278
VRIJDAG 28 APRIL 1933.
Classificatie der gemeente i. z. gemeentefondsbelastinge.a.
(van Eek e.a.)
Tegen stemmen: de heeren Vos, Kooistra, Ver wei jme
vrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Weizen, Schüller,
Koole, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren Vallentgoed, Kuipers en van Stralen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop overeenkomstig
punt II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Tenslotte wordt zonder hoofdelijke stemming besloten,
het voorstel van den heer de Reede, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor niet over te gaan tot in
deeling van de gemeente in de tweede klasse van de ge
meentefondsbelasting.'
als afgedaan te beschouwen.
(De heeren Wilmer, Koole, Groeneveld, Tepe, Bosman,
Beekenkamp en van Es waren tijdens de beraadslaging over
dit agendapunt ter vergadering gekomen.)
XVII. Praeadvies op het adres van de Af deeling Leiden
van de Onafhankelijke Socialistische Partij in zake wijziging
van de tarieven voor de levering van gas en electriciteit.
(Zie Ing. St. Ho. 89.)
De heer van Eek zegt, dat dit verzoek van de O.S.P. strekt
om eenerzijds den ingezetenen met minder dan 25.gezins
inkomsten gas en electriciteit te leveren tegen kostprijs, en
anderzijds om den ingezetenen met hooge inkomens gas en
electriciteit te leveren tegen veel hoogeren prijs, dus om in
zekeren zin deze beide artikelen progressief te berekenen.
In de Commissie voor de Lichtfabrieken heeft spreker zich
indertijd verklaard tegen dit verzoek, allereerst omdat hij
het ongewenscht achtte in dezen tijd den prijs van gas en
electriciteit te verhoogen; dit zou zeer bezwaarlijk zijn, omdat
dit, nu zoovelen gebukt gaan onder vermindering van in
komsten, tengevolge zou hebben vermindering van het debiet
van de Lichtfabrieken, terwijl het voor hen van groot belang
is, dat hun debiet op dezelfde hoogte blijftvoor een fabriek,
ingericht op een bepaalden omzet, zou achteruitgang van
het debiet zeer schadelijk zijn. Bovendien heeft indertijd
spreker een ander voorstel ingediend, om tegemoet te komen
aan de behoeften van de ingezetenen met laag inkomen, in
het bijzonder van de werkloozen, ter verstrekking van gas
en electriciteit tegen lager en prijs.
Nu echter intusschen dat voorstel van spreker verworpen
is en alle pogingen, öf van individueele Raadsleden öf van
den Raad zelf tot verbetering van de positie der werkloozen
door den Raad zijn verworpen of zijn afgestuit op bezwaren
van de Regeering, is onder deze omstandigheden de toestand
van menschen met geringe inkomsten bijzonder moeilijk.
Voor den Raad is het zelfs onmogelijk de positie der werk
loozen te verbeteren, omdat hij zich zelf heeft gebonden aan
de maatregelen van de Regeering.
Tegenover het eerste deel van het voorstel van de O.S.P.
staat spreker anders dan destijds in de Commissie voor de
Lichtfabrieken. Sprekers bezwaar geldt voornamelijk het
invoeren van een progressief tarief; hij gevoelt er zeer veel
voor om onder deze omstandigheden aan de ingezetenen
met zeer kleine inkomens gas en electriciteit tegen kostprijs
te leveren. In het algemeen is spreker tegenstander van het
behalen van winst op dergelijke artikelen, maar hij heeft
zeer overwegend bezwaar, die winst ook te behalen op levering
van die artikelen aan menschen, die feitelijk reeds tekort
komen. Voor dat deel van het voorstel van de O.S.P. gevoelt
spreker zeer veel; hij kan zich dus voorstellen dat een regeling
gemaakt wordt, waarbij de bestaande prijzen in het algemeen
behouden blijven, die hierop zijn gebaseerd, dat de fabriek
een zekere winst behaalt, maar waarbij dat deel van de prijzen,
dat de winst vormt, niet gelegd wordt op de levering van
gas en electriciteit aan menschen met weinig inkomen. Dit
komt dus grootendeels tegemoet en sluit grootendeels aan bij
het verzoek van de O.S.P.; alleen zou spreker willen laten
vervallen de invoering van een progressief tarief; dit geeft
zeer veel administratieve moeilijkheden en bovendien is hij
er tegen, dat de prijzen verhoogd worden. Hij wil den Raad
verzoeken aan Burgemeester en Wethouders te vragen een
regeling te ontwerpen, waarbij de prijzen van gas en elec
triciteit zoodanig worden vastgesteld, dat aan personen met
een gering inkomen gas en electriciteit tegen den kostprijs
worden geleverd en dient daartoe een voorstel in.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer van Eek, luidende
„De Raad verzoekt burgemeester en wethouders een tariefs-
Praeadvies op adres van O.S.P. i. z. gas- en electr.-tarieven.
