DINSDAG 14 FEBRUARI 1933. 69 Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen. (Coster c.a.) Geheel-Onthouder: „de dronkenschap der geheelonthouders''. Sommige drankbestrijders treden hinderlijk fanatiek op en wanen zich verheven boven anderen, die geen geheel onthouder zijn. Zij stooten anderen af. Spreker zal dan ook zeer zeker tegen het voorstel van den heer van Eek stemmen. Spreker kan zich uit principe vereenigen met het voorstel van den heer van Eek betreffende de drie genoemde Christelijke feestdagen. Aangezien in dorpen om Leiden heen, waar Roomsch- Katholieken zitting hebben in den Raad en er zelfs de meerderheid vormen, die feestdagen gedurende den geheelen dag muziekuitvoeringen mogen ge geven worden, kan men daartegen in Leiden geen principieel bezwaar aanvoeren. Volgens de inlichtingen, die spreker van bioscoophouders heeft ontvangen, heeft de soepeler toepassing der Zondags wet in Leiden de gemeente 2.550.opgebracht. Volgens de raming zal de soepeler toepassing der wet op de drie ge noemde Christelijke feestdagen ongeveer 1.900.voor de gemeente opbrengen. Ook op grond van deze financieele overweging zal spreker met het voorstel van den heer van Eek meegaan. De leden van het Leidsch Muziekcorps, op wie spreker in zijn desbetreffend voorstel doelt, zijn personen van 60 jaar en ouder. Het is wenschelijk, dat men dezen menschen, wier inkomen in een tijd als dezen toch reeds zoo schaarsch is, zooveel mogelijk een gratificatie geeft. Is het echter gewenscht, dat, indien het subsidie vervalt, vertegenwoordigers van den Raad zitting hebben in het bestuur van dit corps? De heer Wilbrink constateert, dat terwijl verschillende raadsleden Burgemeester en Wethouders hun dankbaarheid hebben betuigd voor het sluitend maken van de begrooting, enkele raadsleden voorstellen hebben ingediend en verdedigd, die, aangezien aan de cijfers der begrooting niet getornd kan worden, het sluitend zijn van de begrooting in gevaar brengen. Ook spreker is er wel dankbaar voor, dat de begrooting sluitend is gemaakt, maar daarbij is hij er zich van bewust, dat bet niet wil zeggen, dat de cijfers aan het einde van het jaar zullen blijken in alle opzichten juist te zijn geweest. Men heeft zoowel bij de inkomsten als bij de uitgaven rekening te houden met de wisselvalligheid der omstandigheden, waarom het het beste is zijn dankbaarheid niet al te vroeg uit te spreken en een zeer voorzichtig beleid te voeren. Burgemeester en Wethouders sturen eigenlijk niet aan op een grondige en zakelijke behandeling van de begrooting. Wel zegt het College in de Memorie van Antwoord, het niet anders dan te zullen toejuichen, wanneer de Algemeene Beschouwingen worden bekort en daardoor de zakelijkheid bevorderd, maar het had daartoe zelf voor een groot deel kunnen medewerken, door niet bij de Algemeene Beschouwingen verschillende zaken aan de orde te stellen, zoodat het een overstelpende vloed van allerlei zaken wordt, die de raad tegelijkertijd moet bespreken. Deze zaken hadden evengoed bij de volgnummers aan de orde gesteld kunnen worden; dan ware voor een zeker deel de weg geopend tot een behoor lijke, zakelijke behandeling der begrooting. In het algemeen kan spreker waardeering uitspreken voor het beleid van het College, hoewel hij zich wel eens afvraagt, of niet soms de houding van het College tegenover den Raad wat soepeler en meegaander zou kunnen zijn en dan denkt hij in het bijzonder aan den Wethouder van Sociale Zaken; spreker heeft waardeering voor zijn ijver, zijn werk kracht en zijn toewijding aan de belangen der gemeente, maar hij heeft toch ook zoo'n idee, dat hij zich zoo'n klein beetje minister gevoelt in plaats van wethouder en het zoo beschouwt, alsof het College de gemeente bestuurt en niet de Raad. Daaruit is ook te verklaren de weinig soepele houding tegenover den Raad in een vorige vergadering, toen uit den Raad sterk werd aangedrongen op bepaalde maatregelen, die de Wethouder niet positief meende te kunnen toezeggen. Nu blijkt, dat de Wethouder bij een voorstel uit den Raad daaraan eenigszins is tegemoet gekomen, trapt een van zijn naaste partijgenooten hem even op de teenen, of liever, geeft hem een vaderlijke vermaning om niet zoo toegevend te zijn. Een vaderlijke vermaning kan goed zijn, maar kan ook onjuist blijken, omdat zij zoo vaderlijk is, dat zij eigenlijk uit den tijd is. Dit is ook hier het geval. Hier was allerminst reden om den Wethouder er op te wijzen, dat hij te soepel en te meegaand was tegenover den Raad en te gemakkelijk zijn standpunt losliet. Er was meer reden om er op te wijzen, dat de Wethouder ook met den Raad samen de gemeente bestuurt en dus zeer zeker ook met diens opvattingen heeft rekening te houden. