VRIJDAG 28 APRIL 1933.
279
Pracadvics op adres van O.S.P. i.z. gas- en eleetr. tarieven,
(van Weizen e.a.)
Spreker hoort daar zeggen, dat ook zijn partij weieens
adresseert aan den Raad, maar het groote verschil zit hierin,
dat, wanneer de communistische partij een adres zendt aan
den Raad, zij mede door buiten-parlementaire actie tracht
de arbeiders in beweging te brengen en aan dezen het in
zicht bij te brengen, dat de kapitalistische maatschappij
alleen terugwijkt voor de macht, welke op een bepaald moment
door een bepaalde klasse kan worden uitgeoefend. Het
zenden van een adres als de O.S.P. hier heeft gedaan, ver
liest alle beteekenis, indien niet in de arbeidersklasse tegelijk
een krachtige actie wordt gevoerd voor het principe, in dat
adres neergelegd.
Spreker gaat accoord met hetgeen de O.S.P. wenscht.
Hij is er voor, dat aan hen, die een inkomen hebben beneden
de 25.per week, gas en electriciteit tegen den kostprijs
worden verstrekt en dat een progressie wordt geheven naar
gelang van de financieele draagkracht. Hij kan de argu
menten, door den heer Goslinga ten deze gebezigd, niet
beamen. Hij kan niet toegeven, dat het onmogelijk zou zijn
maandelijks de inkomsten van bepaalde gezinnen te schatten
en vast te stellen. Voor de arbeidersgezinnen kan men dat
zeer zeker wel en wanneer het voor de gezinnen der be
zittende klasse niet mogelijk wordt geacht, beteekent dit
doodeenvoudig, dat de heer Goslinga uit den weg gaat voor
het feit, dat de bezittende klasse er door getroffen zou worden,
indien de O.S.P. haar zin kreeg.
Het argurhent betreffende den administratie ven romp
slomp, welke er door veroorzaakt zou worden, lijkt spreker
niet voldoende steekhoudend. In de practijk is meermalen
gebleken dat, als het ging om de behartiging van belangen
van de bourgeoisie, men zich niet ontzag de noodige admini
stratie toe te passen.
Spreker zal dus stemmen vóór inwilliging van dit verzoek
van de O.S.P.
De heer van Eek is het volmaakt onverschillig, van welke
zijde een voorstel komt of iets in overweging wordt ge
geven; hij beoordeelt alle zaken eenvoudig naar den inhoud.
Op het oogenblik is men, wat betreft de verbetering van de
positie der werkloozen, aan het einde van zijn Latijn; de
sociaal-democraten hebben allerlei voorstellen ingediend
de Raad heeft ze gedeeltelijk verworpen; de Minister heeft
ze verder afgewezen; de heer Goslinga heeft gezegd: wat
de Raad ook voorstelt en doet voor de positie der werk
loozen, de Regeering wil daarin geen verandering brengen.
In dit opzicht kan de Raad niets meer doen, maar nu doet
dit adres van de O.S.P. tenminste iets aan de hand, waar
tegen de Regeering geen bezwaar kan maken. Dit geldt nu
niet het steunen speciaal van werkloozen, al zullen velen
daarvan er onder vallen, maar van hen, die beschikken over
weinig inkomsten; men moet alles doen om juist hun positie
te verbeteren en te verlichten; daartoe is dit een ontzaglijk
mooie gelegenheid.
De heer Goslinga voert daartegen allereerst aan het be
zwaar van den administratieven rompslomp. Spreker begrijpt
niet, dat is hij met den heer van Weizen eens, dat als men
van de deugdelijkheid van het verzoek overtuigd is, dit
administratieve bezwaar overwegend zal zijn; in plaats van
op één maand, zou men den termijn op 2 maanden kunnen
stellen; die bezwaren zijn te overwinnen, indien men het
voorstel inderdaad van belang acht.
Het tweede bezwaar is, dat men dien kleinen verbruikers
eigenlijk al voor te geringen prijs levert; die brengen zoo
veel kosten mee, dat wanneer men hun den kostprijs in
rekening bracht, deze waarschijnlijk tenslotte vrij hoog zou
moeten zijn. Dat heeft spreker ook niet bedoeld; hij bedoelt
niet een individueelen kostprijs, maar een, die de fabriek
berekent, wanneer zij haar begrooting sluitend maakt,
wanneer zij zooveel winst wenscht te maken als waaraan
de gemeente behoefte heeft. Men kan toch vooruit berekenen,
hoeveel winst behaald wordt op eiken M3. gas. Men kan dus
in het algemeen een kostprijs berekenen, waarin dus ver
waarloosd is de winst; aldus wil spreker het adres opgevat
zien. Het gaat niet aan, dat de gemeente, die in dit opzicht
een sociale taak heeft te vervullen, op de levering van die
artikelen van noodzakelijk levensonderhoud aan gezinnen
met dergelijke kleine inkomens ook nog winst behaalt. Dat
is de bedoeling van sprekers voorstel en wanneer de Raad
inderdaad van het belang daarvan overtuigd is, dan zijn de
bezwaren daartegen te overwinnen.
