252 WOENSDAG 8 MAART 1933. Gemcentebegrooting Uitgaven. (van Stralen e.a.) volgend jaar zal worden geregeld. Wil de Raad zijn medewer king niet verleenen, dan kan, naar sprekers meening, de Werk inrichting beter verdwijnen en zal hij zijn stem ook aan het voorstel van den heer Knuttel geven. De heer de Reede zegt, dat het niet valt te ontkennen, dat bij de Stedelijke Werkinrichting wel een en ander is te ver beteren, en ook, dat het bestuur dier inrichting, hetwelk de reorganisatie voortdurend overweegt, verschillende kleine ver beteringen heeft trachten in te voeren. Het bestuur is daarbij wel geslaagd, maar de toestand is nog niet zooals het dien zou wenschen, zoodat op den ingeslagen weg moet worden voortgegaan en zeer spoedig van de zijde van het bestuur bij Burgemeester en Wethouders een voorstel moet inkomen. Nu is aan dat voorstel het een en ander gedaan en na af loop van de begrootingsdrukte zal worden overwogen het bestuur samen te roepen ter bespreking van de zaak, maar waar spreker zelf zeer de noodzakelijkheid gevoelt om de zaak tot een einde te brengen, is hij wel geneigd voor het voor stel van den heer van Stralen te stemmen. Hij heeft er slechts één bezwaar tegen, n.l. dat, als het wordt aangenomen en het bestuur met een of ander voorstel komt, de moeilijkheid naar het College van Burgemeester en Wethouders wordt verlegd en de eisch wordt gesteld, dat over een zaak, welke reeds eenige jaren bij het bestuur in overweging is en die herhaalde lijk door het bestuur is besproken, door het College binnen een jaar een beslissing moet worden genomen, naast de vele andere beslissingen, welke het College zijn opgelegd. Spreker meent over dit bezwaar te moeten heenstappen, omdat z.i. getracht moet worden op de een of andere wijze met de Werk inrichting uit de impasse te komen. De heer Knuttel was aanvankelijk van meening zijn stem aan het voorstel van den heer van Stralen te moeten geven, maar bij nader inzien zal hij dat niet doen, omdat bij aan neming van dat voorstel sprekers denkbeeld betreffende ge- heele opheffing van de Werkinrichting min of meer van de baan wordt geschoven. De heer Romijn zou geneigd zijn den twee sprekers, die deze kwestie onder het oog hebben gezien, dank te zeggen voor het vertrouwen, dat zij in het College van Burgemeester en Wet houders hebben gesteld. Het bestuur der Werkinrichting, dat reeds enkele jaren bezig is de Werkinrichting te reorgani- seeren, stuit daarbij op vele moeilijkheden en nu stellen de beide sprekers voor, dat het College in den tijd vaneen jaar dat boeltje zal opknappen. Burgemeester en Wethouders kunnen de zaak wel in orde maken, maar dan moeten zij in de eerste plaats weten, hoe het bestuur der Werkinrichting er over denkt. Zij hebben echter nog niets van dat bestuur ontvangen; zij wachten op voorstellen en hopen die binnenkort te krijgen. Zijn die binnengekomen, dan zal de zaak met behoorlijken spoed onder het oog worden gezien en afgewerkt. De heeren van Stralen en de Reede draaien echter de zaak om. Als twee bestuursleden van de Werkinrichting zeggen, dat Burgemees ter en Wethouders moeten zorgen, dat binnen een jaar de zaak in orde is, dan bevreemdt spreker de houding van die heeren, want het ligt op hun weg het bestuur aan te sporen tot een spoedige reorganisatie en tot het indienen van voor stellen Het gaat niet aan, dat zij buiten het bestuur om aan het College voorschrijven, dat het moet zorgen, dat de zaak binnen een jaar in orde is. Spreker protesteert daartegen. Hij wil gaarne voor de ge meente werken en zijn best doen deze zaak tot een goede op lossing te brengen, maar dan wenscht hij ook, dat het bestuur der Werkinrichting, waarvan de reorganisatie moet uitgaan, neiging toont de hand in eigen boezem te steken en te komen met voorstellen, aan de hand waarvan het College aan den Raad iets kan mededeelen. Eenerzijds waardeert spreker het vertrouwen, dat de beide heeren in de werkkracht-en de capaciteit van het College ten aanzien van deze zaak toonen te bezitten, maar anderzijds wijst hij dat vertrouwen af, omdat in de eerste plaats het bestuur der inrichting met mededeelingen bij het College moet komen. Het voorstel van den heer van Stralen draagt aan het College op te zorgen, dat binnen een jaar de zaak in orde komt. De Raad moet er over beslissen, maar spreker vraagtals het niet gebeurt, wat stelt men zich dan voor? Volgens het voorstel-van Stralen zullen Burgemeester en Wethouders binnen een jaar reorganisatie-plannen bij den Raad moeten indienen, maar als spreker ziet, dat het bestuur der Werkinrichting al een paar jaar met de reorganisatie bezig is, acht hij de moge lijkheid niet uitgesloten, dat Burgemeester en Wethouders, die na het ontvangen van voorstellen van het bestuur die toch ook weieens zullen willen onderzoeken, niet in staat Gemeentebegrooting Uitgaven (Romijn e.a.) zullen zijn binnen een jaar de zaak bij den Raad aan