206 MAANDAG 6 MAART 1933. Gemcentcbegrooting Algemeene Beschouwingen. (Goslinga e.a.) De heer Goslinga zegt, dat daardoor de salariskorting niet wordt opgeheven. De heer Manders meent, dat de Wethouder thans met de belastingverhooging had kunnen komen en over 2 of 3 maanden met salariskorting. Spreker had gedacht, dat de belasting verhooging moest voorgaan. De Wethouder heeft voorts de opmerking gemaakt, dat men een gulden slechts één keer kan uitgeven. Maar zoo is het toch niet. Het geld, dat rond is, moet rollen; daarvoor is het ook rond gemaakt. Geld is iets, dat niet opgebruikt wordthet blijft steeds. De Wethouder geeft verbazend veel guldens uit, maar hij ontvangt diezelfde guldens weer terug. De Wethouder voegt spreker toe: was het maar waar! Spreker antwoordt, dat het toch inderdaad zoo is. De Wet houder wil het blijkbaar niet begrijpen. Hij weet toch wel, dat hij de guldens, welke hij aan ambtenarenloonen uitgeeft, straks weer terugkrijgt in den vorm van betaling voor gas, electriciteit enz. Hij geeft ze dan weer uit voor kolen. Het is de taak van den Wethouder. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders den heer Manders twee keer een rekening voor electriciteit zullen sturen. De heer Manders doet opmerken, dat hij niet zegt, dat Burgemeester en Wethouders twee maal dezelfde rekening moeten laten betalen, maar wel, dat de guldens, waarmede de rekening wordt betaald, twee en meer keer kunnen worden gebruikt. De heer Goslinga zegt, dat hij ze wel honderd maal kan gebruiken, telkens voor andere uitgaven. De heer Manders wijst er op, dat ze telkens weer binnen komen. Dat is zijn betoog geweest. Geld is slechts een ruil middel. Het speelt geen rol; spreker geeft dat geld weer allemaal uitdat gaat langs verschillende wegen weer naar de provincie en spreker krijgt het dan weer. Zoo gaat het steeds weer door. Spreker wilde wel, dat het geld zoo'n kleine rol bij den Wet houder ging spelen, dat hij een politiek buiten het geld om ging voeren. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen drie voor stellen van den heer Manders, (nis 78, 79 en 80), luidende: „De ondergeteekende stelt voor de navolgende subsidie genoemd op bladzijde 155 van het Ingekomen Stuk No. 213 van 1932 onder V niet in te trekken, doch te stellen op 10. „De bijdrage aan het Comité inzake bestudeering en be strijding van de iepziekte".", „De ondergeteekende stelt voor het navolgende lidmaat schap genoemd op bladzijde 155 van het Ingekomen Stuk No. 213 van 1932 onder V niet in te trekken, doch te stellen op 10. „Het lidmaatschap van de Vereeniging Het Nederlandsch W egencongr es" en „De ondergeteekende stelt voor het navolgende lidmaat schap genoemd op bladzijde 155 van het Ingekomen Stuk No. 213 van 1932 onder V niet in te trekken, doch te stellen op 10. „Het lidmaatschap van de Vereeniging tot verbetering van den Ouden Rijn".". Deze voorstellen worden voldoende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. Zullen worden behandeld bij de Algemeene Beschouwingen. De heer Huurman zegt, dat de heer Vos de opmerking heeft gemaakt, dat bijna alle leden van de verschillende fracties bij de Algemeene Beschouwingen het woord hebben gevoerd. Bij een andere wijze van behandeling van de be grooting, indien niet alle zaken bij de Algemeene Beschou wingen ter sprake zouden worden gebracht, zou zeker de duur der behandeling te verkorten zijn. Nu alle mogelijke onderwerpen en voorstellen bij de Algemeene Beschouwingen behandeld worden, ligt het echter voor de hand dat ieder, die daarover bij de volgnummers een opmerking had willen maken, dit bij de Algemeene Beschouwingen moest doen. Spreker gelooft, dat bij een andere wijze van behandeling zijn partij er zeker voor te vinden zou zijn, één van haar fractieleden bij de Algemeene Beschouwingen het woord te doen voeren en bereid zou zijn in ov rleg met de andere fracties een beperkten spreektijd vast te stellen. Dat alle 5 leden van sprekers fractie bij de Algemeene Beschouwingen het woord hebben gevoerd, is een gevolg van deze wijze van behandeling. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Huurman e.a.) Volgens den Voorzitter is de Politiesportvereeniging niet alleen voor pleizier, maar ook om de menschen te oefenen. Spreker is van meening, dat, indien de agenten moeten worden geoefend, de deelneming aan de oefeningen verplicht behoort te worden gesteld. Laat men de menschen vrij om al dan niet aan de oefeningen deel te nemen, dan zullen de resultaten gering zijn. De Voorzitter heeft verder opgemerkt, dat er niet zooveel ongelukken gebeuren, dat er voortdurend over voetballen werd gesproken, maar dat er ook schermen en andere sport wordt beoefend. Spreker meent, dat er bij de heeren niet zóóveel animo bestaat, dat het geven van een subsidie nood zakelijk is. Van bevoegde zijde is spreker verzekerd, dat het meermalen voorkomt, dat op het vastgestelde uur niemand aanwezig is en de leeraren in het schermen weer kalm huis waarts keeren. Waar de animo onder de leden der vereeniging zoo gering is, is het naar sprekers meening in den tegen- woordigen tijd, waarin elke gulden er één is en men goed moet weten waarvoor hij wordt uitgegeven, overbodig een dergelijke liefhebberij met gemeentegeld te steunen. Er komt bij, dat ruim een derde gedeelte van de agenten geen lid van de vereeniging is. De Voorzitter zegt, dat van de 150 agenten er 89 lid zijn. De heer Huurman constateert, dat hij blijkbaar aan den veiligen kant was, toen hij sprak van „ruim een derde ge deelte." Het spijt spreker, dat de heer Bergers, die het aanvankelijk met hem eens was, zoo spoedig door den Voorzitter is over tuigd, dat hij nu verklaard heeft tegen het voorstel te stemmen, hetgeen intusschen volkomen zijn recht is. Spreker vreest, dat zijn amendement zal worden verworpen, maar waar hij absoluut overtuigd is, dat het hier gaat om een uitgave, welke niet tot de strikt noodzakelijke kan worden gerekend, zal hij zijn voorstel handhaven. Een tweede voorstel, dat spreker heeft ingediend, betreft de Openbare Leeszaal „Reuvens." Ook het subsidie aan deze in richting kan spreker niet rangschikken onder de strikt nood zakelijke uitgaven, al is het een gewenschte en nuttige uitgave, maar nu hij van verschillende zijden heeft gehoord, dat, indien het subsidie, dat thans door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, nog verder wordt verminderd, er groote kans bestaat, dat het subsidie van het Rijk en dat van de Provincie niet wordt uitgekeerd, hij zou het niet zoo vreese- lijk vinden, maar er maken vele menschen een nuttig gebruik van deze Leeszaal en Bibliotheek trekt hij zijn voorstel in. Aangezien het voorstel van den heer Huurman (No. 58), luidende „De ondergeteekende stelt den Raad voor de aan de Open bare Leeszaal en Bibliotheek „Reuvens" voorgestelde subsidie ad 5222.met f 1222.— te verminderen en den post vast te stellen op f 4000.—.", is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Huurman merkt op, dat er verschillende subsidie- voorstellen zijn gedaan door de heeren Yerweij en de Reede. De heeren de Reede en Yerweij interesseeren zich speciaal voor het subsidie aan het Leidsch Muziekcorps. De heer de Reede wenscht een beginseluitspraak over subsidieering van de Kunst; op het oogenblik is het echter voor een derge lijke uitspraak niet een geschikte tijd en daarom adviseert spreker den Raad dat voorstel niet aan te nemen, maar om zich strikt te houden aan het voorstel van het College inzake de subsidies. De heer de Reede zegt nu, dat het geen voorstel, maar een overweging wasspreker geeft dan in overweging om dit denkbeeld niet te overwegen. Spreker is door het antwoord van het College inzake de statutenwijziging van de Leidsche Duinwater Mij. niet veel wijzer geworden. Spreker had te dien opzichte, mede met het oog op verschillende opmerkingen van meerdere leden over deze zaak een positiever antwoord verwacht. Spreker vindt het een ongewenschten toestand, dat de functie van directeur nog steeds niet is vervuld en het bedrijf door een waarnemend directeur wordt geleid, die per saldo toch de volle verant woordelijkheid draagt. Gezien de toezegging van het College tot uitbreiding van het aantal commissarissen van 3 tot 5 vindt spreker het jammer, dat deze statutenwijziging zoo lang uitblijft, weshalve hij op spoed blijft aandringen. De heer Kuipers oordeelde het noodig hier verschillende dividenden te noemen van 30 en 40 maar zeide er alleen niet bij, dat dit is van niet-volgestort kapitaal, waarvan in den regel slechts 10 op de aandeelen is gestort. De heer Kuipers acht deze dividenden blijkbaar zeer hoog, maar hij moest er bij zeggen, dat bij eventueele tekorten aandeelhouders het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 14