Het voorstel van den heer van Eek wordt verworpen met
18 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van Tol, van Eecke, Splinter,
Goslinga, Romijn, van Rosmalen, de Reede, Eikerbout,
Praeadvies op adres van O.S.P. i.z. gas- en eleetr. tarievene.a.
(van Eek e.a.)
Bergers, Wilbrink, Donders, Wilmer, Tepe, Bosman, Beeken
kamp, van Es, Coster en van der Reijden.
Vóór stemmen: de heeren Vos, Kooistra, Yerweij, me
vrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Weizen, Schüller,
Koole, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren Vallentgoed, Kuipers en van Stralen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heeren Meijnen en Manders waren bij de behandeling
van dit agendapunt niet aanwezig.)
XVIII. Praeadvies op het adres van de Buurthuurders-
vereeniging „De Kooi" in zake de afschaffing van de huur
voor binnenleidingen.
(Zie Ing. St. Xo. 90.)
De heer van Eek behoort tot de minderheid in de commissie
voor de lichtfabrieken, die er voorstandster van is, den duur
van de betaling voor de binnenleidingen terug te brengen
van 15 tot 12 jaar.
De buurthuurdersvereeniging brengt in haar adres 2 be
zwaren tegen die betaling in, allereerst dat ze per maand moet
geschieden; maandelijksche uitgaven drukken zwaar op
kleine inkomensmen kan beter iets per week betalen dan per
maand. Het tweede bezwaar is, dat de termijn van 15 jaren
toch wel zeer lang is. De meerderheid der Commissie voor de
lichtfabrieken nu voert daartegen aan, dat feitelijk die binnen
leidingen aan de fabriek nog meer kosten dan er aan betaald
wordter wordt op gewezen, dat reeds een aanzienlijk bedrag
daarop is afgeschreven, n.l. op de binnenleidingen, aangelegd
in den zeer duren tijd, toen de materialen moeilijk te ver
krijgen waren. Spreker ontkent dit niet, maar men moet ook
in aanmerking nemen, dat in de jaren vóór 1925 het bedrag
1-1 X zoo groot was; met andere woorden, zij die 12 jaar
hebben gestort, hebben feitelijk 14 jaar betaald; hebben zij
15 jaar betaald, dan was dit feitelijk 17 jaar. Er is toch wel
een zekere billijkheidsgrond om dit terug te brengen tot 12
jaar. Zeker, het kost de fabriek een offer, maar deze heeft
een sociale taak te vervullen en dit offer is volkomen gerecht
vaardigd. In het algemeen worden die binnenleidingen niet
meer door de fabriek aangelegd, maar door de bouwver-
eenigingen zelfdeze zaak sterft dus grootendeels uit. Spreker
is er dus voor den termijn terug te brengen van 15 tot 12 jaar,
omdat practisch men reeds 15 jaar gestort heeft en dus veel
langer zou moeten betalen. Spreker is vóór inwilliging van
het adres en dus tegen het afwijzend praeadvies van Burge
meester en Wethouders.
De heer Goslinga zegt, dat de heer van Eek en hij reeds
meermalen ten opzichte van deze aangelegenheid de degens
hebben gekruist, ook in de Commissie voor de lichtfabrieken.
In 1930 is een voorstel behandeld om den tijd, waarover
huur moet worden betaald, terug te brengen tot 10 jaar; dat
kon geen meerderheid vinden en is dan ook niet in den Raad
gekomen. Thans is aanhangig een adres van de Buurthuurders
vereeniging, welke gebaat is, indien de tijd tot 12 jaar wordt
teruggebracht. Kaar het gevoelen van de Commissie voor de
lichtfabrieken en van Burgemeester en Wethouders is er
geen aanleiding dat te doen. Die leidingen zijn gelegd en in
huur gegeven; er is een soort contract gemaakt en dit moet
worden afgewerkt. Dat contract wordt gesloten ten opzichte
van bepaalde woningen, niet ten opzichte van bepaalde
bewoners. Er zijn menschen, die er 7 jaar in hebben gewoond
en 7 jaar hebben betaald; anderen hebben er 5 jaar in gewoond
en 5 jaar betaaldweer anderen wonen er een jaar in en hebben
één jaar betaald, maar er zijn ook menschen, die er 12 jaar in
wonen en 12 jaar hebben betaald. Staat men het verzoek toe,
dan moet men dat niet alleen doen voor de menschen, die in
"De Kooi" wonen, maar voor allen en dan deelt men cadeau
tjes uit. Het heeft met de sociale taak van de fabrieken niets
te maken; het is het uitdeelen van 21.000.aan de toe
vallige bewoners van woningen met huurleidingen op dit
moment. Volgens den heer van Eek hebben de menschen
practisch 15 jaar betaald, maar dit is alleen juist voor degenen,
die er van het begin af aan in gewoond hebben. In de duizenden
woningen met huurleidingen is een voortdurende wisseling
van bewoners. Aan degenen, die er op dit oogenblik in wonen,
en aan hen, die er in de volgende 3 jaar in zullen komen wonen,
zou men dat cadeau bezorgen. Volgens den heer van Eek is
het een offer voor de lichtfabrieken, maar spreker zou het een
offer voor de gemeente willen noemen. Men zou even goed
21.000.kunnen uitdeelen onder de menschen, die toe
vallig aan de Steenschuur voorbijkomen. Men zou dan niet