de orde te stellen. Men vergete niet, dat de afdeeling Sociale Zaken veelomvattend is. Spreker is nu lid geworden van het bestuur van den Armenraad; hij is van plan zich er in te werken en op de hoogte te stellen van den gang van zaken. De afdeeling Sociale Zaken vraagt nog al wat tijd, want er moet nog al eens vergaderd worden. Bovendien moet spreker een paar keer per week vergaderen met het Crisis-Comité. Als de Raad spreker de boodschap geeft, dat hij moet orgen, dat binnen een jaar voorstellen tot reorganisatie van d Stede lijke Werkinrichting op tafel liggen, dan verklaart hij zich niet bereid daaraan dadelijk te voldoen. In de eerste plaats verwacht hij van het bestuur der inrichting een voorstel, waaraan hij houvast heeft. Hij geeft den heeren van Stralen en de Reede in overweging een vergadering van het bestuur der inrichting te doen beleggen, daar eens te gaan praten en te trachten het daarheen te leiden, dat dat bestuur binnen een half jaar bij het College komt met reorganisatie-voorstellen. Misschien zal het dan voor Burgemeester en Wethouders mogelijk zijn over een jaar met voorstellen bij den Raad te komen. De heer Coster zegt, dat ongeveer in Juli 1932 het bestuur zich het denkbeeld gevormd heeft tot reorganisatie over te gaan; toen zijn plannen besprokende secretaris der Gemeente heeft toen gegevens verstrekt over verschillende plaatsen, die be zocht zouden wordentoen is besloten op 8 Novemberd.a.v. een bezoek te brengen aan de Werkinrichting te Delft, waaraan is deelgenomen door de heeren Vos, van Nooten en spreker; dezen dachten, dat ook de andere bestuursleden zich daarvoor zouden interesseeren en daar ook een bezoek zouden brengen, maar aangezien zij nog geen voortgang hebben gemaakt met het bezoeken van die inrichting, is die zaak tot heden op het doode punt gekomen. Spreker zal aan het dagelijksch bestuur overbrengen, dat het zoo spoedig mogelijk hiervan werk maakt. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder vrij handig heeft getracht de rollen om te draaien en dit het bestuur in de schoe nen te schuiven en het te doen voorkomen, alsof het College in deze zaak zoo onschuldig is, als het maar kan, maar dat moet spreker toch bestrijden. De mededeeling van den heer de Reede, dat sinds enkele jaren bij het bestuur de reorganisatie in over weging is, moet ook met een korreltje zout worden genomen; spreker heeft die wel eens in het bestuur gebrachtdaarover is wel eens gesproken, maar daarbij bleef het dan ook in den regel. 3 jaar geleden, dit is een direct Verwijt aan het College, heeft spreker een voorstel tot reorganisatie ingediend; het College heeft dat laten liggen, heeft daarvan geen kennis gegeven aan het bestuur van de Werkinrichting, zoodat wel 2 jaar voorbij gegaan zijn, voordat officieel is medegedeeld, dat reorganisa tieplannen wenschelijk waren. Dat spreker het uit eigen be weging heeft besproken, bewijst, dat hij actief genoeg is geweest, maar het College heeft niet eens de moeite genomen dat voor stel van spreker door te zenden naar het bestuur. Van activi teit gesprokenHet gaat toch wel wat ver hier te zeggen, dat de schuld ligt bij het bestuur der Werkinrichting. De Wethouder protesteert en hecht er geen waarde aan en vindt het beter dat bet bestuur wat sneller te werk gaat; dat onderschrijft spreker wel, maar al zijn de bestuursleden nog zoo goedwillend, als het dagelijksch bestuur, tenslotte het uitvoerend college, niet met de noodige activiteit die zaken voorbereidt, dan kunnen de andere bestuursleden wel mopperen en een vergadering houden, maar dan is dat niet de gewenschte situatie om dergelijke zaken tot een goed einde te brengen. Deze zaak zal beter tot oplossing komen als hier een raads besluit is. De Wethouder zegtlaat het bestuur nu eens opschie ten dit ligt dan tenslotte aan het bestuur zelf, maar de Raad is niet klaar met de mededeeling van den Wethouder, dat het be stuur niet hard genoeg werkt; het, College is toch verant woordelijk; er zijn hier voorstellen gedaan tot reorganisatie en dan heeft het College zich niet te beroepen op laksheid van bestuursleden, maar te zorgen, dat aan dien wensch van den Raad wordt voldaan. Laat men die zaak nu weer loopen en laat men het aan het bestuur over om eindelijk met die reorganisatie-plannen bij het College te komen, dan maakt spreker zich sterk dat er weer een jaar overheen gaat zonder dat er iets gebeurt. Daarom is het noemen van een bepaalden termijn noodig. Blijkens de opmerkingen van den heer de Reede is dat toch ook zoo gek nietals spreker het alleen zou hebben verdedigd, is het iets anders, maar ook de heeren Coster en de Reede zijn daarvóór. Wanneer zelfs bestuursleden van de Werkinrichting prijsstellen op een steun in den rug door een uitspraak van den Raad voor zich zelf en tegelijk dan ook voor het College, dan is er alle aan leiding daartoe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 10