MAANDAG 3 APEIL 1933. 259
Verkoop bouwgrond aan F. J. Libot; e.a.
(Beekenkamp e.a.)
X. Voorstel tot verkoop van een gedeelte bouwterrein aan
de van den Brandelerkade, hoek Thorbeckestraat,' kad. be
kend gemeente Leiden, Sectie M. No. 4912 (ged.) aan F. J.
Libot.
(Zie Ing. St. No. 69.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(Ook de heeren Bosman en Koole waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
XI. Praeadvies op het verzoek van de Afd. Leiden e.o. van
de Ned. Banketbakkersvereeniging om ontheffing van de be
palingen van de Winkelsluitingswet voor Zondag 16 April
(eerste Paasclidag).
(Zie Ing. St. No. 70.)
De heer Beekenkamp gaat gaarne accoord met het afwijzend
praeadvies; dit adres is evenwel gericht aan het College èn aan
den Raad. Het College als zoodanig heeft echter geen bevoegd
heid om ontheffing te verleenen van de winkelsluitingswet
voor Zondag 16 April, Eersten Paaschdag. Immers, volgens
art. 9, 5de lid dier wet kan het College alleen ontheffing ver
leenen voor plotseling opkomende bijzondere omstandig
heden. Welnu, dat geval doet zich hier niet voor; men heeft
reeds jaren geleden kunnen uitrekenen, dat 1ste Paaschdag in
1933 zou vallen op 16 April; er is dus geen sprake van plot
seling opkomende omstandigheden; het College zou derhalve
hieraan geen bevoegdheid kunnen ontleenen tot het verleenen
van ontheffing. Adressante vraagt alzoo het onmogelijke van
het College; spreker geeft het College in overweging om in
zijn antwoord adressante daarop te wijzen, dat haar verzoek
aan het College in deze niet ontvankelijk is.
De Raad heeft die bevoegdheid wel; hij kan immers 21
dagen aanwijzen, waarop de bepalingen der Winkelsluitings
wet niet zullen gelden.
Voor spreker is geen enkele reden aanwezig zich tegen het
afwijzend praeadvies van het College te verzetten; de banket
bakkers kunnen wel genoegen nemen met de 4 uren, gedurende
welke zij des Zondags volgens de wet hun winkels geopend
mogen hebben.
Tevens informeert spreker hoe het staat met de goed
keuring van de verordening op de winkelsluiting, eenige
maanden geleden door den Raad aangenomen; spreker ver
moedt, dat vele middenstanders met groote belangstelling
afwachten hoe het daarmede gaat. Men leeft nu in Leiden
bijna een jaar zonder verordening op de winkelsluiting; men
kan zeggen: het gaat goed zoo. Op bepaalde punten, speciaal
inzake de regelingen van de Zondagssluiting, is eenige meerdere
vastheid gewenscht. Daarom zou spreker er prijs op stellen
wanneer de Voorzitter hier eenige mededeelingen wilde doen,
hoe deze zaak staat.
Spreker heeft destijds ernstige bezwaren ontwikkeld tegen
de verordening op de winkelsluiting en het vermoeden uitge
sproken en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
geprofeteerd, dat de Kroon aan die verordening haar goed
keuring zou onthouden. Spreker ziet dus met eenige belang
stelling tegemoet, of die profetie van hem inderdaad zal uit
komen.
De heer Bergers kan zich met het praeadvies van Burgemees
ter en Wethouders vereenigen, al is het niet wettelijk volgens
den heer Beekenkamp. Er zijn te Leiden drie middenstands-
vereenigingen, de neutrale, de christelijke en de Hanze en nu
frappeert het spreker, dat de neutrale vereeniging wederom
met eenzelfde verzoek komt. Hij stelt de vraag, of dan de
middenstandscentrale voor niets is opgericht. De bedoeling
is geweest, dat zij den geheelen middenstand zou omvatten
en het centrale punt zou vormen, vanwaar requesten zouden
uitgaan. Wil een der middenstandsvereenigingen daarvan
geen gebruik maken en zelf een verzoek indienen, dan zal
spreker zich ten sterkste tegen inwilliging van een dergelijk
verzoek verzetten.
De Voorzitter zegt, dat dit voorstel van Burgemeester en
Wethouders niet veel bestrijding heeft ondervonden. Zijns
inziens is er ook niet veel over te zeggen. Aan den heer Beeken
kamp antwoordt hij, dat hij geen aanleiding vindt om re-
questranten op hun dwaling te wijzen; zij zullen vanavond of
morgen wel in de courant lezen wat over dit praeadvies is
gezegd en dan zijn zij voldoende ingelicht. Waarschijnlijk
hebben die heeren de grootst mogelijke zekerheid willen hebben
en daarom, niet wetende of in deze de bevoegdheid bij den
Raad dan wel bij Burgemeester en Wethouders was, hun ver
zoek tot beide colleges gericht.
Praeadvies i. z. ontheffing Winkelsluitingswet e a.
(Voorzitter e.a.)
