122
DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933.
Gemeentebegrooting Algemcene Beschouwingen.
(Voorzitter.)
practisch werkte in een gemeentebestuur, opengaan en hij
zou overtuigd zijn, dat zijn methode niet onfeilbaar is; zijn
beginselen behoeft hij daarbij niet prijs te geven, maar hij
zou begrijpen, dat het niet altijd mogelijk is die maatregelen
te nemen, die zijn beginselen hem wenschelijk doen schijnen.
De heer van Eek heeft verschillende hier herhaaldelijk
terugkeerende voorstellen gedaan, omtrent colportage, straat-
betoogingen, optochten op Zondagnamiddag; spreker zal niet
ingaan op de wederom daarvoor aangevoerde argumenten,
maar bepaalt zich er toe den Raad te adviseeren die voor
stellen niet aan te nemen op de reeds meermalen door het
College hier aangevoerde gronden.
Spreker ontzegt den heer van Eek geenszins het recht,
telkens deze voorstellen te doen, maar het College heeft ook
het recht tot den Raad te zeggen: wij hebben zoo dikwijls
medegedeeld, waarom wij tegen die voorstellen zijn, dat het
niet noodig is, het elk jaar te herhalen.
De houding, die de heer van Eek in zijn voorstel ten
aanzien van den Leidschen Hout aanneemt, heeft spreker
verwonderd. Het is onmogelijk en uitgesloten, bij iemand
als den heer van Eek te denken aan kwade trouw. Het
komt ook niet in spreker op, zulks te doen. Toen echter in
1928 de stichting van den Leidschen Hout aan de orde was,
zei de heer Van Eek:
„Waar men stond voor de keuze, öf geen bosch, öf die
voorwaarden, heeft sprekers fractie het wezen gesteld boven
den vorm."
In dit geval spelen misschien de beginselen van den lieer
Van Eek hem parten en heeft de heer Van Eek nu spijt
van de stem, toen door hem uitgebracht.
Hij heeft zich door hetgeen hij in 1928 heeft gezegd, ge
bonden. Liever had hij toen moeten tegenstemmen, zij het
ook met een bloedend hart, dan nu terugkomen op het
geen hij toen aanvaard heeft.
Ook spreker vindt het jammer, dat het subsidie aan den
Leidschen Hout wordt verminderd, want spreker had gaarne
gewild, dat het bestuur, waaraan hij actief deelneemt, in
staat gesteld werd veel meer geld aan den Hout te be
steden. Het beginsel, dat het College bij de bezuiniging op
de subsidies heeft moeten aanvaarden, brengt hem er toe
ook in de verlaging van dit subsidie volkomen te berusten.
Spreker vereenigt zich geheel met hetgeen de heer Wilbrink
heeft gezegd naar aanleiding van het voorstel van den heer
Van Eek omtrent de publieke vermakelijkheden op den
len Paaschdag enz. De meerderheid van het College be
schouwt de genoemde feestdagen als dagen, die gewijd moeten
blijven aan Hem, die de grondslagen van het Christendom
gelegd heeft, dat voor het geheele leven in de maatschappij,
zoowel in Europa als in andere werelddeelen, de grondbe
ginselen bevat, waarin en waaruit allen zijn gegroeid en aan
den invloed waarvan niemand kan ontkomen, ongeacht de
vraag, of hij ze al of niet erkent.
Spreker gaat niet mede met den heer Wilbrink, wanneer
deze die feestdagen vergelijkt met den 1-Meidag, die volgens
spreker van geheel andere orde is.
Spreker kan zich niet vereenigen met het voorstel van
den heer Van Eek om bij de Kroon in beroep te gaan ten
aanzien van de uitzetting der grenzen van de gemeente.
Reeds eerder heeft spreker gezegd, daarvan geen gunstig,
maar wel een nadeelig resultaat te verwachten. In afwijking
van hetgeen de heer Van Eek het vorige jaar voorstelde,
wenscht hij nu Gedeputeerde Staten te passeeren. Het is
echter uitgesloten, dat men met voorbijgaan van dat College
deze zaak zou kunnen tot stand brengen.
Het is in het belang van de samenvoeging van gemeenten
of wijziging van gemeentegrenzen absoluut noodig, dat het
College van Gedeputeerde Staten daarbij een groote en in
vloedrijke rol speelt. Er komen streek- en buurtbelangen bij
ter sprake, die alleen door het College van Gedeputeerde
Staten goed bekeken kunnen worden.
Hoewel spreker het betreurt, dat het College van Ge
deputeerde Staten blijkbaar geen aanleiding vindt, spoed
te betrachten bij het voldoen aan het verzoek om in Leiden
te komen kijken, en om zich met deze zaak bezig te houden,
acht spreker het onraadzaam van de langzame wijze van
behandeling van dit vraagstuk door Gedeputeerde Staten
van dit vraagstuk bij de Kroon in beroep te gaan; daar
mede zou de Raad niets bereiken.
