DINSDAG 7 MAART 1933.
227
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Groeneveld e.a.)
vallen en hét is een wonder, dat er nog geen is geschied.
Af en toe is het meer dan erg. Spreker dringt er op aan de
vroegere beproefde contröle op de lantaarns weer in te voeren.
De Voorzitter ontkent, dat de controle niet voldoende zon
zijn. Alle agenten hebben geregeld opdracht om te contro
leeren. Dit is een algemeene opdracht; de agenten komen
misschien wel niet in alle steegjes, maar toch zeker eens per
dag in alle straten. De contróle is echter meer speciaal in
handen van daarvoor uitgekozen agenten; eiken avond moeten
twee agenten gezamenlijk 1/3 van de stad controleeren; eens
per drie dagen wordt dus door twee agenten per .rijwiel de
geheele stad gecontroleerd; bovendien wordt op ongeregelde
tijden des avonds de geheele stad door de politie gecontro
leerd. Bij storm, waardoor natuurlijk dikwijls de gaslantaarns
uitwaaien, geschiedt de controle ook nog door de Licht
fabrieken zelf. In het begin is dit niet zoo goed geloopen;
thans zijn de Directie der Lichtfabrieken en de Commissaris
van Politie echter zeer tevreden met den gang van zaken;
er is geen reden om tot den ouden toestand terug te keeren.
De heer Eikerbout neemt natuurlijk aan dat eiken dag 1/3
van de stad gecontroleerd wordt, maar onlangs heeft spreker
het meegemaakt, dat de geheele Hooge Rijndijk des avonds om
6j uur nog in donker zat; het zou toch onverantwoordelijk
zijn dit te laten aankomen op die 2 agenten, die dan om de 3
dagen in een zekere wijk komen. Spreker heeft daarover
toen de Lichtfabrieken opgebelder was echter nog geen be
richt van die agenten ingekomen; dat is toen hersteld. Spreker
dringt er op aan den nadruk te leggen op een eenigszins
scherper contröle dan thans.
De Voorzitter zegt, dat alle agenten opdracht hebben om
steeds te rapporteeren, wanneer zij iets bemerken. Elke agent
moet dus iederen avond opletten. Dit had dus ook in het door
den heer Eikerbout genoemde geval moeten gebeuren; deze
heeft echter gedaan, wat spreker het geheele publiek zou aan
raden, n.l. om even telefonisch met de Lichtfabrieken zich in
verbinding te stellen.
De heer Groeneveld acht den laatsten raad van den Voor
zitter, om n.l. den Leidschen ingezetenen de contröle op de
straatverlichting op te dragen, inderdaad schitterend. Spreker
denkt niet, dat vele ingezetenen er plezier in zullen hebben
om nog telefoonkosten uit te geven om de Lichtfabrieken op
te bellen. Bovendien weet niet iedereen, wien men op moet
bellen. Nu zegt de Voorzitter, dat de 35 raadsleden allen
telefoon hebben; spreker dankt den Voorzitter voor deze
benoeming tot controleur van de lantaarns, doch wenscht
haar niet te aanvaarden. Al hebben de raadsleden telefoon,
zij hebben die niet altijd bij de handdan zou men die telefoon
altijd moeten meedragen.
Spreker ontkent, dat de contröle van de politie goed werkt.
Hoe is het anders mogelijk, dat een bepaalde lantaarn avonden
achtereen niet brandt. Bovendien is de politie er voor iets
anders dan deze contröle. Als een agent constateert, dat een
lantaarn niet brandt, is daarmede het gebrek niet hersteld.
Indien hij het rapporteert, zal de lantaarn wellicht den
volgenden avond kunnen branden, maar dien zelfden avond
niet meer. Vroeger was de contröle opgedragen aan vak-
menschen, die wel onmiddellijk de fout herstelden. Men moet
hun thans weer de contröle opdragen, al zal het misschien
iets duurder zijn, dan zooals het nu geschiedt. Deze bezuini
ging beteekent in de practijk niets, want ook de politie moet
betaald worden en wanneer een agent de straatverlichting
controleert, kan hij niet tegelijkertijd iets anders doen.
De heer Goslinga merkt op, dat de heer Groeneveld er niets
van weet. Het scheelt wel een belangrijk bedrag.
Volgnr. 277 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 278 tot en met 290 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 291, luidende: Toelage aan de
gezondheidscommissie1.550.
waarbij tevens aan de orde komt de begrooting van de Ge
zondheidscommissie.
De heer Knuttel zegt, dat het groote onderscheid tusschen
de Gezondheidscommissie en de diensten, welke door Burge
meester en Wethouders in de Memorie van Antwoord op blz. 47
worden opgesomd, hierin bestaat, dat de commissie niet ir.
samengesteld uit ambtenaren, terwijl bij de diensten alleen
ambtenaren werkzaam zijn.
