250 WOENSDAG 8 MAAET 1933. Gemeentebegrooting Uitgaven. (Splinter e.a.) De beer Splinter ontkent dit; dit is eigendom van de firma Bink. Mevrouw de Clerde Bruijn doet bet genoegen, dat de Wethouder bet door haar gevraagde in overweging wil nemen, maar hoopt dat hij, waar dit overwegen in het algemeen zoo lang duurt, spoed zal betrachten. Men moet speciaal in een arbeidersbuurt wonen om te weten hoe lastig de jeugd van 14 tot 18 jaar het het publiek en den bewoners kan maken des avonds b.v. met voetballen; legio ruiten worden ingegooid. De heer Splinter zegt, dat er toch pas een kinderspeeltuin is gekomen. Mevrouw de Clerde Bruijn zegt, dat die jongens daar niet mogen komen; bovendien mag daar des avonds na 7 uur niemand meer op, hetgeen vooral in den zomer met de lange avonden zeer vroeg is; verandering hierin zou de straat schenderij zeer beperken. Spreekster weet wel, dat de vereeniging „Westerkwartier" geen toezegging heeft gehad, maar in elk geval staat de noodzakelijkheid om het dichter bij de bevolkte buurt te brengen vast. Ook de pompinstallatie is absoluut niet in orde, doch geheel kapot; het water moet met een karretje naar het speelterrein worden gebracht; onderweg verliest men de helft. Doordat de gemeente dat speelterrein aan die vereeniging overgedragen heeft, is zij ook van alle kosten af. De heer Splinter zegt, dat het bestuur toch zeer in zijn schik was toen het het tegenwoordige terrein kreeg en nu het dit een paar jaar heeft, wil het al weer verplaatsing. Mevrouw de Clerde Bruijn hoopt, dat dit niet al te lang zal duren. Het terrein is er toch voor beschikbaar. In de Kooi is het speelterrein toch ook aangebracht zonder dat de wo ningen er waren. De heer Splinter zegt, dat daar de straten reeds waren aangelegd. Hier moeten de straten eerst aangelegd worden; anders moet bij het bouwen van de woningen de straat weer opgebroken worden. De heer Kuipers is ook niet tevreden over het antwoord van den Wethouder. Deze gebruikte de uitdrukking: over niet te langen tijd; dat is zeer rekbaar; dat kan 3 jaar duren. Spreker zou gaarne de toezegging hebben, dat het zeer kort zal duren. De heer Splinter kan die toezegging doen. Deze zaak is pas bij het College aanhangig. Spreker weet niet of het College gedwongen zal zijn wegens financieele omstandigheden van het voornemen af te zien. Hoe kort geleden heeft de heer Kuipers dit verzoek niet gedaan? De heer Kuipers zegt nu: het vorige jaar, maar de Directeur der Gemeentewerken moet zoo'n zaak bezien en vindt de heer Kuipers het dan zoo erg, dat nu al, in Maart dus, het plan bij het College is ingekomen? Yolgnr. 549 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 550 tot en met 573 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 574 wordt de begrooting van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor 1933 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 574 tot en met 577 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 578, luidende: „Subsidie aan de „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen te Leiden1-000. waarbij tevens aan de orde komt het voorstel van mevrouw Braggaarde Does, (No. 30), luidende: „Ondergeteekende stelt voor, over te gaan tot oprichting van een gemeentelijke crèche." Mevrouw Braggaarde Does wijst er op, dat de richting, waarin de maatschappij zich ontwikkelt, al meer en meer de vrouw dwingt haar arbeid buitenshuis te zoeken. In gewone tijden was dat al zoo, thans wordt het in toenemende mate het geval. De vrouw doet dat niet, omdat zij zoo gaarne Gemeentebegrooting Uitgaven. (Braggaarde Does e.a.) van haar gezin af is, integendeel, de nood dwingt haar er in vele gevallen toe. Het is noodig, dat de vrouw, die buitenshuis haar brood gaat verdienen, weet waar zij haar kind ter verzorging kan brengen. Er is wel een dergelijke inrichting, maar die kan men niet een goede noemen. Dr. Putto en Dr. Horst hebben verklaard, dat zij de verantwoordelijkheid voor hetgeen daar geschiedt niet kunnen dragen en hun naam er ook niet voor willen leenen, omdat de inrichting absoluut onvoldoende is; zij is te klein, er is te weinig personeel, de