VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933.
145
Gcmeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Goslinga e.a.)
dat men niet hooger kan gaan dan ƒ3.000.maar dat eiseht
de wet nu eenmaal; dat kan spreker ook niet helpen. Dat is
bij de jongere ambtenaren ook zoo. Ten aanzien van hen, die
meer dan 3.000.verdienen, gaat de korting niet verder.
De oudere groep van ambtenaren wordt gevormd door de
meer draagkrachtige amb'enaren; die staan meestal op hun
maximum en hebben in totaal slechts 3J% korting. Volgens
die ratio hebben Burgemeester en Wethouders dit voorgesteld,
maar ook in verband met het feit, dat het Rijks- en het
Provinciale personeel eveneens die korting hebben gekregen.
Schier alle gemeenten in Nederland hebben het gedaan; in
slechts weinig gemeenten hebben de ambtenaren premievrij
of half premievrij pensioen. De eene gemeente na de andere
is er toe overgegaan één lijn te trekken met het Rijk, juist
met het oog op het innig verband tusschen de financiën van
de gemeenten en die van het Rijk, en spreker voorspelt, dat,
wanneer de Raad het voorstel van den heer Bergers aanneemt,
wat zeer wel mogelijk is, het toch tot een korting van 8|%
zal komen. Het is onafwendbaar. Men kan het nog uitstellen,
maar men kan er op den duur niet aan ontkomen.
De heer Bergers voegt spreker toe het daarmede niet eens
te zijn. Dat spijt spreker, maar hij kan het begrijpen, want
hij herhaalt, dat het helaas waar is, dat men met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders de hoogere ambtenaren
niet verder dan tot 3.000.kan treffen. Dit is evenwel
niet sprekers schuld. Het is volgens de wet. De weduwen van
de hoogere ambtenaren hebben ook geen hooger pensioen dan
die van de lagere ambtenaren. De hoogere ambtenaren moeten
het aanvullen met verzekeringen, wat geld kost.
Men voegt spreker toe, dat bet een sluitpost-theorie is. Dit
is onjuist. Hetzelfde is beweerd in het Georganiseerd Overleg
en toen heeft spreker gevraagd, of hij er dan mede had
moeten beginnen. Het is het allerlaatste; spreker heeft het
gedaan, toen hij niets anders meer kon vinden. Men kan er
over twisten of het een sluitpost is, maar, indien het dat is,
dan hebben de ambtenaren de eer de begrooting te sluiten.
Ook de heer Wilbrink heeft gezegd: in de eerste plaats
moet men de meerdere lasten laten betalen door de meer
draagkrachtigen, niet door de minder draagkrachtigen. Spreker
zou dat wel willen, maar hij ziet deze korting als onafwend
baar, en als de heer Wilbrink zegt, dat Burgemeester en Wet
houders niet zoo afwijzend moeten staan tegenover uit den
Raad komende voorstellen, indien deze meer rechtvaardig en
meer rechtmatig zijn dan die van het College, dan antwoordt
spreker, dat hij van het onrechtvaardige en het onrechtmatige
van dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet over
tuigd is.
De heer Wilbrink voegt den Wethouder toe te hebben ge
zegdals zij naar de meening van de Raadsleden meer recht
vaardig en meer rechtmatig zijn.
De heer Goslinga antwoordt, dat men hem het recht moet
toekennen om een eigen meening te hebben.
Sprekers bezwaar tegen het voorstel van den heer Bergers
is, dat, ten einde de oudere groep ambtenaren in het genot
te laten van die weduwe- en weezen pensioen, allerlei
kleine mannetjes moeten medebetalen. Zij, die reeds 8|
korting hebben en 5% terugkrijgen, moeten ook medebetalen,
maar zij worden er niet slechter van. Er wordt 4 ton betaald
aan los personeel en dat losse personeel moet er eveneens aan
meebetalen. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wet
houders daarentegen drukt de last het sterkst op die oudere
groep ambtenaren en ten einde te voorkomen, dat de lasten
niet te zwaar neerkomen op de gezinnen van eenigen omvang
met kinderen, heelt het College de verbetering van den
kindertoeslag voorgesteld. Daardoor wordt met het beginsel
der draagkracht rekening gehouden.
Spreker zal geen bezwaar maken tegen verzending der
tweede motie van den heer Bergers naar het Georganiseerd
Overleg, maar dan hoopt hij, dat het Georganiseerd Overleg
inmiddels wijzer is geworden. Het financieele aspect, door
de heeren van Eek en Verweij geopend, is toch voor het
sluitend maken van deze begrooting buitengewoon weinig
zeggend. Zij willen een forschen strijd tegen de Regeering
door de Vereenigiug van Nederlandsche Gemeenten; alles
goed en wel, maar wat brengt dat nu voor spek op het
bord? De Regeering zit ook in moeilijkheden. De heer
Verweij wees op de slechte uitwerking van de nieuwe wet
op de financieele verhouding tusschen rijk en gemeenten,
maar die uitwerking is nog niet zoo slecht. In dezen abnor-
malen tijd, met zulke enorme sommen voor werkloozenzorg
en armenzorg gaat elke regeling van normale tijden mank;
overigens is Leiden er met die wet nog niet zoo slecht
afgekomen. Spreker is er niet zoo ontevreden over, maar op
dezen abnormalen tijd is geen enkele wet gemaakt. Daarom
Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen.
