WOENSDAG 8 MAART 1933. 245 Gemeentcbegrooting Uitgaven. (Manders e.a.) Het antwoord luidt dan tien tegen een: „dat heb ik van de juffrouw gekregen." Denkt men nu, dat door het feit, dat het kind zoo leuk denkt, het gezinsverband wordt geschaad? Vol strekt niet. Zoo is het ook bij de schoolkinderkleeding. Daar door gaat het gezinsverband niet verloren. Kan het via de ouders gebeuren, dan vindt spreker het natuurlijk veel beter, maar zoolang die mogelijkheid er niet is, dan wenscht hij op den tegenwoordigen weg voort te gaan en het zoo goed mogelijk te doen. Dat een gemeentelijke com missie niet beter zou werken dan de bestaande, is ook sprekers oordeel. Met de voorstellen van mevrouw Braggaar betreffende het verstrekken van schoolkindervoeding ook tijdens de vacantie en van schoenen in plaats van klompen, kan spreker zich vol komen vereenigen, zoodat hij daaraan zijn stem zal geven. Mevrouw Braggaarde Does kan zich, waar haar partij genoot van Eek naar aanleiding van de uiteenzetting van het anti-revolutionnaire standpunt door den heer Goslinga het standpunt van de S.D.A.P. heeft ontwikkeld, ontheven achten van de verplichting om dat te doen. Zij wil in de eerste plaats ingaan op hetgeen de Wethouder heeft gezegd over de gemeentelijke commissie voor school- kindervoeding en -kleeding, welke zij wil ingesteld zien. Volgens den Wethouder heeft zij dat voorstel gedaan uit een geheel andere overweging dan zij heeft aangegeven. Reeds meer dan eens heeft zij duidelijk uiteengezet, dat, waar de gemeente moet zorgen, dat het noodige geld voor de voeding er is, althans voor het overgroote deel, naar haar meening de gemeente de zaak ook in handen dient te hebben. In geen geval heeft zij iets tegen de bestaande commissie. Zij heeft niet vooropgesteld, dat, wanneer er een gemeente lijke commissie zou komen, van de gewaardeerde krachten, welke in die commissie aanwezig zijn, geen gebruik gemaakt zou moeten worden; dat is haar bedoeling ook geenszins. De heer Goslinga heeft gezegd, dat hij geen onderscheid ziet tusschen de soeploods en de schoolkindervoeding. Spreek ster begrijpt dat niet, omdat de heer Goslinga zeer goed kan weten waarom de schoolkindervoeding wordt verstrekt. Dit geschiedt om te trachten het onderwijs zooveel mogelijk tot zijn recht te doen komen. De schoolkindervoeding beperkt zich dan ook als regel tot 1 of 2 kinderen uit een gezin, maar, als de menschen met een kannetje naar de soeploods gaan om eten te halen, dan is dat een vorm van ondersteuning voor het geheele gezin, wat op bedeeling gelijkt. Dit is het groote verschil. De heer Vos heeft er nog eens op gewezen, dat, wanneer de kinderen tijdens de vacantie de voeding niet zouden krijgen, dit zeer goed merkbaar zou zijn, wanneer het onderwijs weer begon. Hetgeen de heer Bergers heeft gezegd, heeft spreekster teleurgesteld. Zij had gedacht, dat de opvatting van dien gedelegeerde in de Commissie voor de Schoolkindervoeding en -kleeding een andere zou wezen. Als zij klachten had over de voeding, dan heeft zij zich altijd met veel genoegen gewend tot den heer Bergers, die dan steeds goede nota nam van die klachten en alles deed wat in zijn vermogen was om de bezwaren weg te nemen of er aan tegemoet te komen. Ditmaal is hij echter in dezen tekort geschoten en heeft hij niet een zakelijk debat gevoerd. Hij is begonnen met een liefdesverklaring aan de Commissie voor de Schoolkindervoeding. De heer Bergers zegt, dat dat jaloezie is en bewijst, dat hij gelijk heeft. Mevrouw Braggaar(le Does antwoordt, dat dat verre van haar is. Het is slechts schijn. Het had op den weg van den heer Bergers gelegen om op die wijze over het Bestuur der Vereeniging te spreken, indien spreekster dat Bestuur had aangevallen en had gezegd, dat het naar haar meening niet voor zijn taak berekend was. De heer Bergers heeft als gedelegeerde zijn liefde betuigd voor het werk van mevrouw Menkhorst, die ook zij hoogacht om haar voortvarendheid, omdat zij het mogelijk gemaakt had de schoolkindervoëding ook tijdens de vacanties te ver strekken. Van klachten was volgens den heer Bergers geen sprakehet was mogelijk, dat er wel eens een harde aardappel in het eten was, maar dat komt overal voor. Wie spreekster kent, zal overtuigd zijn, dat als er dergelijke klachten waren zij er hier niet mee zou komen; dat komt zelfs in de gezinnen wel voor, maar de door spreekster genoemde klachten waren zeker van veel ernstiger aard. De heer Bergers vond het niet noodig het nuttigen van de spijzen anders te regelen; dat de kinderen op de hurken langs de wanden zaten, met de schaal tjes op den schoot, kwam doordat zij op elkaar moesten wachten. De heer Bergers moest echter weten, dat die