196
MAANDAG 6 MAART 1933.
Gemeentebegrooting Algemeenc Beschouwingen.
(Kuipers e.a.)
Unilever Concern10 10
Rotterdamsche Hypotheekbank37 37 J
Hieruit blijkt, dat de nood bij de ondernemers hier te lande
nog niet zoo erg is. De heer Bosman heelt betoogd, dat de
loonen omlaag moeten, omdat hij dit als een van de middelen
ter oplossing van de crisis beschouwt, maar het blijkt wel,
dat de ondernemers aardig winst hebben gemaakt.
Spreker vindt, dat het er voor de heeren nogal dragelijk uitziet.
Mevrouw de Clerde Bruijn wil enkele opmerkingen
maken naar aanleiding van het antwoord van Wethouder
Splinter inzake haar voorstel om te komen tot den bouw van
woningen voor ouden van dagen. De Wethouder begrijpt niet
wat de arbeiders tusschen de 50 a 60 jaar daarmede te maken
hebben. Spreekster wil dat even duidelijk maken. Zooals den
Wethouder wel bekend zal zijn, zal de tegenwoordige econo
mische crisis tengevolge hebben, dat vele arbeiders van dien
leeftijd geen arbeid meer zullen krijgen. Die arbeiders zijn
de laatste jaren in staat geweest om behoorlijker woningen
te betrekken dan waarin zij vroeger woonden. De woningen
der woningbouwvereenigingen en een deel der gemeente
woningen zijn, al zijn zij nog lang niet wat de sociaal-demo
craten zouden wenschen, veel beter dan de krotten, waarvan
men er nog maar al te veel te Leiden aantreft.
Als die arbeiders van 50 a 60 jaar gedurende hun verder
leven afhankelijk zullen zijn van den steun dat zal het
geval zijn zullen zij niet in staat zijn de huizen, waarin
zij thans wonen, te blijven bewonen. Zij zullen worden ge
dreven naar de krotten, waaruit zij gekomen zijn. De ge
meente behoort dat te voorkomen; de arbeiders, die hun
geheele leven hard hebben gewerkt, dikwijls tegen zeer lage
loonen, hebben daar wel recht op. Van particuliere huis
eigenaren kan men niet veronderstellen, dat zij het zullen
doen, maar het is de taak en de plicht van de gemeente voor
die menschen geschikte woningen beschikbaar te stellen.
De Wethouder vroeg, of spreekster haar voorstel om over
te gaan tot oprichting van een gemeentelijk tehuis voor ouden
van dagen op zijde had gezet.
Dit nu niet bepaaldnaast woningen voor ouden van dagen
zal zeker ook aan een gemeentelijk tehuis voor ouden van
dagen behoefte gevoeld worden. Dit is voor die menschen,
die er het meest recht op hebben, maar Aroor wie door de
gemeente het minst wordt gedaan.
Er is in de inrichting voor oude lieden aan de Heerengracht
zeker ruimte Voor opneming Aran gehuwde paren, maar om
in die inrichting te komen, moet men zijn 65 jaar, lidmaat
van de Ned. Hervormde Kerk en recht van lijf en leden;
spreekster gelooft niet, dat dit laatste van alle 65-jarigen
gezegd kan worden; voor opneming daar is dus nog heel wat
noodig. De Wethouder nam spreekster ook hoogst kwalijk,
dat zij opkwam tegen den dwang in het Minnehuis om naar
de kerk te gaan; dat vindt spreekster zeer erg en een sterke
aanslag op de persoonlijke vrijheid; niemand heeft het recht
de menschen te dwingen tot bijwoning van een godsdienst
oefening, waaraan men absoluut geen behoefte heeft en om
dat als voorwaarde tot opneming te stellen.
De Wethouder vroeg ook, of spreekster zich al eenige voor
stelling had gemaakt hoeveel woningen voor ouden van dagen
dan wel noodig zouden zijn. Dat weet spreekster nog niet.
Als men echter nu eens met de 25 woningen, die de Wet
houder zelf voorstelt, zou beginnen, dan zou zij zich daarbij
wel kunnen neerleggen; dan is er een begin en dan zal men
wel tot de ontdekking komen, dat er nog heel wat meer noodig
zijn. Uit het antwoord van den Wethouder bleek ook, dat
aan huurverlaging geen denken is; voor ouden van dagen,
die alleen van steun afhankelijk zijn, is het dus uitgesloten,
dat zij gewone huizen kunnen betalendaarom dringt spreek
ster er bij den Raad op aan om toch zeker een begin te maken
met den bouw \ran woningen voor ouden van dagen.
Spreekster heeft in het geheel geen hulde gebracht aan de
Vereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden, zooals
Wethouder Romijn haar in den mond legde; zij heeft alleen
gezegd, die vereeniging niet in een kwaad daglicht te willen
stellen, dat zij daartoe het recht niet had, maar de Wethouder
zal toch wel met spreekster eens zijn, dat die \Tereeniging,
niettegenstaande zij ook haar best doet, niet in staat zal zijn
dien blinden een behoorlijk le\rensbestaan te geven, zelfs niet
met het subsidie, die zij op het oogenblik A-an de gemeente
geniet. Het is wel degelijk overheidszorg dien blinden een
bestaan te verzekeren, zoodat zij vallen onder de ziekte- en
ongevallenverzekering, zoodat zij niet meer bij ziekte met
een lager weekgeld moeten toekomen dan wanneer zij werken,
wat ook al veel te laag is. Men kan toch niet zeggen, dat in
den tegenwoordigen tijd 16.een behoorlijk inkomen is
voor een arbeider; het is dan zeker een taak van dè overheid
om die blinden in de gelegenheid te stellen hun leven behoor-
Gemeentebegrooting Algemeenc Beschouwingen,
(de Clerde Bruijn e.a.)
lijk in te richten, zooals voor een arbeider betaamt. Daarom
geeft spreekster den Raad in OArerweging aan te nemen haar
voorstel tot instelling van een gemeentelijke commissie voor
blindenzorg, om den blinden een beter bestaan en betere
loonen dan tot heden mogelijk was te verzekeren.