(Goslinga.)
is het College het van harte eens met het adres van 12
September j.l. van de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten aan de Regeering; daarover is ook een commissie
voor de gemeentefinanciën bezig; het gemeentebestuur heeft
herhaaldelijk uitvoerige staten en cijfers gegeven en de
Regeering heeft zoowel bij de mondelinge als bij de schrif
telijke gedachtenwisseling in de Staten-Generaal over de
Rijksbegrooting 1933 verklaard, dat een wijziging van het
stelsel van rijksuitkeering inzake werkloosheid en werkver
schaffing in ernstige overweging is; in bevoegden kring is
bekend, dat dit geen ijdele taal is. Daaruit zal misschien
iets te voorschijn komen, maar men denke niet, dat er ooit
een regeering gevonden zal'worden, die nu maar gewoonweg
de rekeningen van de gemeente accepteert en betaalt. De
heer Verweij zegt: de 6 ton tekort vormen precies het
bedrag, wat wij aan Maatschappelijk Hulpbetoon uitgeven.
Gesteld echter, dat Leiden die 6 ton eens van de Regeering
kreeg, dan is er nog geen geld voor verlaging van de meter-
huren en voor alle wenschen en eischen van de dames en
heeren. Denkt iemand, dat er ooit een regeering gevonden
wordt, een communistische, socialistische of kapitalistische,
die aan een lager orgaan den sleutel van haar eigen schat
kist zal overgeven en alles betalen wat dit noodig heeft? Dat
is nooit te verwachten. De gemeenten zullen zich dus altijd
moeten beperken. Nu zegt de heer van Eek: de rijksregeering
belemmert de gemeentebesturen in hun zelfstandig optreden.
Maar in dezen zeer zwaren en moeilijken tijd kan nu eenmaal
geen enkele rijksregeering toestaan, dat lagere organen maar
net doen alsof de regeering er niet is, alsof er geen moeilijke
tijd is, en maar voor het vaderland weg uitgeven wat men
dan noodig acht; dat is niet bestaanbaar. Als de heer van
Eek met dergelijke papieren brieven aan de regeering het
begrootingstekort wil overbruggen, dan zal hij toch gedes
illusioneerd worden; dat is eenvoudig niet mogelijk.
Nu zegt de heer van Eek: omhoog het socialisme, maar
dat zegt spreker niets. In Zaandam is een socialistische meer
derheid in den Raad.
Wat leest men nu in de Memorie van Toelichting op de
begrooting van Zaandam? Het volgende:
»Zeer sterk werd bezuinigd op den dienst van Openbare
Werken. Voor 1933 is een bedrag van 85.880.uitgetrok
ken voor onderhoudswerken (v. j. 150.000.Voor overige
werken werd geraamd 47.000.(v. j. 107.200.—). De
posten arbeidsloonen en salarissen werden in verband hier
mede teruggebracht respectievelijk van 101,000op
74.154.en van 36.801.op 31.836.—".
Wat doet men daar? Men ontslaat daar menschen, wat
blijkt uit het teruggaan van de posten voor arbeidsloonen en
salarissen en voor onderhoudswerken.
Vanmiddag heeft spreker voorgelezen, hoe men te Zaandam
ten opzichte van de subsidies handelt.
Wordt deze begrooting niet door den Raad aangenomen,
wat is dan het alternatief? Dit: de communistische heilstaat,
maar daarin heeft men geen geloof, terwijl die bovendien
niet te Leiden kan worden ingevoerd de heer Kngttel
zal toegeven, dat een communistisch heilstaatje Leiden de
moeite niet waard is; hij heeft veel grooter idealen en het
socialisme omhelzen geeft ook niets. Als men deze begrooting
eens omhelsde, dan was men er. Men kan toch niet Gods
water over Gods akker laten loopen!
Wat het gesprokene door den heer Wilmer betreft, sluit
spreker zich aan bij hetgeen de Burgemeester daarop heeft
geantwoord. Een concentreerende reorganisatie zonder dat er
slachtoffers vallen, is uiterst moeilijk. Tot een lid van de
Eerste Kamer heeft onlangs de Minister van Onderwijs
gezegd: dan zijt gij als een blinde, die zoekt in een donkere
kamer naar een zwarte kat, die er niet is. Spreker is ook
niet voor die ontslagen op groote schaal, zooals zij te Zaandam
voorkomen; het moet geleidelijk aan gaan, maar men moet
niet denken, dat het denkbeeld van den heer Wilmer kan
worden verwezenlijkt zonder dat dit gepaard gaat met het
vallen van slachtoffers. Gaat het in die richting, dan zullen
Burgemeester en Wethouders wel trachten het aantal zooveel
mogelijk te beperken en dan is daartoe een uitnemend
middel het vervullen van vacatures zonder menschen van
buiten af te nemen. Dit laatste is echter niet altijd mogelijk,
vooral bij de technische bedrijven. Er zijn pas twee keur
meesters uit Friesland benoemd; er waren geen Leidsche
sollicitanten en onder het personeel waren er geen personen,
die in die functies konden worden geplaatst.
Spreker wil verder nog iets zeggen over de bewering van
den heer Bosman omtrent de lichtzinnige manier, waarop
de begrooting z. i. in elkander is gezet. Hij hoopt, dat de
heer Bosman die woorden zal terugnemen, want, als men
ziet op welke lichtzinnige wijze de heer Bosman het zou
willen doen, dan moet men toegeven, dat dit in het geheel