MAANDAG 13 FEBRUARI 1933.
39
Gcmecntebcgrooting Algcmeene Beschouwingen,
(van Eek.)
zoo hoog mogelijk op te voeren. Het kapitalisme steunt op
den winstprikkel. De winst moet zoo groot mogelijk zijn om
den ondernemingslust te vergrooten. Onder de tegenwoordige
omstandigheden wordt echter dat streven om de loonen
laag te houden noodlottig, niet alleen voor de arbeiders,
maar ook voor het kapitalisme zelf. Op deze wijze graaft
het kapitalisme zijn eigen graf.
Die tegenstelling is thans zoo ontzaglijk groot door de
nieuwe arbeidsmethoden der voortschrijdende rationalisatie
en mechanisatie. Zij dreigt echter een ramp te worden
vooral voor West-Europa en Amerika door den verbazenden
vooruitgang der landbouw-techniek en door de industrialisatie
van reusachtige gebieden, die totnutoe in hoofdzaak land
bouwgebieden waren.
Het kapitalisme is taai, dat heeft het bewezen, maar dat
het op den duur een toestand kan handhaven, waarbij een
belangrijk deel der bevolking gebrek lijdt, omdat de produc
tiviteit van den arbeid betrekkelijk zoo groot is, is niet
aan te nemen.
Die toenemende tegenstelling kan door het einde der
crisis verzacht worden. Dat einde kan veroorzaken, dat
tijdelijk de loonen stijgen en dus het verteringsvermogen
van de meerderheid der bevolking toeneemt. Het groeien
der tegenstelling kan echter de beëindiging der crisis op
den duur niet tegenhouden, want het is het wezen van het
kapitalisme om te trachten de loonen laag en de winsten,
daaronder begrepen de arbeidslooze inkomsten van het
kapitaal, hoog te houden.
Als dan het kapitalisme faalt, als de menschheid niet
langer kan verdragen, dat een toenemend deel van haar
buiten de productie wordt gehouden en gedwongen is te
leven ten koste van zijn arbeidende medemenschen, bestaat
dan niet het gevaar, dat met het bezwijken van het kapitalisme
een algemeene economische ineenstorting zal gepaard gaan
En zullen die algemeene ineenstorting en ontreddering den
economischen toestand nog niet verslechteren?
Op beide vragen moet het antwoord luiden: ongetwijfeld!
Gelukkig heeft het kapitalisme als reactie op zijn verderfelijke
werking een machtige arbeidersbeweging in het leven ge
roepen, welke wel wenscht den val van het kapitalisme,
doch niet de economische ineenstorting, welke wel het eerste
wil bevorderen, doch het laatste wil trachten te verhoeden.
Er is slechts één doeltreffend middel om die ineenstorting
te voorkomen en dat is het verhoogen van het verterings
vermogen der groote massa om dit op gelijk peil te brengen
en te houden met de toegenomen en toenemende produc
tiviteit van den arbeid. Goede loonen, voldoende werkloozen-
uitkeeringen, redelijke steun aan de noodlijdenden, dat alles
is een eerste vereischte om de dreigende ineenstorting van
het economische leven te voorkomen.
Groote productieve werken, algemeene uitbreiding der
Staatstaak moeten de bereiking van dit doel in de hand werken.
Van uit dit oogpunt bezien, is elke loonsverlaging, elke
vermindering van uitkeering aan werkloozen en andere
noodlijdenden een economisch afkeurenswaardige daad. Zij
dreigt het levenspeil der groote massa omlaag te drukken
en groote algemeene belangen eischen j uist, dat dit omhoog gaat
Zware belastingen op de gegoeden zullen vereischt zijn,
om tweeërlei redenen. De publieke lichamen, de Staat en
niet minder de gemeenten, zullen moeten beschikken over
de noodige middelen om met milde hand te helpen waar
nood heerscht, te zorgen, dat het levenspeil der groote
massa zoo min mogelijk naar beneden wordt gehaald, waar
het kan, zelfs wordt verhoogd. Doch de publieke lichamen
zullen zich ook in het bezit moeten stellen van de noodige
kapitalen, ten einde daaruit te bekostigen de groote produc
tieve werken, welke arbeid aan velen zullen verschaffen en
den maatschappelijken rijkdom zullen vergrooten. Immers
zij, die den val van het kapitalisme wenschen en dit willen
vervangen door het socialisme, zullen bedacht moeten zijn,
niet alleen op het feit, dat door het opvoeren van het
levenspeil der groote massa de werkloosheid moet worden
bestreden, maar ook hierop, dat de productiviteit van den
arbeid niet achter geraakt bij de toegenomen en toenemende
levenseischen der massa.
Zware belastingen dus, niet alleen op de inkomsten, maar
ook op het vermogensbezit der gegoeden. Overheveling op
groote schaal van de kapitalen uit handen der gegoeden in
die van de publieke lichamen moet deze in staat stellen te
bevorderen, dat van die kapitalen een nuttig gebruik wordt
gemaakt in het belang van opvoering der productie.
De ordening en socialiseering der productie zullen het
middel moeten zijn om te bereiken, dat van de aanwezige
kapitalen, van de beschikbare arbeidskrachten een zoo goed
mogelijk gebruik wordt gemaakt. Dit is noodig om te zorgen,
dat de maatschappelijke rijkdom groot genoeg is en blijft om
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek.)
de gansche bevolking een redelijk levensbestaan te waarborgen.