Wat betreft de vraag van den heer Beekenkamp, hoe het
staat met de verordening op de Winkelsluiting, welke door
den Raad is aangenomen, deelt spreker mede, dat bij het Col
lege een brief is ingekomen van Gedeputeerde Staten, bevat
tende tal van opmerkingen betreffende de verordening, die
van de zijde van het Ministerie van Justitie zijn gemaakt en
die nader onder het oog behooren te worden gezien. Er is nog
geen goed- of afkeuring van de verordening gekomen, maar
Burgemeester en Wethouders hopen er mede voort te schrij
den en zij zullen niet nalaten den heer Beekenkamp en de
overige leden van den Raad op de hoogte te houden van den
stand van zaken.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de herstelling en gedeeltelijke vernieuwing van de Viseh-
brug.
(Zie Ing. St. No. 71.)
De heer Bergers heeft tot zijn genoegen gezien, dat men
aan het werk is en tamelijk vlug werkt, maar hij zou willen
vragen of, als zich weer zulk een karwei voordoet, waarvan de
omwonende winkeliers tengevolge van de stremming der
passage zooveel schade ondervinden, niet te voren alle be
rekeningen kunnen worden gemaakt en alle maatregelen ge
nomen, waardoor een stagnatie, als dezen keer is ingetreden,
kan worden voorkomen of tenminste verkort en de winkeliers
spoediger van dien last en die schade verlost zijn.
De heer Wilbrink wil, al vindt ook hij het voor de menschen
in de omgeving vervelend, dat die toestand daar iets langer
moet duren, toch een opmerking maken over de herstelling
van deze brug.
Hij vraagt of het, nu een zoo groote herstelling moet plaats
hebben, niet gewenscht is, dat de brug tegelijk wordt ver
laagd, omdat de afrit naar de Maarsmanssteeg vrij steil is.
Waar de bogen moeten worden vernieuwd, is het mogelijk
de brug zoo te verleggen, dat men een schuinen afloop krijgt
van af de Hoogstraat, waardoor de afrit naar de Maarsmans
steeg in de tegenovergestelde richting aanmerkelijk verbeterd
zou worden. De Hoogstraat ligt hoog, maar de kruin van de
brug ligt nog iets liooger. Die kruin zou kunnen vervallen en
aan het eind van de huizen zou practisch de helling naar de
Aalmarkt en naar de Maarsmanssteeg kunnen beginnen. De
bogen zouden geheel moeten verdwijnen en dan zou men door
het leggen van zware binten op de fundeering en op de muren
de brug betrekkelijk goedkoop kunnen verbeteren.
De heer Scliiiller betwist de juistheid van de laatste op
merking van den heer Wilbrink, als zou betrekkelijk goedkoop
zijn denkbeeld zijn te verwezenlijken. De heer Wilbrink gaat
blijkbaar van de gedachte uit, dat beide bogen hersteld worden.
Er wordt er echter maar één hersteld, die in slechten toestand
verkeert, niet de tweede. De situatie daar is zoodanig, dat
het denkbeeld van den heer Wilbrink niet zoo maar zonder
meer uitgevoerd kan worden. Men kan gemakkelijk zeggen„ik
maak de kruin van de brug gelijk met de Hoogstraat en ik laat
haar schuin afloopen naar de Maarsmanssteeg" daaraan zitten
echter heel wat technische moeilijkheden vast; er is geen
sprake van, dat men met het kleine bedrag, dat nu uitgetrok
ken wordt, kan toekomen. Zoolang men geen geheel anderen
overgang voorstelt, doet men beter dit voorstel aan te nemen
dan een geheel gewijzigd plan voor de Vischbrug te ontwer
pen. Spreker is nog steeds van meening, dat beter een overgang
van Stillen Rijn naar Aalmarkt gemaakt kan worden dan
dat deze brug in een geheel nieuwen vorm hersteld zou worden.
De heer Splinter heeft met genoegen van den heer Bergers
gehoord, dat deze er zijn instemming mede betuigt, dat met
het werk reeds is aangevangen. Meer spoed betrachten was niet
mogelijkoorspronkelijk dacht men, dat het een eenvoudige her
stelling betrof, maar bij nader onderzoek bleek, dat een gewelf
vernieuwd moest worden, zoodat met de werkzaamheden niet
eerder kon worden aangevangen.
Ten aanzien van de opmerkingen van den heer Wilbrink
kan spreker zich gedeeltelijk aansluiten bij den heer Schüller
het betreft hier slechts één overspanning. De heer Wilbrink
betoogt, dat het zoo'n eenvoudige verandering zou zijn; wan
neer men deed, wat de heer Wilbrink gaarne zou zien, zou
men komen tot het maken van een geheel nieuwe brug, waar
van de kosten zeer hoog zijn. Dit is een vraagstuk op zich zelf,
waarop spreker nu niet ingaat. Daar de brug in den bestaanden
toestand direct gevaar opleverde, heeft het College besloten
met het herstellingswerk een aanvang te maken.