256
WOENSDAG 8 MAAET 1933.
Gemeentebegrooting.
(van Eek e.a.)
werkverschaffing en buitengewone benadeeling van de onder-
wijsbelangen. Dit alles kan bij spreker en de zijnen geen
groote warmte opwekken om voor deze begrooting te stemmen,
maar anderzijds kan een gemeentebestuur zonder begrooting
niet ordelijk werken; al wekt deze begrooting dus bij spreker
groote bezwaren op, hij is er tenslotte geen tegenstander
van, dat het College zijn taak verricht; dat kan nu eenmaal
niet zonder begrooting. Waar de machtsverhoudingen hier
nog zoodanig zijn, dat de sociaal-democraten niet in staat
zijn een ander beleid te doen voeren, aan de hand van een
andere begrooting, zullen zij vóór deze begrooting stemmen,
hetgeen in geen geval beteekent goedkeuring in het algemeen
van het beleid van het College.
De heer Knuttel acht het na zijn algemeenen aanval bij
de Algemeene Beschouwingen niet noodig verder toe te
lichten, dat hij zijn stem aan deze begrooting niet zal geven.
Spreker heeft deze begrooting toen gequalificeerd als een,
speciaal tegen de arbeidersbelangen gericht, waarbij de af
braak van allerlei cultuurbelangen geregeld werd. Sprekers
partij gevoelt zich volstrekt niet zooals de S.D.A.P., ver
plicht te zorgen, dat het College de zaken gaande houdt;
als zij kans zag het dit te beletten en de zaak op andere wijze
te regelen, zou zij dat zeker doen en zij zal dit te kennen
geven door tegen deze begrooting te stemmen.
De heer Bosman zegt, dat uit de discussie wel gebleken
is, dat ook hij zich met deze begrooting niet kan vereenigen;
maar hij meende te kunnen volstaan met op enkele hoofd
punten acte te vragen, dat hij tegenstemde, om niet tegen
de begrooting te behoeven te stemmen. Spreker zal dus nu
vóór de begrooting stemmen.
De geheele begrooting van den gewonen dienst, in ontvang
en uitgaaf tot een bedrag van 9.055.924.wordt vervolgens
zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
De heer Knuttel verklaart geacht te willen worden tegen
deze begrooting te hebben gestemd.
De uitgaafposten van den kapitaaldienst, volgnrs. 822 tot
en met 924, alsmede de ontvangposten van dien dienst, volgnrs.
705 tot en met 821, worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De geheele begrooting van den kapitaaldienst, in ontvang
en uitgaaf tot een bedrag van 5.994.059.wordt tenslotte
zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
De Voorzitter zegt, dat de begrooting nu eindelijk op den
tienden dag van haar behandeling is vastgesteld. Spreker zal
geen groote redevoering daarover houden, maar wenscht
toch wel zijn teleurstelling uit te spreken, dat er betrekkelijk
zoo weinig antwoord is gekomen op zijn vraag, gesteld toen
hij den eersten keer het woord voerde, inzake bekorting der
debatten. Spreker heeft van enkele zijden wel instemming
met dat idee gehoord, maar zeer veel verder dan dit schijnt
het niet te komen. Spreker heeft toen aangetoond, dat het
voor een gemeente als Leiden niet noodig was zoo langen
tijd over de begrooting te handelen als nu gebeurd is; en
door enkele leden zijn dienaangaande opmerkingen gemaakt.
Men heeft gezegd, dat verscheidene gemeenten, waarmede
Leiden zich kan vergelijken, er nog wel langer over zouden
doen, zoodat Leiden, in vergelijking met die gemeenten, niet
een zoo slecht figuur zou maken.
Spreker heeft den heer Beekehkamp, die in staat was hem
daaraan te helpen, gevraagd hem eens inlichtingen te ver
strekken betreffende den duur van de behandeling van de
Gemeentebegrooting.