De socialistische inzichten botsen dus, vooral in dezen
tijd, zeer sterk tegen de burgerlijke opvattingen. Verlaging
van het levenspeil, ook van de arbeidersbevolking, inkrimping,
der overheidstaak om de belastingen, ook van de gegoeden
niet te behoeven te verhoogen, dat zijn de middelen, welke
de bourgeoisie en haar dienaren, de burgerlijke regeerders,
in dezen tijd voorstaan. De socialisten vinden die tactiek
zuivere dwaasheid. In een tijd, dat de wereld lijdt onder een
zoogenaamd teveel aan producten, de redding te zoeken in
mindere vertering der groote meerderheid, is toch wel de
krankzinnigheid ten top gedreven.
Met minder onzinnig is, dat, terwijl de groote meerder
heid der bevolking snakt naar financieelen steun uit de
publieke kassen, men deze niet voldoende wil vullen, omdat
men de gegoeden wenscht te sparen.
Men vraagt weieens aan de socialisten, of zij niet over
tuigd zijn van den ernst van do tijdsomstandigheden. Natuurlijk
zijn zij daarvan overtuigd. Zij vooral willen rekening houden
met den werkelijkeu toestand en zij vinden dien toestand
zoo ernstig, dat die naar hun meening niet gered kan worden
door peutermiddeltjes als een loonsverlaging hier, een ont
slag daar, een afbraak van een sociale voorziening elders;
dat zijn de wanhopige middelen, waarmede de burgerlijke
partijen de bevolking trachten te redden uit de ellende,
waarin het kapitalisme haar gebracht heeft. Naar hun oordeel
kunnen die middelen alleen veroorzaken verlenging van de
crisis en vergrooting der ellende door vermeerdering der
werkloosheid.
Waar in die mate de opvattingen uiteenloopen, is samen
werking tusschen de sociaal-democraten en de burgerlijke
partijen uitgesloten. Er blijft echter altijd op het gebied van
de publieke werkzaamheid een neutraal algemeen terrein
over, waarop de sociaal-democraten en hun burgerlijke tegen
standers elkander kunnen steunen. Samenwerking, die berust
op een tezamen gedragen verantwoordelijkheid, lijkt spreker
thans onmogelijk en, al wil hij zich in deze voorzichtig uit
laten, dat tijdperk van gezamenlijke verantwoordelijkheid
is naar zijn meening waarschijnlijk voor goed afgesloten.
Samenwerken, het gezamenlijk voeren van het dagelijksch
bestuur, beteekent niet alleen het zich in bepaalde op
zichten schikken naar eikaars (opvattingen, het geven en
nemen om ten slotte een gemeenschappelijk doel te bereiken.
Het beteekent ten deele ook verantwoordelijkheid dragen
voor eikaars handelingen en daden.
Al is ten slotte het einddoel van de sociaal-democraten
en dat van de burgerlijke partijen verschillend, al willen
spreker en de zijnen afbraak en de burgerlijke partijen
behoud van het kapitalisme, denkbaar is, dat op het gebied
van de verzorging van de dagelijksche belangen der bevolking
een zekere wederzijdsche steun mogelijk is.
De tegenwoordige omstandigheden, welke naar sprekers
oordeel zich, zoolang het kapitalisme blijft heerschen, niet
zoo belangrijk zullen wijzigen, dwingen de sociaal-democraten
en de politieke tegenstanders gansch tegenovergestelde wegen
in te slaan.
De taak van de sociaal-democraten in dezen tijd is te
bewerken, dat het proletariaat in ongeschonden kracht, dus
gezond zoowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht, dezen
crisis-tijd doorkomt. Aan die taak maken zy alles onder
geschikt.
De taak van de burgerlijke partijen is te zorgen, dat de
bourgeoisie haar leven van mindere of meerdere welvaart
blijft voortzetten te midden van de gebreklijdende menigte.
De offers, welke in dezen tijd noodig zijn, moeten naar de
meening van de sociaal-democraten gevraagd en verlangd
worden van hen, die bevoorrecht zijn. Van hen, die achter
gesteld zijn en tekort komen, moet men geen offers vragen.
De sociaal-democraten zijn zich zeer goed hunne verant
woordelijkheid bewust. Zij dragen hunne eigen verantwoor
delijkheid. Verantwoordelijkheid voor daden van hun tegen
standers, voor daden, welke zij verkeerd achten, kunnen zij
niet op zich nemen. Zij moeten dus oppositie blijven voeren,
oppositie, welke zij echter niet verder zullen uitstrekken dan
noodig is. Als het niet noodzakelijk is, zullen zij het Burge
meester en Wethouders niet moeilijk maken om hun taak
te vervullen. Zij zijn te zeer overtuigd, dat, ook zelfs al
geschiedt het besturen volgens kapitalistische opvattingen,
een goed geregeld bestuur is in het belang van de gemeente
naren, ook in het belang van het proletariaat. Dat geldt
vooral op financieel gebied. Een gemeentebestuur, dat een
goed financieel beleid voert, is beter in staat ook de belangen
van het proletariaat te verzorgen.
Burgemeester en Wethouders kunnen dus steeds rekenen
op de volle medewerking der sociaal-democraten om hen in
staat te stellen de beschikking te erlangen over de noodige