DINSDAG 14 FEBRUARI 1933. 67 Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Bergers e.a.) spreker het kwaad veel grooter acht, indien men zijn amuse ment zoekt buiten het bereik van zijn ouders of degenen, onder wier toezicht men gesteld is. Wanneer iemand in een café een glas bier, een kop koffie of thee drinkt en daarbij luistert naar de muziek, die gespeeld wordt, zal het hem geen kwaad doen. Het is veel erger, wanneer jongelui naar De Vink of de Haagsche Schouw gaan en dan veel te laat thuiskomen, door dat zij natuurlijk te laat waren voor den trein of de tram vol was. Spreker begrijpt niet, dat de heer van Eek nu durft te komen met een voorstel tot instelling van een centralen levensmiddelendienst; dat is zijn troetelkindje en een stok paardje van hem; als de heer van Eek weet, hoe de vleesch- voorziening in Amsterdam aan een zijden draadje hangt en hoe men die nog probeert vol te houden door leverantie aan de ziekenhuizen, dan begrijpt spreker niet hoe de heer van Eek daarmede komt. Dit keurt spreker ten sterkste af; door de concurrentie wordt gezorgd, dat men goede waar tegen matigen prijs krijgt. Bovendien is alle waar naar zijn geld; men kan nog wel goedkooper vleesch krijgen, maar dan is de qualiteit ook minder. Een costuum van ƒ12.is ook minder goed dan een van 45.Dat levensmiddelenbedrijf kan de heer van Eek bij zich houden; dat kost maar veel geld, dat als bevroren uitgave op de begrooting drukt; dan komen er een directeur, een onder-directeur en een toeziende voogd. Spreker is sterk voor het voorstel-Huurman tot schrapping van het subsidie aan de Politiesportvereeniging. In de eerste plaats acht spreker deze uitgave van ƒ550.in dezen tijd voor de gemeente niet verantwoord; spreker heeft eens bij het voetballen iemand zijn been zien breken; er is nu weer eentje zenuwziek; men kan er alles van krijgen, maar voor de gemeente niet veel goeds. Wanneer dit subsidie wordt verleend, zal de gemeente die menschen ook in de gelegen heid moeten stellen, die sport op tijd te beoefenen; aan sub sidie zonder tijd om te spelen, hebben zij niets. In het belang van de gemeente moet dit subsidie dus geschrapt worden. Spreker kan niet zeggen of hij vóór of tegen het voorstel de Reede is tot handhaving van het subsidie aan de wijk verpleging. Eenerzijds gevoelt spreker er veel voor omdat hij bij ondervinding weet, dat de wijkverpleging veel goeds doet; men staat altijd klaar, bij verwondingen, enz.; men wordt goed geholpen; van den een krijgt ze wat, maar dat brengt ze weer bij den ander. Spreker zal dit punt nog goed over wegen; op het oogenblik helt hij er toe over, om vóór dit voorstel te stemmen. Spreker heeft er nu spijt van, dat hij den vorigen keer zijn voorstel tot verlaging der weegtarieven aan het slacht huis niet in stemming heeft doen brengen; mogelijk had hij dan den heer van Stralen meegekregen; nu weet spreker, dat de heer van Stralen er weer vierkant tegen is; deze heeft een brief gehad van den Directeur, waarvan hij zoo onder den indruk kwam hoewel die gegevens voor spreker heel oud waren dat hij direct is omgekeerd. De heer van Stralen heeft als lid van de S.D.A.P. natuurlijk het ge volg achter zich; als hij zegt: wij doen het niet, dan moeten de anderen zeggen, dat zij het ook niet doen. Spreker gevoelt wel, dat hij zijn voorstel tot tariefsverlaging in de prullemand kan doen, hoewel het hem zeer spijt, ook voor de S.D.A.P. en voor den heer Knuttel. Elke verlaging is voor den midden stand van belang. De middenstand moet zooveel mogelijk zijn onkosten drukken, maar pas in de allerlaatste plaats de loonen. In den middenstand, vooral in het vrije bedrijf, moet men hebben vertrouwd personeel; vooral voor consumptiezaken is dit van belang; het is van belang, dat personeel, dat den ge- heelen dag met geld van den patroon omgaat en daarmede vrij handelen heeft, met zijn verdiensten kan rondkomen. Pas in de allerlaatste plaats moet men dus aan het loon tornen. Echter moet het onkostencijfer gedrukt worden en daaronder behooren ook de abattoirtarieven, de weeg- en slachttarieven. Nu kan men zeggen: dat dubbeltje legt geen gewicht in de schaal, maar wanneer men bij stukjes en brokjes op zijn uitgaven kan besparen, worden dit toch aanzienlijke sommen. Spreker bestrijdt, dat het over 4.000.