WOENSDAG 8 MAAET 1933. 251 Gemeentebegrooting Uitgaven. (Braggaarde Does e.a.) van de zijde van Burgemeester en Wethouders zoo halsstarrig vasthoudt aan het kostenbezwaar, waar het hier gaat om het scheppen van een betere bewaarplaats voor kleine kinderen, wat absoluut noodzakelijk is. De bestaande inrichting is geheel onvoldoende. De heer Goslinga brengt onder de aandacht van mevrouw Braggaar, dat, waar men tengevolge van de financieele om standigheden verschillende subsidies, verband houdend met de bevordering van de volksgezondheid, heeft moeten ver minderen, bij het College bezwaar bestaat op het terrein, door haar besproken, de gemeentelijke bemoeiing uit te zetten. Bij de Algemeene Beschouwingen over de begrooting hebben Burgemeester en Wethouders uiteengezet, waarom naar hun meening in dezen tijd de overheidsbemoeiing moet worden beperkt en niet mag worden uitgebreid, en als mevrouw Braggaar nu toch een voorstel doet om de gemeentelijke be moeiing uit te breiden met een geheel nieuwe instelling, is het geen wonder, dat vanwege het College daartegen bezwaar rijst. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat het College dan uit financieele overwegingen in dezen moeilijken tijd de ge meentelijke bemoeiing niet verder uit wil strekken, maar weet de Wethouder wel, dat door het samenhokken van kinderen het besmettings- en ziektegevaar grooter wordt? De heer Goslinga zegt, dat die gevaren nog grooter worden als er een gemeentelijke crèche bijkomt. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de heer Goslinga niet zoo naïef moet doen en het niet belachelijk moet voor stellen. Bij een tweede gemeentelijke crèche kan het aantal kinderen per crèche gehalveerd worden. Door vele kinderen bij elkaar te brengen ontstaat een besmettingshaard; waar die kinderen over het algemeen komen uit de gezinnen der minstbedeelden, komt ziekte van hen voor rekening van de gemeente. Daarom kan stichting van een tweede crèche een voorbehoedmiddel zijn tegen meerdere uitgaven voor de ge meente. Het voorstel van mevrouw Braggaarde Does (Nr. 30) wordt verworpen met 20 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de Beede, Huurman, Meijnen, Coster, Vos, van Tol, Beeken kamp, van Eecke, Eikerbout, van der Eeijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Eomijn, Manders, Donders en Bergers. Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heer van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Schüller en Kooistra. (De heeren van Es, Yerweij, Simonis en van Eosmalen waren bij deze stemming niet aanwezig.) Volgnr. 578 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 579 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 580 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Zita-Vereeniging, afdeeling Margarita van Cortonastichting, van een subsidie voor 1933 van ten hoogste 1.000.op den bestaanden voet, volgens het overgelegde ontwerp besluit. Volgnr. 580 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 581 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten tot toekenning aan de Vereeniging „Christe lijke Jeugdhulp" van een subsidie voor 1933 van ten hoogste 500.op den bestaanden voet volgens het overgelegde ontwerp besluit. De volgnrs. 581 tot en met 583 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 584, luidende: Subsidie ten behoeve van de Stedelijke Werkinrichting 14.340. waarbij tevens aan de orde komen: het voorstel van den heer van Stralen, (Nr. 46) luidende: „De Eaad besluit Burgemeester en Wethouders opdracht te geven uiterlijk binnen één jaar voorstellen inzake de reorganisatie van de Stedelijke Werkinrichting bij den Eaad in te dienen.", Gemeentebegrooting Uitgaven. (Voorzitter e.a.) en het voorstel van den heer Knuttel, (Nr. 6) luidende: „Ondergeteekende stelt voor te besluiten tot opheffing van de Gemeentelijke Werkinrichting." De Voorzitter zegt, dat een gelijkluidend voorstel van den heer Knuttel in handen van Burgemeester en Wethouders is gesteld om praeadvies. Wil de heer Knuttel nu zijn voorstel intrekken? De heer Knuttel acht de nadeelen van de Werkinrichting, zoowel voor de betrokkenen wegens het