kan vereenigen, maar daarvan bemerkt spreker hier niets.
De heer van Stralen juicht elk voorstel van het College,
dat te voorzien heeft in de behoefte aan werk, van harte toe,
maar het is hem niet onverschillig, op welke wijze zoo'n
voorstel wordt gedaan en welke bijzonderheden het bevat.
Het gaat hier om het in orde maken van een voetbalterrein,
waarvan een deel ter beschikking zal worden gesteld van
werkloozen-elftallen, wat spreker ook toejuicht, terwijl een
ander deel aan vereenigingen zal worden verhuurd. Spreker
heeft echter bezwaar tegen de laatste woorden van het
voorstel, n.l.:
„zulks bij wijze van werkverschaffing onder de gebruike
lijke voorwaarden en bepalingen."
omdat daaraan vastzit, dat voor de uitvoering van dit werk
zullen worden betaald de bekende lage loonen, die het Rijk
voorschrijft bij de uitvoering van dergelijke werken, waar
mede sprekers fractie zich niet kan vereenigen .Spreker stelt
dan ook voor die woorden te schrappen. Er bestaat geen
aanleiding om dit werk in werkverschaffing te doen uitvoeren,
te meer niet, omdat in dit voorstel zelf wordt medegedeeld,
dat het de bedoeling is, die terreinen voor f te verhuren;
dit is dus een object, waarvan niet gezegd kan worden, dat
het geheel doelloos is; het zal waarschijnlijk geld opbrengen.
Onder die omstandigheden acht spreker geen aanleiding
aanwezig om het in orde brengen van dit terrein te doen ge
schieden tegen te lage loonen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende
ment van den heer van Stralen luidende:
„Ondergeteekende stelt voor in het voorstel van B. en W.
te doen vervallen de woorden: „zulks bij wijze van werk
verschaffing onder de gebruikelijke voorwaarden en be
palingen".
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Kuipers kan zich vereenigen met het voorstel om
deze terreinen ter beschikking te stellen van de verschillende
vereenigingen en ook van het crisis-comité, maar maakt een
bemerking op het rapport van den directeur van Gemeente
werken, hetwelk in de Leeskamer lag, waarin deze zegt:
„Ik acht het niet noodig de op de teekening aangegeven
kleedlokalen van gemeentewege te doen bouwen. Naar mijne
meening belmoren de huurders van de velden, zoo zij die
lokalen gewenscht achten, zelve voor de oprichting daarvan
te zorgen en die oprichting te bekostigen."
Daarmede is spreker het niet eens. De vereenigingen Fides
Pacta en Oosterkwartier, die de eerste 3 velden huren voor
tezamen 414.per jaar, kunnen en willen zelf voor kleed
lokalen zorgen; het vierde terrein zal worden verhuurd aan
het Crisis-comité voor de werkloozen en die hebben nu eenmaal
geen geld voor een kleedlokaal daar de meesten hunner geen
steunuitkeering hebben ontvangen.
De heer Splinter wijst er op, dat het thans alleen gaat
over het aanleggen van voetbalvelden en dat de verhuring
later aan de orde komt.
De heer Kuipers antwoordt, dat hij wil aantoonen, dat er
geen enkel voetbalterrein is, waar men niet een kleedlokaal
aantreft. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat op elk
voetbalterrein een dergelijke gelegenheid aanwezig is, maar
de Directeur van Gemeentewerken schrijft, dat geen voor
stel is te verwachten om van gemeentewege kleedkamers te
bouwen en dat de vereenigingen daar zelf voor moeten zorgen.
De genoemde twee vereenigingen zullen daartegen geen
bezwaar hebben, maar er zijn ook een twaalftal elftallen van
werkloozen en die hebben geen geld, zoodat voor die menschen
de gemeente kleedgelegenheden zal moeten inrichten.
Spreker dient in dien zin een voorstel in.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Kuipers, luidende: