232
DINSDAG 7 MAAET 1933.
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Voorzitter e.a.)
aanvoerde, zoodat ook sprekers tegenargumenten overeen
komen met de tegenargumenten, die spreker bij die vorige
gelegenheden heeft te berde gebracht.
Aan het bestuur van de Zwemvereeniging aan het Eijn-
Schiekanaal is gelegenheid gegeven, de inrichting op Zon
dagmiddag open te houden. Het bestuur wenscht van die
gelegenheid evenwel geen gebruik te maken.
Waarom is het niet wenschelijk, dat op Zondagmorgen de
rust betracht wordt! Men heeft het voor de brugwachters
doorgedreven en daartegen zijn personen opgekomen, die
voor het beoefenen van de watersport dat niet gewenscht
achtten.
Waarom zou het niet mogelijk zijn, de zweminrichtingen
wel 's Zondagsmorgens gesloten te houden, maar niet 's Zon
dagsmiddags!
Spreker ziet geen reden om van de gevolgde gedragslijn
af te wijken.
De heer Goslinga zegt, dat het bezwaar van zijn geest
verwanten en hem gelegen is in de omstandigheid, dat men
door het open stellen van de zweminrichtingen op Zondag
een aantal menschen moet laten werken. De heer Koole kan
zich natuurlijk in dezen gedachtengang niet verplaatsen,
waartoe hij ook niet de minste aanleiding heeft, aangezien
hij er niet de minste sympathie voor gevoelt.
De anti-revolutionnairen achten dit alleen geoorloofd bij
werken van noodzakelijkheid, politie, brandweer, en derge
lijke; dat kan niet anders. Zoo zijn er ook in het landbouw
bedrijf, werkzaamheden, die absoluut moeten gebeuren, die
de natuur zelf aangeeft. De anti-revolutionnairen hebben er
dus bezwaar tegen om zonder noodzaak anderen op Zondag
aan het werk te stellen; wanneer iemand echter op Zondag
wil schaatsen rijden, zal niemand hem dat beletten; daarmede
zet hij niet anderen aan het werk. De sluiting op Zondag
was werkelijk niet een specifiek anti-revolutionnaire ge
dachte; het vroegere raadslid prof. Eerdmans, die toch
absoluut van anti-revolutionnaire smetten vrij is, heeft daar
vóór ook gepleit. Niet uitsluitend dus onder anti-revolution
nairen en christelijk-historischen, maar gelukkig ook onder
roomsch-katholieken en vrijzinnigen vindt men de meening,
dat van den Zondag wijding moet uitgaan en dat dergelijke
inrichtingen zooveel mogelijk op Zondag gesloten moeten
blijven. Wanneer het bestuur van de zwemvereeniging, dat
uitstekend zijn taak vervult, daartegen is, dan moet men
zich daaraan wel degelijk storen en het niet iets opdringen
wat het zelf niet wil. Wat zou de heer Koole wel zeggen, als
men het bestuur van „de Eendracht" iets opdrong, wat het
zelf niet wil; dan zou men wat hooren. Maar dat vindt de
heer Koole niet erg, wanneer het gebeurt met een bestuur
met een christelijk tintje. Spreker is het dus geheel met het
standpunt van het College eens en zal tegen het voorstel van
den heer Koole stemmen.
Het voorstel van den heer Koole wordt verworpen met
18 tegen 14 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de
Eeede, Huurman, van Eosmalen, Meijnen, Coster, Beeken
kamp, van Eecke, Eikerbout, van der Eeijden, Tepe, Splinter,
Goslinga, Komijn, Donders en Bergers.
Voor stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek,
Yallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren Vos, van Stralen, van Tol, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Koole, Schüller, Kooistra en Manders.
(De heeren van Es, Verweij en Simonis namen aan deze
stemming geen deel).
Volgnr. 311 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 312 tot en met 330 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 331 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten den inspecteur bij het Gemeentelijk
Bouw- en Woningtoezicht J. Voorbach, met ingang van
1 Januari 1933 bij bevordering in te deelen in den rang van
technisch ambtenaar le klasse.
De volgnummers 331 tot en met 337 worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over volgnr. 338, luidende: Jaarwedden
van het personeel ten dienste van het beheer der openbare werken,
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Manders e.a.)
voor zoover niet onder de volgende volgnummers be
grepen 109.589.—",
waarbij tevens aan de orde komt het voorstel van Burge
meester en Wethouders om den opzichter G. L. de Goederen,
technisch ambtenaar 1ste klasse, met ingang van 1 Januari
1933 te bevorderen tot hoofdopzichter.
De heer Manders dankt den Wethouder wel voor het
voorstel tot bevordering van den opzichter de Goederen.
De heer Knuttel dringt er op aan den architect in te deelen
in den rang van ingenieur 2de klasse; spreker acht de tegen
woordige indeeling van den architect niet in overeenstemming
met het belang van zijn werk; daardoor onderschat men zijn
belangrijken werkkring, in het geven van vorm en indeeling
aan gemeentegebouwen, zeer.
De heer Bosman ondersteunt dit en is het volkomen met
den heer Knuttel eens. Die architect heeft geen enkele pro
motiekans meer; die is eenig in zijn klasse; spreker zou het
van belang achten hem in titel en bezoldiging gelijk te stellen
met ingenieur 2de klasse; spreker vindt er iets onbillijks in,
dat hij altijd in dien rang en in die bezoldiging blijft staan,
terwijl zijn gelijken in andere functies tot lioogeren rang
kunnen komen.
De heer Splinter zegt, dat er zooveel ambtenaren zijn, die
in den hoogsten rang staan en niet verder kunnen komen,
vooral hoofdambtenaren; als men daarop moest gaan letten,
kan men wel elk oogenblik gaan bevorderen.
Het College acht i.e. nog geen aanleiding aanwezig om den
architect in een hoogeren rang te plaatsen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, den op
zichter bij den dienst der Gemeentewerken G. L. de Goe
deren, met ingang van 1 Januari 1933 te bevorderen tot
hoofdopzichter, chef der afdeeling Algemeene Zaken en
Gebouwen, met toekenning van een periodieke verhooging
bij vervroeging.
Volgnr. 338 wordt zonder hoofdelijke stemming en de
volgnrs. 339 tot en met 343 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 344, luidende: „Onderhoud van
parken en plantsoenenf 59.910
De heer Eikerbout zegt, dat er een tijd is geweest, dat hij
zelf heeft aangedrongen op aanschaffing van een motor-
maaimachine; het College achtte het toen daarvoor nog niet
den tijd. Een jaar later, ongeveer 3 jaar geleden, heeft men
er een aangeschaft. Na betrekkelijk korten tijd wordt nu
weer aanschaffing -van een nieuwe motormaaimachine voor
gesteld; spreker acht dien tijd veel te kort in verband met
het werk, dat met die machine is gedaan. Spreker heeft zoo
den indruk, dat men met die machine onoordeelkundig te
werk is gegaan en die gebruikt heeft, wanneer het gras 20
c.M. en langer was, waartegen de motor natuurlijk niet
bestand is. Wanneer men elke 3 jaar een nieuwe machine
noodig heeft, kan men beter kleinere grasmaaimachines
aanschaffen; daarmede is men dan goedkooper uit dan met
een grootere. Spreker geeft dus in overweging dien post te
schrappen.
De heer Splinter ontraadt schrapping van dien post. De
oude machine is niet 3 jaar geleden aangeschaft, zooals de
heer Eikerbout zegt, maar 5 jaar geleden. In verband met
het werk waarvoor zij dienen, vereischen deze machines veel
onderhoud; en door steentjes enz. in de grasvelden worden
zij nogal eens beschadigd. Spreker verzet zich er ten sterkste
tegen dat men nu maar zegtwij nemen geen nieuwe maai-
machine meer; die is nu eenmaal noodig; de oude machine
kan dan als reserve dienst doen. Spreker geeft toe, dat men
aanvankelijk met die machine nog niet zoo op de hoogte was,
maar nu is dit veranderd. Spreker ontraadt dus schrapping
van dezen postdat zou den dienst in de war sturen.
De heer Eikerbout was vroeger dezelfde meening toe
gedaan als de Wethouder nu uitspreekt, dat n.l. die machine
personeel zou uitsparen, en beter den dienst zou kunnen
verrichten. Bij oordeelkundig gebruik, wanneer men niet
het gras maait, als het te lang geworden is, kan zoo'n ma
chine langer mee dan op het oogenblik. Spreker dringt er
op aan meer oordeelkundig met die machines om te gaan.