De heer Koole acht het antwoord van het College inzake
de subsidie-vermindering niet bevredigend. Spreker zal niet
over de Avijkverplegingen spreken, omdat z. i. het voorstel
de Reede door den Raad wel zal worden aangenomen.
Wat betreft de vereenigingen voor gezondheidskolonies,
daar wil spreker dieper op ingaan.
Volgens den heer Goslinga zouden de bloempjesdagen wel
een flink bedrag opleveren, maar spreker ontkent dat. Drie
jaren geleden was dat nog het geval, maar thans, nu onder
de arbeiders en de andere ingezetenen, die gewoon waren hun
giften te geven, een groote werkloosheid heerscht, zullen die
dagen ongetwijfeld niet voldoende opleveren. De gemeente
stelt voor elke vereeniging een bedrag van 600.aan sub
sidie beschikbaar, maar dan moet zij 800 verpleegdagen
hebben en, gezien het feit, dat de beter gesitueerden hun geld
vasthouden uit vrees voor hetgeen eventueel zal gebeuren,
is het moeilijk geld bijeen te krijgen en kunnen de vereenigingen
niet meer aan die 800 verpleegdagen komen. De kinderen,
die voor uitzending in aanmerking moesten komen, worden
de dupe van het gebrek aan middelen bij de vereenigingen.
Spreker heeft reeds de vraag gesteld, of het niet de zuinigheid
is, welke de wijsheid bedriegt. Het zou wenschelijk zijn die
kinderen, welke zeer zwak zijn, door uitzending naar een
vacantie-kolonie te doen aansterken ten einde te voorkomen,
dat de tuberculose-bacil invloed op hen heeft. Regeeren is
vooruitzien en men moet er rekening mede houden, dat die
kinderen, als zij ondermijnd worden door lichaamszwakte,
later onvolwaardige krachten worden. Spreker hoopt dan ook,
dat de Raad de bestaande subsidies zal bestendigen.
Ten aanzien van het voorstel van den heer Knuttel om
de werkloozen en hun gezinnen in de gelegenheid te stellen
gratis te baden, heeft de Wethouder zich bereid verklaard
dit voorstel om praeadvies te nemen. Spreker kan zich daar
mede vereenigen, mits de Wethouder tevens de toezegging
doet, dat de Raad zoo spoedig mogelijk dat praeadvies ter
behandeling zal krijgen.
Spreker heeft geen antwoord gekregen op de bezwaren,
door hem aangevmerd tegen het inhouden van het subsidie
van 100.ten behoeve van het zwemfeest. Hij hoopt, dat
Burgemeester en Wethouders zullen inzien, dat dat subsidie
alsnog moet worden verstrekt. Het is de taak van Burgemees
ter en Wethouders en van den Raad om stuwend op te treden
ten opzichte van de zwemsport, d. w. z. dat zij dit zwemfeest,
waardoor de zwemsport het meest wordt gediend, moeten
steunen. Deze feesten leiden er toe, dat men meer goede
zwemmers krijgt, omdat zij Arele ingezetenen er toe brengen
het zwemmen te gaan aanleeren.
Verder wil spreker iets zeggen over de slotwoorden van
Wethouder Goslinga: met Gods kracht zullen wij de revolu-
tionnaire golven breken. Spreker Auaagt of dit per pond of
per kilo is te krijgen. Met het woord „revolutie" loopt men
te koop; het is mogelijk, dat de leden van de partij Aran den
heer Goslinga, omdat zij den naam „anti-revolutionnair"
dragen, dat woord meer op de lippen nemen dan anderen.
Sprekers partij denkt niet aan revolutie.
De heer Knuttel voegt spreker toe: dat is juist. De sociaal
democraten staan op het standpunt van de democratie en
willen daarvoor mede den strijd voeren. De illusies van den
heer Knuttel gaan toch niet op. Gp het door den heer
Goslinga, gesprokene wil spreker even dieper ingaan. De
grondwet van 1848 kende alleen openbaar onderwijs. In
1880 zijn de christelijke partijen in de Tweede Kamer een
agitatie gaan voeren voor het verkrijgen van subsidie ten
behoeve van het bijzonder onderwijs. De Kamer heeft dat
niet gewild en in 1885 werd door de Regeering een Staats
commissie benoemd om te onderzoeken of het wenschelijk
was de oude stellingen, welke in de grondwet van 1848 waren
uitgewerkt of nieuw ingevoerd, te herzien. Toen dit in 1886
bij de behandeling der begrooting in de Tweede Kamer ter
sprake kwam, Avilden de christelijke partijen, om subsidie te
krijgen voor hun bijzondere scholen, niet anders dan met
hoofdstuk X (Onderwijs) beginnen; toen de Kamer daarop
niet wilde ingaan, stelden zij een non possumus d. w. z. zij
wilden niet meer aan de beraadslaging deelnemen en werkten
ook niet mede aan de verandering van de Grondwet. Daardoor
was Kamerontbinding noodzakelijk; de tegenstanders van
subsidieering van het bijzonder onderwijs kwamen eenigszins
versterkt terug; de agitatoren in de Tweede Kamer kregen
dus hun zin niet. Dit duurde tot en met 1913; toen hebben
verschillende partijen zich met elkaar verstaan over de sub-