Spreker komt nu tot de politie. Wat betreft de door
Mevrouw Braggaar gevraagde vrouwelijke hulp, het is voor
spreker geenerlei quaestie van beginsel, dat spreker geen
vrouwelijke kracht bij de politie zou willen aanstellen. Thans
is er echter zeker geen aanleiding om over te gaan tot uit
breiding van het politiecorps; indien die mogelijk zou zijn,
dan zijn er op het oogenblik nog wel andere wenschen, die
daarbij eerder in aanmerking komen voor vervulling dan
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Voorzitter.)
deze zaak. Inderdaad zit men op het oogenblik min of
meer in een moeilijkheid, doordat men niemand heeft kunnen
vinden om de dame, die tot nu toe de noodige hulp ver
leend heeft, te vervangen; dit is echter maar van korten
duur. omdat spreker weet daarin binnen zeer korten tijd
te zullen slagen. Mevrouw Braggaar en spreker blijven echter
toch nog verschillen van opvatting betreffende de uitge
breidheid van het werk, door die vrouwelijke hulp te ver
richten. Mevrouw Braggaar spreekt van kinderzorg, school
verzuim, onverzorgde kinderen, enz., maar deze zaken liggen
niet zoozeer op het terrein van de politie; die dient voor
andere zaken en is daarop niet allereerst ingesteld. Gelukkig
bestaan hier ter stede tal van andere inrichtingen en in
stellingen, die dergelijke belangen verzorgen en behartigen,
tusschen wie gelukkig samenwerking is gewaarborgd. Voor
zoover de politie zelf in aanraking komt met kinderen, be
schikt zij over geschikte krachten daarvoor; zedenzaken,
waarbij het beter is over vrouwelijke hulp te beschikken,
komen gelukkig zeer weinig voor en voorzoover zij voor
komen, weet de politie zich te helpen zonder over te gaan
tot aanstelling van een zoodanige kracht, voor wie werkelijk
in dit opzicht bij de politie, zooals spreker die opvat, niet
voldoende werk is. Plannen zijn in overweging om de taak
der politie uit te breiden met die der brandweer. Spreker
weet niet wat daaromtrent het raadsbesluit zal zijn, maar
wanneer dit er bij komt, heeft men voorloopig weer een
ruim voldoende uitbreiding van dit terrein.
Het veelbestreden subsidie aan de Politiesportvereeniging
heeft niet veel verdediging gevonden, behalve van den
heer Kuipers. Spreker acht het absoluut noodig dit sub
sidie, hoewel gereduceerd, te blijven geven, omdat hij een
ander inzicht in de beteekenis van dit subsidie heeft dan den
raadsleden blijkbaar voor oogen staat. Spreker heeft zeer
bepaaldelijk den indruk gekregen, vooral uit de woorden
van de heeren Huurman en Knuttel, dat men meent dat dit
subsidie is om de politie een pleziertje te doen er is ook
alleen gesproken over hetgeen men van die Politiesport
vereeniging blijkbaar het meeste opmerkt, n.l. dat er ge
voetbald wordt en wedstrijden worden gehouden dit wordt
als een pleziertje beschouwd en waarom zal de gemeente
voor deze politieambtenaren een dergelijk subsidie be
schikbaar stellen, bij zoovele nooden op ander gebied
Indien het was om die menschen een pleziertje te doen,
dan zou spreker zeggen in deze tijdsomstandigheden kan
het niet.
Dat is in het geheel niet de bedoeling van de Politie
sportvereeniging. Alle hoofden zoowel van groote als kleinere
politiecorpsen achten het noodzakelijk, dat de lichamelijke
toestand van de agenten van politie goed is. Wat van de
agenten geëischt wordt en ook geëischt mag worden is,
dat zij flinke, ferme kerels zijn en geen oude mannen, die
er als zoutzakken bij zitten. Zij moeten in staat zijn de
helpende hand te bieden bij alle gelegenheden, die zich
voordoen. Bij vele corpsen, en zeker bij alle groote, is het
beoefenen van gymnastiek en sport voorgeschreven door
de leiding. Het is misschien in dit verband heel onge
lukkig, dat het beoefenen van de sport tegelijkertijd een
aangename bezigheid is, maar het is dat voor de politie
niet in de eerste plaats. Voor hen is het er in de eerste
plaats om te doen phvsiek in een goeden toestand te
blijven.
Indien deze sportvereeniging niet bestond, zou spreker
ongetwijfeld den Raad moeten verzoeken, de noodige gelden
beschikbaar te stellen, opdat hij zou kunnen zorgen, dat
de agenten, niet voordat zij aangesteld zijn, maar ge
durende hun dienstverband, een behoorlijke physieke op
leiding zouden krijgen.
Met het oog op de zuinigheid en de omstandigheid, dat
het veel beter is deze zaak zooveel mogelijk te laten in
handen van de politie zelf, heeft men aan de tegen
woordige wijze van doen de voorkeur gegeven.
Vele agenten van politie hebben, zonder dat eenige
dwang in die richting is geoefend, zich bereid verklaard
voor deze zaak, waarvoor zij zelf veel gevoelen, een offer
te brengen. Zij dragen naar vermogen in de kosten bij en
de gemeente voegt het hare er aan toe. De agenten leggen
zich toe op schermen, voetballen, zwemmen, athletiek
en gymnastiek. De gemeente heeft zelf het nut daarvan
ingezien, aangezien zij anders in het politiebureau geen
groote gymnastiekzaal had laten bouwen.
Helaas komt er van de beoefening van athletiek en gym
nastiek niet veel terecht, wanneer er geen dwang bestaat of de
agenten geen animo hebben. Ook moet er eenige leiding aan
gegeven worden. De Politie sportvereeniging heeft alles op
heel zuinige wijze gedaan.
Het voetbalspel schijnt een doorn in het oog van den