WOENSDAG 8 MAART 1933. 253 Gcmeentcbegrooting Uitgaven. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter zegt, dat men de zaak zoo mag bezien, dat de bestuursleden van de Werkinrichting blijkbaar zelf sterk ge voelen een prikkel noodig te hebben en dien zelf aan den Raad vragen. Wanneer dit de bedoeling is, zou spreker onder die omstandigheden voorstellen met algemeene stemmen het voorstel-van Stralen te aanvaarden in den zin, zooals deze bedoelt. Het College ziet al voortdurend verlangend uit naar die reorganisatie. Wanneer het bestuur, dat den eersten stap op dien weg moet zetten, zegt: ,,hoor ons alsjeblieft aan in dezen vorm," wat kan men dan beter doen dan unaniem het voorstel-van Stralen te aanvaarden? De heer Knuttel wenscht dan aanteekening, dat hij daar tegen is. De heer de Reede constateert, dat het bestuur van de Werk inrichting unaniem is voor reorganisatie, speciaal van de werk wijze en wellicht ook van andere dingen en dat het toch op merkelijk is, dat de heer van Stralen hierin den Raad de grootst mogelijke activiteit ontwikkelt in deze en in de bestuursver gaderingen altijd doodmak met de anderen meeredeneert, terwijl hij weet, dat hij daar aan alle bestuursleden steun heeft voor de reorganisatiehij staat niet alleen, maar heeft slechts aan te drijven om bij alle bestuursleden steun te vinden, zoo dat het volkomen overbodig is hiermede in den Raad te komen. De heer Romijn geeft den Raad in overweging dit voorstel toch eenigszins te veranderen en om in plaats van het College opdracht te geven reorganisatie-voorstellen bij den Raad in te dienen het bestuur van de Werkinrichting op te dragen voor stellen bij het College in te dienen. De heer van Stralen zegt, dat de heer de Reede een tegen stelling wil construeeren tusschen sprekers houding hier en die in het bestuur; dat kan spreker niet laten gaan. In elk geval constateert spreker, dat onmiddellijk na ontvangst van het schrijven van het College in 1932 door spreker ver schillende voorstellen in het bestuur der Werkinrichting zijn gebracht en dat toen inderdaad door het geheele bestuur de wenschelijkheid van reorganisatie is onderstreept; toen kwam men echter aan de uitvoering daarvan; na het besluit, op sprekers voorstel, om een onderzoek in verschillende plaatsen in te stellen heeft hebdagelijkseh bestuur zich in verbinding ge- steld met den secretaris, met als gevolg dat een bezoek is ge bracht aan de Werkinrichting in Delft; dat dit eerst op 8 No vember gebeurde, kan men toch spreker niet verwijten. Wan neer door het bestuur besloten is een zaak met spoed of te wikkelen, en het dagelijksch bestuur schiet niet op, dan kan men dat een gewoon bestuurslid toch niet verwijten. De heer de Reede zegt, dat er geen dagelijksch bestuur is de heer van Stralen moet niet wegschuilen. Er is maar één bestuur; de heer van Stralen is volkomen verantwoordelijk, even goed als elk ander bestuurslid. De heer van Stralen zegt, dat de heer de Reede toch weet dat er oorzaken zijn, die gemaakt hebben, dat de zaak zulk een tragen gang heeft gehad, maar dat is niet de schuld van de be stuursleden individueel, maar van hen, die opdracht hadden dat uit te voeren en dat langzaam hebben gedaan. Het verwijt van den heer de Reede moet spreker dus terugwijzen. Spreker wijzigt zijn voorstel overeenkomstig den wensch van den heer Romijn. Het College heeft daarvan dan ook kennis te geven aan het bestuur van de Werkinrichting met verzoek mede te werken tot reorganisatie. De heer Donders gelooft, dat aan den wensch van den heer Romijn tegemoet te komen is door het voorstel als volgt te lezen ,,De Raad besluit Burgemeester en Wethouders opdracht te geven het Bestuur van de Stedelijke Werkinrichting te ver zoeken uiterlijk binnen één jaar voorstellen inzake de reor ganisatie van de Stedelijke Werkinrichting bij B. en W. in te dienen." De heer van Stralen wil het hier hebben. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Donders (Nrs 46a), luidende: „De Raad besluit Burgemeester en Wethouders opdracht te geven het Bestuur van de Stedelijke Werkinrichting te ver zoeken uiterlijk binnen één jaar voorstellen inzake de reor ganisatie van de Stedelijke Werkinrichting bij B. en W. in te dienen." Het voorstel van den heer Donders wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. Gemecntebegrooting Uitgaven. (van Stralen e.a.) De heer van Stralen verklaart zich met beslistheid tegen het voorstel van den heer Donders. Hij is er niet tegen, dat het bestuur van de Stedelijke Werkinrichting een por krijgt, maar dat gebeurt ook, wanneer zijn voorstel wordt aangenomen. Is de beteekenis van eventueele aanneming van het voorstel van den heer Donders slechts, dat het bestuur een wenk krijgt om wat op te schieten, dan heeft spreker bezwaar, want, indien het bestuur een jaar den tijd heeft om voorstellen in te dienen, dan vreest hij, dat er nog wel eenigen tijd bij zal komen, alvorens de reorganisatie tot stand komt. Het voorstel van den heer Donders, (Nr. 46a) wordt aan genomen met 19 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de Reede, Meijnen, Coster, Vos, van Tol, Beekenkamp, van Eecke, Eikerbout, van der Reijdeii, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Manders, Donders en Bergers. Tegen stemmen: de heeren Huurman, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heer van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Schüller en Kooistra. (De heeren van Es, Verweij, Simonis en van Rosmalen waren bij deze stemming niet aanwezig.) Het voorstel van den heer van Stralen wordt hierdoor geacht te zijn vervallen. Het voorstel van den heer Knuttel (No. 6) wordt ver worpen met 20 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de Reede, Huurman, Meijnen, Coster, Vos, van Tol, Beeken kamp, van Eecke, Eikerbout, van der Reijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Manders, Donders en Bergers. Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heer van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Schüller en Kooistra. (De heeren van Es, Verweij, Simonis en van Rosmalen waren bij deze stemming niet aanwezig.) Bij dit volgnummer wordt voorts de begrooting van de Stedelijke Werkinrichting voor 1933 zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd, waarna ook volgnr. 584 zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr. 585 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 586 wordt de begrooting van den Armenraad voor de gemeente Leiden voor 1933 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnr. 586 wordt zonder hoofdelijke stemming en de volgnrs. 587 tot en met 593, 593a, 5935 en 594, worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter deelt bij volgnr. 595 mede, dat het subsidie aan het Leidsch Crisis-comité voor aanvullenden steun aan werkloozen voor het le halfjaar van 1933 moet worden ver hoogd met 8.765.waarvan de helft van het Nationaal Crisis-comité wordt terug ontvangen. Daarna wordt bij dit volgnummer zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten aan het Leidsch Crisis-comité voorloopig een subsidie voor 1933 toe te kennen van 11.765. De volgnrs. 595 tot en met 600 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 601, luidende: Subsidie aan de N.V. Leidsche Auto-Boxen Oarage ten behoeve van den lokalen autobusdienst Stadsverkeer5.100. De heer Knuttel heeft in de sectie een opmerking gemaakt over de nieuwe bussen van „Stadsverkeer" en gevraagd of het College daarop geen invloed had. Het door het College gegeven antwoord slaat daarop zeer weiniger staat n.l. dat die bussen door een door het College daartoe aangewezen deskundige worden goedgekeurd. Natuurlijk worden die bussen, als zij geen technische gebreken hebben, goedgekeurd, maar de vraag is, of dë indeeling 4 zitplaatsen naast elkaar met een smal gangetje, wel veilig voor het publiek is. In niet zeer -J.H« I 'i f >1 V-i :-l M| - j j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 11