— gaat, zooals het College zegt. Spreker bedoelt alleen die weegloonen, van wat op het abattoir geslacht wordt. Alles wat er buiten valt, komt weer in het laatje en dus scheelt het niet zooveel. Spreker vraagt dus in dit geval een kleinigheid. De heer Goslinga merkt op, dat het voor den heer Bergers, die het meeste betaalt, geen kleinigheid is. De heer Bergers zegt, dat er in deze zaak iets is, dat hem zeer doet. In hun Memorie van Antwoord zeggen Burgemeester Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Bergers e.a.) en Wethouders: «alleen de grossiers in geslachte varkens tot dusverre twee personen hier ter stede doen enz.". Spreker is toevallig een van die twee personen. Van een paar kwartjes of een gulden in de week meer betalen, zal spreker niet ongelukkig worden. Het gaat er bij spreker echter om, dat men voor elk wissewasje met de portemonnaie in de hand moet blijven staan. Men voert er tegen aan: het is lastig. Wanneer het echter mogelijk is in Den Haag, is het zeker mogelijk in Leiden, dat in vergelijking met Den Haag een dorp is. In Den Haag wordt niets betaald voor het losse wegen. Het is bij het slachttarief inbegrepen. Men betaalt daar dus minder en geen apart weeg loon voor de onderdeelen. Het spijt spreker, dat de leden der sociaal-democratische fractie deze zaak niet begrijpen. Elk stukje, dat de Raad er van kan afknabbelen, komt ten goede aan de consumenten, waartoe ook de leden van de S.D.A.P. behooren. Het verschil in prijs zal wel geen 5 cent per pond bedragen, doch de concurrentie zorgt voor de rest. Wanneer het onkostencijfer lager is, kan het artikel uiteraard gemakkelijker tegen lageren prijs gekocht worden. Spreker hoopt de tegenstanders bekeerd te hebben. Indien dit niet het geval is, zullen hij en zijn collega's met een even goed hart hun portemonnaie open houden en de losse weeg- gelden betalen, hoewel zij het daarmede lang niet eens zijn. Daarbij komt, dat de slachttarieven in één jaar 3 maal zijn verhoogd, toen men zich beriep op de hoogere prijzen van steenkool, olie enz. Nu die prijzen zijn gedaald, kan er echter niets van de slachttarieven af. De heer Goslinga zegt, dat de heer Bergers heel goed weet, dat de slachttarieven in 1927 tot ongeveer de helft zijn verlaagd en dus onjuist is, wat hij nu heeft gezegd. De heer Bergers weet heel goed, dat men begonnen is met 1.80 en het tarief nu 4.75 is. De heer Goslinga merkt op, dat het tarief vroeger hooger is geweest f 5.60), zoodat de heer Bergers nu niet moet zeggen, dat thans nog het oude cijfer geldt. De heer Bergers komt, wanneer hij het dubbele van het oorspronkelijke tarief neemt, tot 3.60, tot welk bedrag hij het tarief thans zou willen teruggebracht zien. Dit is echter niet mogelijk, doordat de fabrieken ten gevolge van de bijzondere omstandigheden (crisis en werkloosheid) den voor rang hebben gekregen. Wat zij te weinig betalen, betalen de slagers te veel. Natuurlijk kan men zeggen: wanneer deze fabrieken er niet waren, hadden wij ook die klanten niet, maar vaststaat, dat men thans 2.95 meer voor het slachten van een varken betaalt, dan toen het abattoir werd geopend. De Wethouder is flink van den tongriem gesneden, hij is een knap verteller en in staat iemand te biologeeren. Hij moet echter een klein beetje voorzichtig zijn. De heer Goslinga merkt op, dat de heer Bergers ook wat voorzichtig moet zijn met de weegtarieven. De heer Bergers meent, dat de Wethouder moet vertellen of spreker onwaarheid heeft gesproken. Deed spreker dit, dan zal hij daarvoor direct zijn excuses aanbieden. De heer Goslinga vraagt, of de heer Bergers zelf wil zeggen, hoeveel hij aan weegloon betaalt. De heer Bergers betaalt heel weinig weegloon: voor de extra wegingen van 5 cent 1.05 per week, hetgeen op een bedrag van 4.000.niets uitmaakt. Spreker behoort als elk ander tot de gemeenschap en mag, indien het om zijn belangen gaat, die even goed in het debat brengen. Hij mag ze niet op den voorgrond stellen, hetgeen hij ook niet doet. Het gaat hierbij om de belangen van de gebruikers van het abattoir. Het deed spreker leed, dat de mededeeling «tot dusverre twee personen hier ter stede" in de Memorie van Antwoord is opgenomen. Men had haar niet behoeven te doen. Het zou iets fijner zijn geweest, wanneer men haar achterwege had gelaten. De salarisverlaging van het gemeentepersoneel is de clou van de zaak. Als er iemand is, die tegen salarisverlaging moet zijn, is het een middenstander. Salarisverlaging beteekent: mindere ontvangst, minder koopkracht. Wanneer de koopkracht van het publiek vermindert, worden de neringdoenden er vanzelf minder van. De heer Kuipers merkt op, dat de heer Bergers zelf een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 7