198
MAANDAG 6 MAART 1933.
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Bergers e.a.)
inzooverre toe, dat zij van het geven van een advies niets
hebben willen weten. Zij hadden van hun organisaties de
opdracht zich tegen elk punt van de salariskorting te ver
klaren. Zij hebben feitelijk geen advies gegeven, want zij
hebben blanco gestemd, omdat zij van geen enkele korting
wilden weten. De andere organisaties hebben zich wel degelijk
uitgesproken.
Dan waren vóór sprekers voorstel 6 en daartegen 2 en
van de politie 4 blanco.
De Voorzitter deelt mede, dat zoo juist is ingekomen een
brief van de Algemeene Ambtenaren- en Werkliedencom-
missiën aan het College betreffende een kleine onjuistheid,
die in het verslag van de vergadering van het Georganiseerd
Overleg zou zijn ingeslopen, luidende:
„Wij hebben de eer Uw College mede te deelen, dat tot ons
leedwezen een onjuistheid is geslopen in ons schrijven van
25 Februari j.l. betreffende het in margine vermelde onder
werp. In de laatste alinea daarvan wordt n.l. ten onrechte
medegedeeld, dat ook de vertegenwoordigers van den Neder-
landschen R. K. Politiebond „St. Michaël" Uw voorstel het
minst en daarmede de motie-Bergers eerder aanvaardbaar
hebben geacht; de vertegenwoordigers dezer vereeniging
hebben echter blanco gestemd, zoodat alleen de 2 vertegen
woordigers van den Bond van Christ. Politie-ambte
naren in Nederland Uw voorstel het minst en daarmede de
motie-Bergers eerder aanvaardbaar hebben geacht, terwijl
de 6 vertegenwoordigers van de overige 3 vereenigingen van
politie-personeel blanco hebben gestemd.
Wij verzoeken Uw College beleefd deze rectificatie wel
ter kennis van den Raad te willen brengen."
De heer Bergers dankt den Voorzitter voor deze inlichting,
maar wil in elk geval hen, die blanco hebben-gestemd, buiten
beschouwing laten, want die hebben zich niet uitgesproken,
wat zij het beste achtten; die wilden nergens van weten;
zij hadden die opdracht nu eenmaal en moesten die uit
voeren. Er blijven slechts 2 over, die vóór of tegen gestemd
hebbendie hebben beiden tegen het voorstel van het College
gestemd. Daaruit maakt spreker op, dat de groote meerder
heid voor zijn voorstel was; spreker kan zich dit ook zeer
goed voorstellen; hij acht het voor het personeel het aan-
nemelijkste.
Den heer Schüller is het noodzakelijk gebleken zijn stand
punt over zijn voorstellen en het door het College gevoerde
beleid nog nader uiteen te zetten.
Spreker vertrouwt, dat de Voorzitter hem daartoe de
volle gelegenheid zal geven, te meer omdat deze den heer
Knuttel ruimschoots in de gelegenheid heeft gesteld het
communistisch standpunt tegenover dat van de sociaal
democraten te stellen, naast zijn uiteenzetting over de in
gediende voorstellen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Schüller in eersten termijn
ook ruimschoots gelegenheid heeft gehad; hij heeft 3| uur
gesproken
De heer Schüller ontkent niet, dat hij in eerste instantie
ruimschoots gelegenheid heeft gehad, maar heeft zich toen
niet op de algemeene politieke lijn begeven; de Voorzitter
zegt steeds: bhjf bij de voorstellen en bij de begrooting; zoo
dra de communist of een sociaal-democraat zijn politiek
standpunt uiteenzet, is de Voorzitter er al heel spoedig met
den hamer bij, maar zoodra iemand van rechts zijn politiek
standpunt uiteenzet, laat de Voorzitter dezen spreker door-
redeneeren.
Nu heeft de Voorzitter in dit verband een uitzondering
gemaakt.
Waar de Voorzitter den heer Knuttel rustig heeft laten
uitspreken en hem herhaaldelijk in bescherming heeft ge
nomen, wanneer er werd geinterrumpeerd, vertrouwt spreker,
dat hij de volle gelegenheid zal krijgen om datgene te zeggen
wat hij op het hart heeft, omdat hij, zich bepalende tot het
bespreken van het beleid van Burgemeester en Wethouders,
tot het verdedigen van zijn voorstellen en tot het beant
woorden van hetgeen andere Raadsleden in eerste instantie
hebben opgemerkt, geheel in de lijn van de begrooting en
in de aangenomen houding van den Voorzitter blijft.
Wethouder Tepe heeft erkend den langzamen gang van
zaken betreffende het werkliedenreglement, maar heeft ge
tracht daarvoor een verklaring te geven. Hoe hij echter ook
probeert zijn houding goed te praten, hij zal niet kunnen
ontkennen, dat hij na de inwerkingtreding van de Ambte
narenwet 1929 in gebreke is gebleven aan den Raad een
reglement ter bespreking voor te leggen. Het is sprekers
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen
(Schüller.)
vaste overtuiging dat, indien de Ambtenarenwet hem er
niet toe verplichtte, hij er niet aan denken zou een nieuw
reglement voor te bereiden en ter beslissing in den Raad te
brengen. En dan spreekt dit College nog van gebrek aan
medewerking van de organisaties!
