234
DINSDAG 7 MAART 1933.
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Vallentgoed e.a
bet nu, dat die menschen 100 uur per week maken, maar men
weet ook zeer goed, dat de verlofsregeling ook niet zoo buiten
gewoon goed is en dat die jmenscben over hun verlofdagen
niet direct kunnen beschikken.
De Wethouder heeft nog genoemd het adres van den
christelijken bond, dat in de laatste vergadering van de
commissie nogal opgeld deed. Spreker is evenwel ter oore ge
komen, dat dit adres in het geheel niet juist was en afkomstig
is van een brugwachter, die naar den secretaris van zijn
bond is gegaan en gezegd heeft„wij stellen prijs op behoud van
dat geld en schrijf nu maar eens een briefje"dit is door den
secretaris onderteekend, maar de voorzitter van den christe
lijken bond ontkent, dat hij daarin gekend is en dat hij daarvan
iets af weet. Dit adres is dus een privé-aangelegenheidop
dit adres kan de Wethouder zich dus niet beroepen.
De heer Goslinga heeft het adres alleen aangehaald om daar
mede aan te toonen, dat het de aanleiding was om de zaak
voor de tweede maal in de commissie ter sprake te brengen.
Den eersten keer had de commissie met algemeene stemmen
besloten Burgemeester en Wethouders te adviseeren den
5den assistent niet in dienst te nemen.
Daarna is het adres van den christelijken bond ingekomen,
dat via het College en den directeur van den dienst in de
commissie kwam. Het adres heeft op spreker niet veel indruk
gemaakt, want naar de heeren Wilbrink en Vallentgoed
kunnen getuigen, was hij van te voren reeds van oordeel, dat
de 5de assistent niet moest worden aangesteld. Uit de notulen
der commissievergaderingen kan büjken, dat de heer Vallent
goed na het inkomen van het adres van meening is veranderd.
Spreker neemt hem dit niet kwalijk. Men kan ten opzichte
van een zaak, die plotseling in de commissie ter sprake komt,
slecht georiënteerd zijn en daaromtrent bij nader inzien of
na voorlichting van andere zijde tot een andere dan zijn oor
spronkelijke conclusie komen. De heer Vallentgoed moet
evenwel op zijn beurt niet beweren, dat het adres van den
christelijken bond voor de meerderheid van de commissie
aanleiding was om zich tegen de aanstelling van den 5den
assistent te verklaren.
De heer Vallentgoed heeft dat niet gezegd.
De heer Goslinga heeft uit het betoog van den heer Vallent
goed den indruk gekregen, dat deze het zoo bedoelde. Spreker
wenscht deze zaak te stellen, zooals ze is. Als de heer Vallent
goed draait, moet hij het zelf weten, maar niet beweren, dat
anderen het doen.
De heer Wilbrink zegt, dat bij deze zaak niet heeft gegolden
het adres van den christelijken bond, maar wel de vraag, of
het de gemeente iets zou kosten.
Spreker heeft zich in beide instanties tegen de indienst
neming van den 5den assistent verzet. Indien er 5 assistenten
zijn, moet men hun het garantieloon betalen, want het is
niet te verantwoorden, dat de gemeente de beschikking
heeft over zooveel menschen, die van het loon, dat zij kunnen
verdienen, niet kunnen bestaan. Men moet daarom genoegen
nemen met 4 assistenten, hetgeen in verband met het aantal
overuren mogelijk is.
De heer Vallentgoed weet zeer goed, dat de Directeur
alleen lette op het belang van den dienst en rekening hield
met de omstandigheid, dat hij een voldoend aantal gegadigden
kon vinden. De leden van het gemeentebestuur kunnen dat
standpunt niet deelen, omdat zij verantwoordelijk zijn voor
de financieele belangen van het personeel, ook wanneer het
in lossen dienst is.
De heer Vallentgoed verkrijgt voor de derde maal het
-woord en zegt, dat de Directeur van den Markt- en Haven
dienst hem heeft overtuigd van de noodzakelijkheid van het
verleenen van hulp. De Wethouder heeft uit te maken, of
die hulp verleend zal worden door de indienstneming van
den öden assistent of wel door het te werk stellen van reserve-
personeel van andere diensten.
Spreker neemt genoegen met de verklaring van den Wet
houder, dat deze, indien hem blijkt, dat het aantal uren
inderdaad zoo groot is als spreker zei, aan dien toestand een
einde zal maken.