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Knuttel e.a.)
Van de commissie kan initiatief uitgaan. Zij kan zich met
voorstellen en adressen tot den Raad wenden.
De ambtenaren kunnen zich alleen richten tot Burge
meester en Wethouders. Als zij iets niet wenschen, is de zaak
daarmede afgedaan.
De heer Romijn zegt, dat de leden van de betreffende
commissiën, b.v. de Raadscommissiën, opmerkingen kunnen
maken, terwijl evenmin de Raadsleden als ambtenaren be
schouwd kunnen worden, zoodat alle mogelijkheid van publieke
contröle bestaat en men de opmerkingen kan maken, die
men noodig vindt.
Daartegenover staat, dat wanneer een omvangrijke zaak
van groote beteekenis aan de orde is, waaromtrent Burge
meester en Wethouders behalve het advies van de deskundige
ambtenaren ook het advies van andere deskundigen willen
hebben, het alleszins mogelijk is in Leiden het advies van
zeer deskundige personen in te winnen. Hierdoor en door de
wijze van werken van de diensten zal het bezwaar van den
heer Knuttel wel ondervangen zijn.
De heer Huurman zegt, dat dit antwoord van den heer
Romijn aan den heer Knuttel niet klopt met hetgeen het
College in de Memorie van Antwoord schrijftuit dit laatste
meende spreker te kunnen opmaken, dat het College er over
dacht als de heer Knuttel, dat de Gezondheidscommissie in
haar tegenwoordigen vorm, zooveel kostende, vrijwel gemist
kan worden.
De Voorzitter zegt, dat de heer Romijn ook gezegd heeft,
dat hij de argumenten van den heer Knuttel niet overwegend
acht.
De heer Romijn zegt, dat uit het feit, dat hij de argumenten
van den heer Knuttel heeft bestreden, volgt, dat hij de argu
menten vóór het voortbestaan der Gezondheidscommissie
niet als juist kan erkennen.
De begrooting der Gezondheidscommissie voor 1933 wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd,
waarna volgnr. 291 zonder hoofdelijke stemming wordt
aangenomen.
De volgnrs. 292 tot en met 307a, worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 308, luidende: „Subsidie aan
de Vereeniging „Zuigelingenzorg'1''4.000.
Mevrouw Braggaarde Does zal over zuigelingenzorg nu
weinig spreken, omdat de moederschapszorg, door haar bij de
Algemeene Beschouwingen besproken, daaraan zeer nauw
verwant is. Spreekster moet haar verwondering uiten, dat
de Vereeniging „Zuigelingenzorg" over 1931 en 1932 met
1.000.minder subsidie genoegen heeft genomen en dat nu
wederom voorgesteld wordt dit met 600.te verminderen.
Dit is spreekster te meer onbegrijpelijk in een tijd als dezen,
nu velen, die tot nu toe zich zelf hulp hebben kunnen ver
schaffen, nu wel hulp noodig 'hebben. Het zou spreekster
werkelijk niet verwonderd hebben, wanneer dit subsidie
aanmerkelijk verhoogd zou zijn, omdat meer hulp noodig en
gewenscht wasdaarom acht zij dit totaal onbegrijpelijk.
Ook heeft spreekster zich zeer verwonderd over de woorden
van den heer Huurman, volgens wien een onderzoek ingesteld
moest worden, of de subsidieering van deze vereeniging
niet moest ophouden, omdat hij van een dame, die in dit op
zicht deskundig was, gehoord had, dat deze vereeniging zelf
over voldoende geldmiddelen beschikte; de naam van deze
dame was ter beschikking van de leden, die dien vroegen; op
spreeksters vraag noemde hij haar dien naam, dien van een
Tweede Kamerlid; deze dame had in de commissie voor den
geneeskundigen dienst dit verklaard. Uit een door haar in
gesteld onderzoek is spreekster echter gebleken, dat genoemde
dame in het geheel geen zitting had in de commissie voor den
geneeskundigen dienst en alzoo dit niet gezegd kon hebben.
De heer Huurman zeide, dat dit iets van 5 jaar geleden was,
maar de heer Huurman legt er altijd direct den vinger op,
wanneer men iets zegt wat niet in orde is en spreekster acht
het onbegrijpelijk, dat iemand, die het wel meent met de
financiën der gemeente en 5 jaar geleden al te weten is gekomen,
dat de vereeniging „Zuigelingenzorg" over voldoende middelen
beschikt, daarmede nu pas komt. Uit dit alles blijkt, hoe
lichtvaardig soms een subsidie bestreden wordt. Spreekster
wil echter geen voorstel tot verhooging van het subsidie voor
deze vereeniging doen, omdat zij betwijfelt of deze zich wel
goed en voldoende van haar taak kwijt.