salarieering is te laag en de werktijden zijn te lang. Het Bestuur werkt met een tekort aan middelen; het doet wat het kan, maar het is niet in staat aan zijn verplichtingen te voldoen. Dat het Bestuur alles doet wat in zijn vermogen is, blijkt hier uit, dat het verleden jaar uit eigen middelen toiletten en een badinrichting heeft laten maken. Men moge dat goed noemen, een gezonden toestand kan spreekster het niet vinden. In de courant van 4 Maart j.l. trof spreekster het jaarverslag der Vereeniging over 1932 aan; daarin las zij het volgende: „Komt er geen keer ten goede, dan zal de kinderbewaar plaats binnen zekeren tijd opgeheven moeten worden. Dat dit voor Leiden een verlies zal moeten beteekenen, moge blijken uit de getallen van de kinderen, die haar geregeld bezoeken (in 1931 8766 kinderen, in 1932 8849 kinderen). Moge deze instelling door veler medewerking en stoffelijken steun in staat gesteld worden de huidige moeilijke tijden te boven te komen en voort te gaan met haar werk." En dan volgt de opgave van den naam van de waarnemende penningmeesteresse. Gezien het groot aantal kinderen, dat hier ondergebracht wordt, is de inrichting een ieder, die haar heeft bezocht, zooals spreekster heeft gedaan, zal het moeten erkennen onvoldoende. Het is dan ook noodig, dat er een tweede crèche bijkomt en dan van gemeentewege. Het is te meer noodig, omdat zulk een crèche de eenige gelegenheid is, waar kinderen beneden den leeftijd van een jaar, vanaf den leeftijd van 6 weken, kunnen worden verpleegd. Een tweede crèche zal moeten worden ingericht in een ander gedeelte van de stad, want de bestaande crèche is niet alleen onvoldoende, maar bovendien moet men letten op de groote afstanden, welke de moeders, die er gebruik van maken, in verband met de uitbreiding van de stad moeten afleggen. Een moeder, die in de Kooi woont en b.v. aan den Bijnsburgerweg haar werkhuis heeft, moet 's morgens eerst haar kind naar de Langebrug brengen; dan gaat zij naar haar werkhuis en, als zij daar klaar is, dus een dagtaak achter den rug heeft, moet zij weer naar de Langebrug om haar kind te halen, alvorens naar huis te kunnen gaan. Zulk een vrouw moet groote afstanden afleggen. Het is bekend, dat vele kinderen bij elkander, vooral uit verschillende gezinnen, een besmettingshaard vormen. Dit geldt ook van volwassen menschen, maar in meerdere mate nog van kinderen. Ook uit dat oogpunt is het inrichten van een tweede crèche noodzakelijk. Aan de bestaande inrichting kan men de menschen, die naast liefde voor hun werk ook de noodige geschiktheid en kennis bezitten voor het goed verplegen der kinderen, moei lijk krijgen als men iemand heeft, moet men die trachten vast te houden omdat de loonen laag en de arbeidstijden ontzettend lang zijn. Spreekster dringt daarom met klem aan op het van gemeen tewege inrichten van een tweede crèche. De heer Komijn antwoordt, dat het aan het College bekend is, dat de bestaande inrichting in dezen tijd met bijzondere moeilijkheden te kampen heeft. Het College onderzoekt dan ook, of het mogelijk is aan die moeilijkheden tegemoet te komen. Meent het een uitweg te hebben gevonden, dan zal de Baad daarin op de een of andere wijze moeten worden gekend. Verder kan het College niet gaan. Het neemt nog het stand punt in, dat tot het inrichten van een tweede crèche geen aanleiding bestaat, waarbij nog komt, dat onder de tegen woordige omstandigheden om financieele redenen van den bouw van een dergelijke inrichting moet worden afgezien. Het College ontraadt de aanneming van het voorstel Van mevrouw Braggaar, maar verklaart zich bereid om met het bestuur der vereeniging te overwegen, hoe aan de tijdelijke moeilijkheden, welke een gevolg zijn van de tegenwoordige omstandigheden, kan worden tegemoet gekomen. Mevrouw Braggaar(le Does is niet geheel bevredigd door het antwoord van den Wethouder, al stemt het haar aangenaam, dat ook deze inziet, dat er aan de bestaande in richting veel verkeerds is en de toestand voor de vereeniging I onhoudbaar wordt. Spreekster kan niet begrijpen, dat men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 8