74
DINSDAG 14 FEBRUARI 1933.
Gemecntebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Stralen.)
De heer van Stralen begrijpt heel goed, wat de ondergrond
van de vraag van den heer Wilmer is, die spreker tracht te
krijgen tot de verklaring, dat diens eigen voorstel over
bodig is.
Spreker stelt zich bitter weinig voor van de bereidheid
der Regeering om zich te vereenigen met zijn voorstel, indien
de Raad het aannam, maar dit heelt hem niet weerhouden
het in te dienen. Dergelijke voorstellen moeten er toe leiden,
dat gemeentebesturen van plaatsen van ongeveer dezelfde
grootte als Leiden zich er tegen verzetten, dat in die plaatsen
de steunregeling slechter is dan in andere plaatsen. De zaak
zou er anders voor staan, indien het College van Burge
meester en Wethouders zich zelf niet gebruikte of misbruikte
als boodschaplooper van den Raad en aanstonds het voorstel
doorzond, maar op den trein stapte om het naar Den Haag
te brengen en bij den Minister met kracht en klem de
billijkheid van de uitvoering te betoogen. Ook andere gemeente
besturen gaan niet dadelijk op den loop voor de weigerachtige
houding van de Regeering, maar blijven aandringen op het
nemen van maatregelen, die zij in het belang van de werk-
loozen achten.
Wel is waar zijn de normen bij de steunverleening niet
overeenkomstig het voorstel van de commissie-Welter met
15% verlaagd, maar op andere wijze wordt steeds aan de
steunregeling geknabbeld, waardoor ze slechter is geworden.
Zoo wordt op het oogenblik het inkomen, dat niet uit
arbeid wordt verkregen (kleine pensioentjes, kasuitkeeringen
van inwonende gezinsleden) in zijn geheel afgetrokken, in
plaats van zooals vroeger, voor 2/3.
Vroeger ontvingen zij, die de laatste drie dagen kasuit-
keering kregen en voor de overige dagen van de week
minder steun volgens de steunregeling zouden krijgen, een
bedrag, dat gelijk was aan de kasuitkeering. Op het oogenblik
wordt voor die dagen berekend het volie bedrag van den
steun voor een week, verminderd met het bedrag der kas
uitkeering. Dit is voor de betrokkenen een aanzienlijke
achteruitgang.
De heer Wilbriuk wenscht zijn steun niet te verleenen aan
sprekers voorstel om in het steunreglement de bepaling
omtrent de vermindering van den steun, die na een bepaalden
tijd wordt toegepast, te schrappen voor bona fide werkloozen.
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
Toch is het een belangrijk voorstel, dat verleden jaar door
den heer van Es is gedaan bij de behandeling van de vraag,
of men de Rijksregeling zou aanvaarden.
Dit is toen niet gelukt, maar dat is geen reden om niet
opnieuw daarmede hier terug te komen, omdat het toch den
anderen raadsleden zal moeten gaan als spreker en omdat
dezen toch ook het buitengewoon onbillijk zullen moeten
vinden, dat hier de z.g. tweede norm wordt toegepast, terwijl
in andere groote plaatsen die verslechting na 24 weken niet
wordt toegepast en men 2 jaar lang de eerste norm hand
haaft.
De heer Wilbrink heeft gezegd: als het eerste, een betere
steunregeling wordt goedgekeurd, heeft men het tweede, af
schaffing van de tweede norm, niet noodig.
De heer van Stralen acht het noodig beide verzoeken te
doen. Spreker heeft gezegd, inwilliging van het eerste niette
verwachten en dan heeft men tenminste nog het tweede,
billijke, verzoek om den steun niet te verlagen; het is spreker
bekend, dat verschillende gemeentebesturen, vooral den laatsten
tijd, getracht hebben die verslechting er uit te krijgen. De
heer Goslinga zegt nu: vruchteloos; totnogtoe wel, maar al
is het tot nu toe niet gelukt, zal daarin dan nu geen ver
andering komen, vooral nu in den laatsten tijd verschillende
gemeentebesturen blijken in te zien, dat het zoo niet gaat en
dat het onbillijk is deze menschen, die door de werkloosheid
hoe langer hoe dieper in de put komen, na 24 weken nog eens
extra te straffen met vermindering van de uitkeering? Ver
schillende gemeentebesturen hebben getracht daarin veran
dering te krijgen, evenals verschillende organisaties in de con
tactcommissie; staat de Regeering op het oogenblik afwijzend,
dit beteekent niet, dat dit zoo zal blijven. Op verschillende
punten is de Regeering tegemoet gekomen; wanneer de aan
drang maar sterk genoeg is en de gemeentebesturen dit vragen,
dan zal deze onbillijkheid tenslotte worden weggenomen.
Spreker verzoekt hier zijn rede te mogen onderbreken.
De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar en schorst de
vergadering tot Woensdag 15 Februari 1933, des namiddags
te 2 uur.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.