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Wilbrink.) De toestand van de gemeente ten aanzien van de begrooting is zeer onzeker; voorzichtigheid is geboden. De gemeente staat op dit oogenblik voor een vasten post uitgaven aan salarissen, aan aflossing en rente van leeningen voor improductieve uitgaven van ruim '2 millioendaaronder zijn dan niet begrepen rente en aflossing voor productieve uitgaven, d. w. z. voor de bedrijven, of woningbouw, maar uitsluitend voor scholenbouw, politieposthuis, en dergelijke. Daarom is er alle aanleiding er bij de begrooting op te wijzen, dat men ook ten aanzien van het stadsbestuur genoodzaakt zal zijn de grootst mogelijke soberheid in acht te nemen. Verschillende scholen zijn of worden gebouwd, die op zoo royalen voet zijn ingericht, dat er zeer gemakkelijk enkele tienduizenden guldens op waren te bezuinigen geweest. Dit is ook op ander terrein het geval. Ook ten aanzien van het politieposthuis aan de Steenstraat kan men, als men den totalen kubieken inhoud in aanmerking neemt, niet spreken van een sobere uitvoering. In dit opzicht kan en moet in deze omstandigheden bezuinigd worden. Men kan zich dat nu wel ontveinzen en meenen, dat men er nog wel doorkomt, maar de waarschijnlijkheid is toch wel zeer groot, dat het geheele levensniveau dalen moet en dat dit zich ook zal afspiegelen in de inkomsten van de gemeente. Wat nu de voorgestelde salariskorting betreft, volgens spreker moet allereerst zoover als dat mogelijk is de materieele dienst versoberd worden, vóórdat men gaat raken aan de menschelijke krachten in dienst der gemeenschap. Aan de hand van de begrooting kan spreker zich echter niet ont veinzen, dat de Raad aan de salariskorting zal moeten mede werken. De heer Bergers heeft een lans gebroken voor een ander systeem van korting dan door het College wordt voorgesteld. Waar deze korting het karakter draagt van een offer, dat het gemeentepersoneel moet brengen in het belang van de gemeenschap, is spreker het volkomen met den heer Bergers eens, dat dit niet in de allereerste plaats moet gedragen worden door de minst draagkrachtigen, maar dat de meest draagkrachtigen ook het meeste moeten bijdragen, al acht spreker het verschil tusschen de voorstellen van den heer Bergers en het College niet zoo groot, dat bij verwerping van de motie-Bergers spreker daarom alleen niet voor het voorstel van het College zou kunnen stemmen. Anderzijds doet spreker hier echter ook een beroep op het College om rekening te houden met eventueele voorstellen uit den Raad, die naar de opvatting van verschillende raadsleden toch rechtvaardiger zijn dan het voorstel van het College. Ook is door het College een voorstel aan de orde gesteld, dat reeds de vorige vergadering op de agenda stond, maar dat eigenlijk niet geschikt was voor bespreking bij de Algemeene Beschouwingendaartoe is echter besloten en spreker zal zich daarnaar dan ook richten. Het betreft de verlaging der huurprijzen als gevolg van de conversie van leeningen. Ieder raadslid zal dankbaar zijn voor de verlaging der huren. Den eersten keer duurde het evenwel drie, nu duurde het bijna twee jaar eer de huurders na de conversie van de verlaging der prijzen konden profiteeren. Komt het het College niet wenschelijk voor, met de Regeering overleg te plegen omtrent de mogelijkheid om door conversie van de leeningen, die zijn aangegaan tegen een hoogere rente dan nu door het Rijk zelf wordt betaald, de huren der woningen, die met het geld van die leeningen zijn gebouwd, te verlagen? Ieder zal moeten toegeven, dat het wenschelijk is, in een tijd, waarin de salarissen en loonen worden verlaagd en dit in vele particuliere bedrijven in belangrijk sterkere mate geschiedt dan bij de gemeente, de vaste uitgaven zoo mogelijk evenredig te doen zijn aan de vaste inkomsten. Aangezien de woninghuur zeker tot de vaste uitgaven behoort, is het gewenscht, dat het gemeentebestuur en de Regeering, die de zorg voor den volkswoningbouw voor een gedeelte tot zich getrokken heeft, medewerken tot verlaging der woninghuren. Spreker denkt er natuurlijk niet over, zijn stem te geven aan de voorstellen van den heer Knuttel, die voor zoover zij Burgemeester en Wethouders uitnoodigen de huurders te steunen in hun pogingen de huren verlaagd te krijgen, revo- lutionnair zijn. Spreker leest er n.l. uit, dat de voorsteller de huurders wil opwekken tot navolging van het Amsterdamsche voorbeeld der huurstaking, waarbij Burgemeester en Wet houders hun steun zouden moeten verleenen. Spreker zou niet gaarne zien, maar verwacht het ook geen oogenblik, dat Burgemeester en Wethouders daarbij hun steun zouden verleenen. Het ligt voor de hand, dat zij, die in het bestuur van gemeente, gewest en rijk willen opkomen voor recht en gerechtigheid, aan een dergelijke motie hun stem niet zullen geven. Wat betreft de door den heer Kooistra voorgestelde verlaging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 9