(Voorzitter e a.)
regeling te ontwerpen voor de levering aan de ingezetenen
van gas en electriciteit, waaraan het beginsel ten grondslag
ligt, dat aan gezinshoofden met een gezinsinkomen beneden
25 per week gas en electriciteit worden geleverd tegen
kostprijs."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Goslinga behoeft niet veel aan te voeren ter be
strijding van het voorstel van de O.S.P. Die partij heeft aan
verschillende gemeenten geadresseerd, want telkens duiken
er berichten op, dat een dergelijk adres in andere gemeenten
is behandeld. In den Haag en Zwolle is er afwijzend op be
schikt, niet alleen om de bezwaren, welke er tegen aan te
voeren zijn, maar ook om de practische onuitvoerbaarheid,
omdat het onmogelijk is de financieele draagkracht van de
gezinnen van maand tot maand te bepalen. Hetzelfde bezwaar
heeft spreker tegen het voorstel van den heer van Eek, die
het eerste gedeelte van het voorstel van de O.S.P., strekkende
om een tarief te ontwerpen, waaraan als beginsel ten grond
slag ligt, dat aan alle gezinshoofden met gezinsinkomens
beneden 25.per week gas en electriciteit geleverd wordt
tegen den kostenden prijs, overneemt. Dit schept de nood
zakelijkheid voor het gemeentebestuur of voor de Licht
fabrieken om telkenmale de gezinsinkomsten van een aantal
afnemers vast te stellen, hetgeen een grooten administra
tieven rompslomp met zich zou brengen. Maar het hoofd
bezwaar tegen het voorstel van den heer van Eek en dat
van de O.S.P. is, dat het hier geldt de categorie van afnemers,
op wie reeds wordt toegelegd. Indien aan die menschen tegen
kostprijs moest worden geleverd, zouden zij veel meer moeten
betalen. In hetgeen zij hebben te betalen, zit aansluitings-
recht voor zooveel M3 gas en zooveel K.W.LT. Het is een feit,
dat er duizenden kleine aansluitingen zijn, waarop verloren
wordt, hetgeen wordt goed gemaakt door de inkomsten uit
de aansluitingen van de grootere verbruikers.
Dit bezwaar brengen ook Burgemeester en Wethouders
van den Haag in hun desbetreffend praeadvies naar voren.
Zij zeggen het volgende:
„Wat nu de beide Lichtfabrieken betreft, is bij de be
spreking in de Commissie van Bijstand speciaal de factor
naar voren gekomen van de samenstelling van het gezin.
Er werd in het bijzonder aangedrongen op tegemoetkoming
voor de groote gezinnen met geringe financieele draagkracht.
Wat het denkbeeld van de motie in het algemeen betreft,
wijzen Burgemeester en Wethouders er op, dat uit den aard
der zaak de minst draagkrachtigen in den regel juist de
kleinere gas- en stroomverbruikers zijn. Deze categorie heeft
intusschen door hare talrijkheid op de financieele uitkomsten
van het bedrijf een grooten invloed. Hu is het een bekend
feit, dat de algemeene bedrijfskosten per verbruiker vrijwel
onafhankelijk zijn van de grootte der levering en daardoor
iemand met klein verbruik voor zich die kosten niet goed
maakt, zoodat naar de huidige tarieven op die kleinere ver
bruikers verlies wordt geleden, hetgeen in zich sluit, dat zij
reeds boven anderen bevoorrecht worden. Hierin nog verder
te gaan, zou zeer vèr strekkende financieele gevolgen hebben.
Burgemeester en Wethouders meenen dan ook, dat het zaak
is, aan de strikt commercieele bedrijfsvoering en tarieven
politiek te blijven vasthouden. Men mag ook niet voorbijzien,
dat deze bedrijven geen volstrekte monopolies bezitten, en
dat het dus noodig is, met de tarieven concurreerend te
blijven, opdat men de grootere afnemers, die het bedrijf
loonend maken, niet verlieze."
Dit klopt volkomen met de gegevens van de Leidsche
fabrieken, zoodat, als men het voorstel van den heer van
Eek a la lettre nam, de betrokken afnemers er slechter van
zouden worden.
Verder is de zaak bij de begrooting voldoende behandeld.
De Raad heeft zich onomwonden uitgesproken tegen het
denkbeeld van den heer van Eek om de Lichtfabrieken te
gebruiken als een hulpmiddel ter bestrijding van de gevolgen
der werkloosheid. Tegen die beslissing kan men niet inciden
teel gaan ageeren, zoodat noch het voorstel van den heer
van Eek noch dat van de O.S.P. kan worden aangenomen.
De heer van Weizen meent, dat de wijze, waarop de O.S.P.
in bepaald opzicht voor dergelijke eischen aan den Raad
adresseert, niet getuigt van het zien van de noodzakelijkheid
om, willen dergelijke dingen verwezenlijkt kunnen worden, in
de eerste plaats daarvoor de arbeidersklasse in beweging te
brengen. Deze vorm van parlementaire actie, welken de
O.S.P. toepast, lijkt spreker het wekken van illusies, alsof
door het zenden van een adres aan den Gemeenteraad in dit
opzicht bepaalde resultaten bereikt kunnen worden.