kinderen Gemecntebegrooting Uitgaven. (Braggaarde Does e.a.) in een zeer beperkten tijd gevoed moeten worden en dat door het jachten het middagmaal niet voldoende verteert en niet tot zijn recht komt. Het doet spreekster intusschen ge noegen, dat de heer Bergers heeft erkend de juistheid van spreeksters bezwaren tegen het vaatwerk en toegegeven heeft, dat gezocht moet worden naar middelen ter verbetering. Het standpunt van het bestuur, dat aan de kinderen klompen verstrekt moeten worden, zoolang er nog andere kinderen op school zijn, die klompen dragen, acht spreekster verkeerd en niet houdbaar. Spreekster heeft van verschillende onderwijzers gehoord, dat van klompen dragen door andere kinderen op de scholen, anders dan bij harde noodzaak zeer weinig sprake is. Het is spreekster altijd sympathiek met den heer Tepe te debatteeren, omdat zijn woorden over het algemeen vrij zijn van hatelijkhedenzijn bestrijding van spreeksters argu menten was echter zeer zwak. Volgens den heer Tepe moet de schoolkindervoeding aanvullend zijn, maar dat beteekent dan toch niet, dat ze niet goed moet zijn. Wanneer ouders door financieele onmacht in gebreke blijven, dan moet die aanvulling wel groote afmetingen aannemen. Nu in de Leerplichtwet is vastgelegd, dat schoolkinder voeding noodzakelijk is bij onmacht der ouders, ligt het op den weg der gemeente die taak over te nemen; dit is ook principieel juist. Het verschil tusschen de rechterzijde met het College en de sociaal-democraten ligt meer hierin, dat de rechterzijde vasthoudt aan weldadigheidsgedoe. Wanneer die dames dat meer op eigen handje regelen, redt men meer den schijn van weldadigheid; dat is juist spreeksters groote bezwaar daartegen. De gemeente moet het geld voteeren, maar wanneer men komt met de vele klachten, dan wordt gezegd: het behoort niet tot onze competentie; daarvoor is een bepaalde commissie ingesteld. Men denke niet, dat spreek ster de illusie heeft, dat bij een gemeentelijke commissie dit werk dan geheel vrij zou zijn van fouten, dit is in deze begrootingsvergaderingen voldoende gebleken maar naar haar oordeel biedt een gemeentelijke commissie betere waar borgen. Tegenover zulk een commissie heeft de Raad veel meer zeggenschap ten aanzien van de kwaliteit van het eten, de wijze van bediening, het personeel en zijn arbeidsvoor waarden enz. Dit is een belangrijke factor; de Raad moet over die dingen kunnen oordeelen, als de gelden worden gevoteerd. Wie van de Raadsleden of van de leden van het College kan dan iets zeggen over de bekwaamheid van de menschen, die met het koken en de samenstelling van het eten zijn belast? Wie weet dan iets omtrent de arbeidsvoor waarden van de menschen, die bij de Commissie werkzaam zijn? Daarom lijkt het spreekster beter de zaak in handen te leggen van een gemeentelijke commissie. Zij herhaalt, dat het geenszins haar bedoeling is om van de krachten van de leden der bestaande commissie, van wie zij overtuigd is, dat zij het werk met liefde doen, geen gebruik meer te maken, maar de zeggenschap behoort te berusten bij de gemeente, niet bij een particuliere commissie, juist om den schijn van liefdadigheid te vermijden. Wat de klachten over het eten betreft, spreekster kan vrijwel zeggen, dat zij niet weerlegd zijn. De Wethouder heeft toegegeven, dat er klachten waren, en heeft een theo retische verklaring gegeven van hetgeen Dr. Horst heeft ge zegd. Spreekster acht zich niet in staat in dezen een oordeel te vellen. Meer houvast heeft zij aan hetgeen in het rapport stond, nl. dat het eten nu goed was. Men lette wel op dat woordje „nu". De Wethouder heeft aan de hand van dat rapport uit een persoonlijk gesprek van den heer van Schaik den schijn willen wekken, alsof de klachten er niet waren, alsof hetgeen spreekster had gezegd niet gegrond was, want hij bracht daarbij het rapport van Dr. Horst in bespreking. De Voorzitter vraagt welk rapport mevrouw Braggaar bedoelt. De heer Tepe doet opmerken, dat hij niet heeft gesproken over een rapport van Dr. Horst, maar van Dr. van Eek, Directeur van den Gemeentelijken Keuringsdienst van waren. Mevrouw Braggaarde Does antwoordt, dat het haar dan ontgaan is, omdat zij wel gesproken heeft over de samen stelling van een rapport van Dr. Horst. De Voorzitter vraagt waar dat rapport van Dr. Horst is. Hij begrijpt dat niet. Mevrouw Braggaarde Does antwoordt, dat zij het zal toelichten. In de sectie-vergadering heeft zij over verschil lende zaken gesproken. Zij heeft ook verschillende klachten geuit over de schoolkindervoeding, over de samenstelling van het eten enz. De Bond van Ned. Onderwijzers heeft bij den Directeur

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 3