200
MAANDAG 6 MAART 1933.
Gemcentcbegrooting AJgemeene Beschouwingen.
(SchüIIer e.a.)
„vrij van elke politiek" of „algemeen" het is „algemeen"
met een slecht luchtje er aan.
Aan den heer Beekenkamp ware de vraag te stellen, waarom
hij, als hij dan zoo voor de gemeentegelden opkomt, zijn
presentiegeld aanvaardt, terwijl toch niemand hem daartoe
verplicht. Het gaat hier als met de dubbele inkomsten der
Kamerleden; de rechtsche heeren schreeuwen het hardst,
dat het niet moest kunnen plaats hebben, maar zij strijken
zelf drie- of vierdubbele inkomsten op.
Spreker weet niet, of de heer Beekenkamp thuis voor
bereidend werk verricht om zijn taak in den Raad behoorlijk
te kunnen vervullen, of hij zich uitgaven moet getroosten,
welke hij niet zou behoeven te doen, indien hij niet lid van
den Raad was, en of hij veel tijd besteedt aan het lidmaat
schap van de Commissie van Fabricage, maar spreker weet wel,
dat hij veel tijd noodig heeft en zich veel financieele offers
moet getroosten om zijn functie als lid van den Raad behoor
lijk te vervullen. Rekent men die offers bij degene, welke de
Raadsleden brengen in den vorm van den tijd, gedurende
welken zij in de Raadsvergaderingen zitten, dan komen zij
aan een uurloon van 1.50 nog heel wat tekort. Spreker laat
nu nog buiten beschouwing de wijze, waarop de verschillende
Raadsleden meenen hun taak te moeten opvatten. Hij meende
dit even in het openbaar te moeten zeggen.
Over de krachtige bestrijding der werkloosheid in het
schildersvak en in andere vakken zou men, als]men niet beter
wist, na de lijst van millioenen-werken, welke de Wethouder
heeft voorgelezen, te hebben gehoord, geen woord meer kunnen
zeggen, maar de Wethouder kan de wekelijksche opgave der
werkloosheid van de Arbeidsbeurs met deze papieren mil
lioenen-werken niet wegredeneeren. Het College put zich uit
in pogingen om den schijn te wekken, dat het krachtdadig
de werkloosheid onder de schilders bestrijdt door in eigen
beheer werk uit te voeren, maar, waar die krachtdadige be
strijding bestaat in het tewerkstellen van totaal vijf schilders,
dan is het toch wel gerechtvaardigd, als de sociaal-democraten
in den Raad en de arbeiders tot het College zeggen, dat zij
aan holle woorden niets hebben, dat alleen werk baat kan
brengen. Maar werk geven Burgemeester en Wethouders niet.
Hoewel er tal van werken in eigen beheer zouden kunnen
worden uitgevoerd, worden die door het College te zijner tijd
uitbesteed. Spreker zal eens nauwkeurig nagaan hoeveel
schilders bij de werken, welke worden uitbesteed, tewerk^
gesteld zullen worden.
Wethouder Splinter zit in den Raad tegen beter weten in
te beweren, dat er in de wintermaanden geen buitenverfwerk
kan worden verricht. Terwijl hij spreker zit te bestrijden,
laat hij de gevels van zijn eigen huizen schilderen.
De Wethouder heeft inzake het uitgeven van gronden in
erfpacht een ander geluid doen hooren dan voorheenhij staat
er nu niet meer geheel afwijzend tegenover. In verband daar
mede wijzigt spreker zijn betrekkelijk voorstel in dien zin,
zoodat het zal luiden:
„Ondergeteekende stelt voor, te besluiten gemeentegronden
in erfpacht uit te geven."
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Schiiller, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor, te besluiten gemeentegronden
in erfpacht uit te geven."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
Zal worden behandeld bij de Algemeene Beschouwingen.
De heer Schiiller deelt mede, dat hij het oorspronkelijke
voorstel betreffende het uitgeven van gemeentegronden in
erfpacht intrekt.
Aangezien het voorstel van den heer Schiiller, (nr. 22),
luidende
„Ondergeteekende van oordeel dat het in het belang der
Gemeente en Gemeenschap gewenscht is, dat de Gemeente
gronden in Erfpacht worden uitgegeven, stelt voor te be
sluiten, dat de Gemeentegronden in Erfpacht worden uit
gegeven,"
is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslagmg
meer uit.
De heer Schiiller wijst er, ter toelichting van zijn nieuwe
voorstel, op, dat in het oude voorstel stond „de Gemeente
gronden", waarin lag opgesloten, dat alle gemeentegronden
in erfpacht zouden moeten worden uitgegeven. Na de toe
zegging van Burgemeester en Wethouders heeft hij gemeend
het woordje „de" te moeten schrappen.
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
Schiiller
Naar aanleiding van hetgeen de Wethouder over de plannen
van Burgemeester en Wethouders inzake de berekening der
grondprijzen heeft gezegd, doet spreker opmerken, dat men
daardoor den grond niet goedkooper maakt, maar juist goed-
koopen grond duurder maakt. Hij handhaaft dan ook zijn
voorstel inzake arbeiderswoningbouw, omdat hij in dat van
Burgemeester en Wethouders eer schade dan voordeel ziet.