(Voorzitter e.a.)
begrootingen in verschillende gemeenten. De heer Beeken
kamp heeft welwillend aan dat verzoek voldaan en zoo kan
spreker mededeelen, dat b.v. te Tilburg, een gemeente met
een grooter aantal ingezetenen dan Leiden, 35 uur aan de
behandeling van de begrooting is besteed, te 's-Hertogen-
bosch 231 uur, te Arnhem 52f uur, te Dordrecht 243/4 uur,
te Nijmegen 21 uur en te Leeuwarden 2\ dag. Leiden heeft
er 10 dagen over gedaan; ongeveer 55 uur.
Ook is er gesproken over de kosten van de behandeling
der begrooting en inderdaad is er voor den Raad reden om
te overwegen, of ook dit niet een factor is, waarmede rekening
dient te worden gehouden, als men zich voor de behandeling
der begrooting gaat opmaken. Uit een berekening, welke
spreker heeft laten maken, blijkt, dat die kosten hebben
bedragen f 2.125 per minuut. Spreker noemt dat bedrag, aan
gezien er is gesproken van 1.25 per minuut. De totale kosten
naderen een som van 7.000.zeer nabij. Naar sprekers
oordeel mogen die cijfers op de Raadsleden wel eenigen
indruk maken.
Spreker vraagt, of een der leden nog iets in het belang
van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Knuttel deelt mede, dat hij het lidmaatschap van
den Raad zal neerleggen. Voor een lid van een revolution-
naire partij ligt het zwaartepunt niet zoozeer in de rede
voeringen, welke hier worden gehouden, maar meer in het
contact met de beweging van de arbeiders buiten den Raad.
Elke actie, welke onder die arbeiders opkomt, moet worden
aangepakt en er moet worden gezorgd, dat die dingen in
den Raad komen. Dit is een taak, waartegen spreker èn
door zijn werkkring èn door zijn physiek niet voldoende is
opgewassen, en daarom is het wenschelijk, dat zijn plaats
in den Raad door een ander wordt ingenomen. Deze zaak
is reeds onder het oog gezien bij de candidaatstelling voor
de laatste gemeenteraadsverkiezing. Toen werd het wensche
lijk geoordeeld, dat spreker dezen post voorloopig zou be
zetten. De bedoeling was, tot na de behandeling van de
eerste gemeentebegrooting, maar er is nog een jaar bij
gekomen. Thans is voor spreker en diens partij de tijd ge
komen om er verandering in te brengen.
De Voorzitter is overtuigd, dat deze mededeeling de Raads
leden niet minder verrast dan hem zelf. Hij meent ook uit
naam van alle Raadsleden te spreken, als hij zegt, dat die
mededeeling allen zeer veel leed doet. Dat de heer Knuttel
om redenen van politieken aard en ook van physieken aard
het lidmaatschap van den Raad niet kan blijven waarnemen,
is te betreuren en, als hij gaat verdwijnen, zal zeker bij allen,
met weglating van alle verschil van politieke overtuiging,
dit smartelijk gevoel achterblijven, dat zij een van de knappe
Raadsleden verliezen, iemand, die uitstekend zijn woord kon
doen en uitstekend zijn gedachten wist te formuleeren en
samen te vatten. Het zal allen leed doen zijn rake opmer
kingen in den Raad niet meer te hooren.
De heer Knuttel zegt, dat deze woorden van den Voor
zitter hem bewijzen, hoe juist sprekers handelwijze is, want
wanneer het werkelijk gelukt was den Raad hier meer tot
een tooneel te maken van scherpen strijd, van een gevecht,
dat meenens was, dat niet alleen een theoretisch karakter
droeg, maar ook practische waarde had, dan zouden die
woorden wel zijn achterwege gebleven. Juist een dergelijke
stemming van den Voorzitter en van de Raadsleden, die
spreker wel bekend was, toont spreker aan dat het hier
inderdaad ook noodig is dat een ander zijn plaats inneemt.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
hierna de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.