Op 6 en 7 Augustus 1931 beraadslaagt de Commissie voor
het Georganiseerd Overleg over deze aangelegenheid; zij
besluit een sub-commissie te benoemen ter behandeling van
de vraag of het gewenscht is één Reglement voor Ambte
naren en Werklieden te ontwerpen; 14 Augustus d.a.v. brengt
die commissie een rapport aan Burgemeester en Wethouders
uit, waarin zij die vraag bevestigend beantwoordt; October
1931 besluiten Burgemeester en Wethouders één reglement
te ontwerpen; 2 December 1932 wordt eindelijk het ontwerp
aan de organisaties toegezonden; voor 8 Januari 1933 dienden
de orgenisaties hare amendementen bij het College in, maar tot
heden heeft nog geen bespreking met de organisaties plaats
gehad. Van medewerking van de zijde van Burgemeester
en Wethouders gesproken!
Ook Wethouder Splinter heeft getracht den indruk te
vestigen, dat de organisaties niet tot medewerking bereid
zijn, en hij doelde daarbij op de voorstellen betreffende de
tariefsverlaging voor de straatmakers. Een onjuister argu
ment had de Wethouder niet kunnen aanvoeren, want de
Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst heeft
drie gewijzigde tariefsvoorstellen ingediend en de Algemeene
Straatmakersbond ging zelfs zoover, dat hij bij monde van
zijn vertegenwoordiger, den heer van der Blom, voorstelde
alle bestaande tarieven te handhaven, doch de periodieke
verhoogingen te doen vervallen, wat beteekent een loons
verlaging van 3.60 per week. En dan zegt de Wethouder
nog, dat er geen medewerking van die zijde is
Toen spreker van het laatst door hem genoemde voorstel
hoorde, heeft hij zich afgevraagdwaar hebben de gedachten
van dien vertegenwoordiger van deze organisatie gezeten,
om een in de salarisregeling vastgelegd recht prijs te geven.
Maar dat komt ervan, als men loonzaken, welke in het Ge
organiseerd Overleg thuis behooren, in een Dienstcommissie
gaat bespreken!
Hierin ligt tevens het bewijs hoe ongemotiveerd het is,
als Burgemeester en Wethouders de organisatie-vertegen
woordigers ervan beschuldigen, dat zij het Georganiseerd
Overleg niet tot zijn recht, doen komen. Het College van
Burgemeester en Wethouders en niemand anders is in dezen
de schuldige. Bij het voorstel tot wijziging van de tarieven
voor het straatwerk, waaraan is toegevoegd een voorstel tot
het doen vervallen van de periodieke verhoogingen voor dit
deel van het personeel, gaat het alleen om een salaris-kwestie.
De periodieke verhoogingen zijn in de salarisregeling vast
gelegd en nu is het onverantwoordelijk van Burgemeester
en Wethouders om, zonder het Georganiseerd Overleg daarin
te kennen, in die regeling verandering te brengen. Is het
hun ernst met het Georganiseerd Overleg, dan dienen zij
deze zaak onverwijld met de Commissie van Overleg te be
spreken. Een Dienstcommissie mist elke bevoegdheid om
over de salarisregeling te beslissen; Burgemeester en Wet
houders, en vooral de Wethouder van Personeelszaken,
dienen dat te weten. Dit beslissingsrecht berust alleen bij
den Raad, gehoord de Commissie voor Georganiseerd Over
leg. Aan dit recht zal spreker steeds vasthouden, hoe Burge
meester en Wethouders er ook aan trachten te tornen.
Wethouder Tepe heeft gezegd, dat sprekers voorstel be
treffende het inwinnen van advies van de Commissie voor
Georganiseerd Overleg omtrent het instellen van een voor
zieningsfonds geldend voor los of op arbeidsovereenkomst in
dienst der gemeente gesteld personeel aan de orde zal komen,
wanneer het werkliedenreglement in het Georganiseerd Overleg
zal zijn afgehandeld. Aan een dergelijke toezegging heeft spreker
niets, want wie nagaat hoe lang de Wethouder noodig heeft
om een nieuw werkliedenreglement tot stand te brengen,
weet wel welke waarde aan een dergelijke toezegging moet
worden gehecht. Spreker is er zeker van, dat de organisaties,
indien de Wethouder ze bijeenroept, morgen aan den dag
bereid zijn deze aangelegenheid grondig te bespreken. De
Wethouder schuift alles op de lange baan. Spreker hand
haaft dan ook zijn voorstel.
Inzake het in dienst hebben van los personeel heeft de
Wethouder met geen woord gesproken over het personeel,
dat al 10 tot 12 en 17 jaren in los verband werkzaam is bij
de Lichtfabrieken. Hiermede demonstreerde de Wethouder
zijn zwakte, want hij kon het niet goed praten. Op Donder
dag 16 Februari 1933 heeft spreker er op gewezen, dat aan
de Lichtfabrieken een arbeider reeds 17 jaren in lossen dienst
was, wat niet kon worden ontkend, en reeds den volgenden
dag wordt aan dezen arbeider ontslag aangezegd. Ook dit
valt niet te ontkennen: 17 jaar is deze arbeider in los dienst-