De heer Goslinga heeft daartoe reeds gisteren de opdracht
gegeven.
Volgnr. 346 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 347, luidende: Onderhoud van
Tcolken en riolen.f 47.405.
Gemeentebegrooting. Uitgaven.
(Koole e.a.)
De heer Koole verzoekt het College, op een andere wijze
dan het in de Memorie van Antwoord heeft aangegeven aan
den Rijnsburgerweg en in Tuinstadwijk in de behoefte aan
urinoirs te voorzien, wanneer zich daar niet spoedig een ge
schikte gelegenheid, als het College bedoelt, voordoet.
Men mag de politieverordening eigenlijk niet toepassen
in de gevallen, dat men iemand op den openbaren weg dat
gene ziet doen, waarvoor hij een urinoir behoort te gebruiken,
maar men niet voor voldoende urinoirs heeft gezorgd.
Vooral in wijken als Tuinstadwijk en in volksbuurten,
waar veel incasseerders en venters komen, moet men een
voldoend aantal urinoirs plaatsen, omdat er anders onge-
wenschte toestanden ontstaan. Thans staat er een aan de Groote
Havenbrug en op de Oude Heerengracht, doch verder is er
in de richting Lage Rijndijk en de Kooi, behalve die in de
Driftstraat geen een meer bij geplaatst. In de Kooi moet
men bekend zijn, wil men het urinoir daar kunnen vinden.
Spreker zou nu gaarne een toezegging van den Wethouder
ontvangen op het verzoek, dat spreker reeds eenige jaren
heeft gedaan. Moet men nu altijd met voorstellen komen, om
iets van Burgemeester en Wethouders gedaan te krijgen?
De toestand is onhoudbaar en men kan niet wachten tot
in die buurten transformatorhuisjes worden gebouwd. Van
den bouw van een badhuis in Tuinstadwijk zal in de eerste
jaren wel niets komen, dan plaatst men daar op dat stuk land,
dat er voor disponibel was, maar een urinoir. De Wethouder
moet dus op een andere wijze te werk gaan dan in de Memorie
van Antwoord is aangegeven.
De heer Splinter is bereid deze zaak te overwegen, maar
kan geen enkele toezegging doen. In de nieuwe wijken van
Den Haag en Amsterdam ziet men ook geen urinoirs staan,
terwijl de behoefte aan die inrichtingen daar niet kleiner zal
zijn dan in Leiden.
De heer Knuttel heeft zich afgevraagd, of in plaats van
het bedrag van 175.voor de vernieuwing van een ijzeren
urinoirmantel, niet 17.50 onder dit volgnummer vermeld
moest zijn. Er zijn meer posten op de begrooting, waarbij
men zich een dergelijke vraag stelt.
De heer Splinter acht het niet onmogelijk, dat het bedrag
van 175.niet ten volle besteed zal worden. Het bedrag
van 17.50 is in elk geval niet toereikend.
Volgnr. 347 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 348 tot en met 350 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 351, luidende: Kosten van den
Marlet- en Havendienst voor zoover niet onder voorafgaande
volgnummers begrepen29.016
De heer Manders vestigt de aandacht van het College op
het bijzonder lage salaris van den Adjunct-Directeur van den
Markt- en Havendienst en dringt er bij het College op aan,
spoedig de mogelijkheid van een verhooging van dit salaris
onder de oogen te zien.
De heer Goslinga zegt, dat naar het oordeel van het College
dit een zaak is, die ondanks de ongunstige tijden een afzonder
lijke regeling verdient. De moeilijkheid is, daarbij consequen
ties te voorkomen. Het feit, dat men thans niet aan een
algemeene salarisverhooging kan denken, behoeft het weg
nemen van ongerechtigheden niet te verhinderen.
Volgnr. 351 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 352 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 353, luidende: Kosten van de
algemeene begraafplaats en kosten van begraving. f 75.
De heer Knuttel zegt, dat het de aandacht trekt, dat de
begraafplaats wordt uitgebreid door vernieling van den
parkaanleg van Rhijnhof. Waarom gebruikt men dan niet de
weilanden, die er omheen liggen? Men zegt, dat daarvoor
exorbitante prijzen worden gevraagd, maar kan men dan
niet probeeren ze in zijn bezit te krijgen door middel van
onteigening?
De heer Splinter zegt, dat Rhijnhof een particuliere begraaf
plaats is, die tot het gebied van Oegstgeest behoort, zoodat
Leiden daarover niet veel te vertellen heeft.