Ten aanzien van sprekers voorstel tot samenvoeging van
Stadsontwikkeling met Bouw- en Woningtoezicht, schijnt er
in het College geen eenstemmigheid te bestaan. Volgens den
Voorzitter zijn Burgemeester en Wethouders over een der
gelijke samenvoeging bezig, terwijl deze naar het oordeel
van Wethouder Splinter niet de gewenschte oplossing zal
brengen en naar dat van Burgemeester en Wethouders uit
breiding van personeel tengevolge zal hebben. Spreker vraagt
hoe Wethouder Splinter dat kan zeggen, zoolang er nog
geen nauwkeurig onderzoek is ingesteld.
Wethouder Splinter heeft spreker verweten, dat hij in
het afgeloopen jaar in de Commissie van Fabricage over deze
zaak niet heeft gesproken. Spreker vraagt of de Wethouder
durft ontkennen, dat hij in de Commissie-vergadering heeft
gevraagd hoe het stond met het toegezegde onderzoek inzake
de wenschelijkheid der samenvoeging en dat de Wethouder
daarop heeft geantwoord, dat de secretaris het nog te druk
had om er aan te beginnen.
Thans krijgt spreker weder ten antwoord: laten wij er in
de Commissie eens over praten. Praten over deze zaak helpt
niets. Men doe nu eens werkelijk practisch werk door te be
sluiten de zaak in onderzoek te nemen. Men bereikt dat door
aanneming van sprekers voorstel. De Raad bindt zich voor-
loopig tot niets. Na het bekend worden van de resultaten
van het onderzoek dan de Raad zijn oordeel uitspreken.
Betreffende de benoeming van den werkman in de maga
zijnen van Gemeentewerken heeft de Wethouder geantwoord,
dat die man in de juiste loongroep is geplaatst, maar de
Wethouder vergeet, dat de voorganger van dien man in een
hoogere loongroep stond en de man naar de betrekking in
die hoogere groep heeft gesolliciteerd. Er komt bij, dat door
de verandering in de administratie de werkzaamheden van
den man zijn uitgebreid en meer verantwoordelijk zijn ge
worden. Op dezen grond heeft dan ook, en zeer terecht, de
bewaarder der Stadstimmerwerf promotie gemaakt. Het is
dus alleszins gerechtvaardigd, dat die nieuw aangestelde
werkman in die hoogere klasse wordt geplaatst.
Op hetgeen spreker over de plantsoenen in het midden
heeft gebracht heeft de Wethouder niet veel geantwoord en,
voor zoover hij een antwoord heeft gegeven, was dit nog
onjuist. Niet spreker heeft beweerd, dat de plantsoenen er
slecht uitzagen; hij heeft alleen aangegeven, dat eenigen
zijner mede-Commissieleden dit indertijd hadden gezegd.
Zoo is het ook met het ontslag van de arbeiders. De Wet
houder heeft dat ontslag gemotiveerd door te zeggen, dat er
geen productief werk meer was. Tijdens een onderhoud, dat
spreker over deze zaak heeft gehad met den Wethouder in
tegenwoordigheid van den Chef der Plantsoenen, verklaarde
die Chef, dat, indien dit ontslag doorging, hij diverse werken
moest laten liggen en in het voorjaar meer personeel noodig
zou hebben om het werk naar behooren te kunnen verrichten
dan nu ontslagen zou worden. Hij achtte het in dienst houden
van dit personeel in het belang van den dienst volkomen
gerechtvaardigd
Dat was het antwoord van den Chef 'van den Plantsoen
dienst in het bijzijn van spreker op de vraag van den heer
Splinter gegeven. De Wethouder zeide spreker toe deze zaak
nader te zullen onderzoeken en droeg in sprekers bijzijn den
chef op zoo spoedig mogelijk in een rapport zijn inzichten
hierover nader uiteen te zetten. Nu kan spreker moeilijk
aannemen dat de inhoud van dit rapport anders geweest
zou kunnen zijn dan de chef in zijn enkele woorden tijdens
dit onderhoud met spreker en den Wethouder zeide. Het zou
daarom voor spreker van zeer groot belang zijn, indien het
College dit rapport den Raad eens voorlegde. Immers, indien
in dit rapport dezelfde meening is weergegeven door dezen
chef als tijdens dat onderhoud, dan zou toch wel onom-
stootelijk komen vast te staan dat er wel productief werk
aanwezig is en dat het College dus tegen het advies van dezen
deskundige tot ontslag is overgegaan, en dat dit ontslag
ondanks de ontkenning van het College wel degelijk is gegeven
om een paar centen weekloon uit te sparen in de winter
maanden. Uiteindelijk wordt de dienst hiermede echter nog
duurder gemaakt. Dus een verkeerde bezuiniging!
De Wethouder ontkent bij de beantwoording van sprekers
vragen over de uitbetaling van het vastgestelde dagloon aan
de straatmakers, dat in welken vorm ook een bekendmaking
van den directeur aan het personeel als bedoeld in sprekers
eerste vraag heeft plaats gehad. Spreker heeft echter voor