onmenschwaardig bestaan, dat zij daar leiden, alsook als loondrukkend instituut te groot en heeft te weinig vertrouwen in de mogelijkheid daarvan nog iets in het belang van de arbeidersklasse te maken, om zijn voorstel nog langer in praeadvies te geven. Spreker wenscht daarover geen praeadvies meer af te wachten. De heer van Stralen zou zijn voorstel het eerst in stemming gebracht willen zienals het verworpen wordt, zijn de sociaal democraten voornemens vóór het voorstel-Knuttel te stemmen. De Voorzitter zegt, dat het voorstel-Knuttel van de verste strekking is en als zoodanig het eerst in stemming komt. De heer Knuttel zou dan zijn voorstel wel willen toelichten. Spreker zal vóór het voorstel-van Stralen stemmen, niet om dat hij er eenig voordeel in ziet, maar omdat hij vermoedt, dat zijn eigen voorstel verworpen zal worden en omdat de toe stand er niet slechter van worden kan. De Voorzitter zegt, dat de heer Knuttel zijn voorstel reeds toegelicht heeft. De heer van Stralen wil er toch nog iets van zeggen. Een voorstel van spreker, Burgemeester en Wethouders uitnoo- digende met reorganisatieplannen te komen, dat 3 jaar oud is, heeft het College 2 jaar lang laten liggen en er niets aan gedaan verleden jaar, toen de heer Knuttel voorstelde opheffing van de Werkinrichting, heeft het College toegezegd zich in ver binding te zullen stellen met het bestuur van de Werkin richting, wat trouwens ook gebeurd is. Na ontvangst van dien brief van het College is het bestuur bijeen geweest, heeft het dit schrijven besproken en heeft het zich inderdaad voor genomen aan die reorganisatie te gaan werken. Op sprekers voorstel is toen besloten een onderzoek in te stellen naar werkinrichtingen in verschillende andere gemeenten. Deze zaak is evenwel sterk getraineerd. Natuurlijk is wel juist, zooals bij de Algemeene Beschouwingen is gezegd, dat spreker als bestuurslid daarop invloed hadspreker heeft dien invloed ook aangewend, maar toch heeft dit geen resultaat gehad. Bovendien heeft het bestuur de uitvoering van dat besluit niet op de gewenschte wijze voorbereid; eerst op 8 November is een bezoek gebracht aan de werkinrichting te Delft; het bestuur was vol lof daarover; besloten is de andere bestuurs leden ook een onderzoek daar te doen instellen; daarvan is tot heden niets gekomen wegens de geringe activiteit van het dagelijksch bestuur der Werkinrichting, dat wel heeft toege zegd dit met zoo groot mogelijken spoed te zullen voor bereiden, maar dat daarin toch nalatig is gebleven. De toestand daar kan niet zoo blijven; de klachten ver minderen niet, maar worden sterker; er is weinig werk, soms in het geheel geen, waardoor de menschen niet kunnen ver dienen en den geheelen dag in dat gebouw rondhangen, zonder vrijheid te krijgen zich op straat te begeven. Er zijn klachten over de behandeling door den directeur, over onvoldoende verlichting van het lokaal, wanneer er des avonds gewerkt moet worden. Om al die dingen is verandering noodzakelijk. Het College heeft verleden jaar bij monde van den Voorzitter toegegeven, dat reorganisatie noodzakelijk en gewenscht is, maar als het altijd bij wenschelijkheden blijft komt men er niet. Spreker heeft reeds meer gezegd: het bestaan op dit moment van de Werkinrichting is een schande voor Leiden daarin moet beslist verandering komen. Wanneer dit spoedig zou komen, zou dit voor de sociaal-democraten de eenige reden zijn om nog te blijven tegen het voorstel tot opheffing; komt er echter geen behoorlijke reorganisatie van die inrich ting, dan gevoelt spreker er niet voor, haar te laten bestaan. Daarom heeft spreker voorgesteld het College op te dragen binnen een jaar voorstellen tot reorganisatie in te dienen; spreker heeft den termijn ruim genoeg gesteld om het College gelegenheid te geven zich in verbinding te stellen met het bestuur van de Werkinrichting en om dit in de gelegenheid te stellen plannen in te dienenlanger uitstel is echter absoluut niet gemotiveerd; dan moet het uit zijn. Spreker hoopt, dat de Eaad dit voorstel zal aannemen, waardoor zekerheid zal worden verkregen, dat deze zaak het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 9