MAANDAG 13 FEBRUARI 1933. 55 Gemeentcbegrooting Algeraecne Beschouwingen. (Wilmer.) dat er aanleiding bestaat deze vraag te stellen en, zoo ja, hebben zij dan eenig voornemen om tot een beantwoording ervan te komen? Met de bezuiniging, waarop hij het oog heeft, bedoelt hij een concentreerende reorganisatie van ge meentediensten en, als men bij zulk een reorganisatie er zich diep van bewust is, dat het personeel niet, dan wanneer en voorzoover het absoluut noodzakelijk is, mag worden getroffen, wanneer men bij ontslag let op mogelijke overplaatsing en in aanmerking doet komen hen, die den pensioengerech tigden leeftijd hebben bereikt of dien naderen, dan mag dat worden genoemd een model-bezuiniging. Hij geeft toe, dat bij deze wijze van bezuinigen niet aanstonds veel wordt bespaard, maar op den duur zal dat zeer zeker wel het geval zijn. Hij durft niet beweren daarvoor staan hem niet voldoende gegevens ten dienste dat in Leiden zulk een bezuiniging, door hem genoemd „een concentreerende reorganisatie", mogelijk is, maar hij krijgt toch wel den indruk, dat er voldoende aanleiding is om de gestelde vraag ernstig te bestudeeren, en, als Burge meester en Wethouders dan bij den Raad komen met een voorstel in den geest als door spreker geschetst, dan zullen zij z. i. kunnen rekenen op de medewerking van alle partijen, geen enkele uitgezonderd. Hij durft dit zeggen, omdat men reeds een voorbeeld van een dergelijke bezuiniging heeft gehad. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om op de uitgaven voor de Bank van Leening te bezuinigen door daarbij een concentreerende reorganisatie toe te passen, waarbij ook eenige personen zijn ontslagen, maar waarbij echter ook is gezorgd, dat die geen slachtoffers van dat ontslag zouden worden, doordat zij naar een anderen dienst zijn overgeplaatst, is door den Raad zonder beraadslaging of stemming aanvaard. Spreker zou ook op deze bezuiniging hebben gewezen als men niet leefde in een crisistijd; ook dan moest de gemeente huishouding op zoo bescheiden mogelijken voet worden in gericht, omdat de voortschrijdende uiterlijke cultuur aan de gemeentebesturen steeds hoogere eischen stelt, die mede brengen, dat de gemeentebemoeiing steeds wordt uitgebreid; willen zij daaraan kunnen blijven voldoen, dan moet de gemeente-huishouding op zoo eenvoudig mogelijke basis worden ingericht. Men mag nooit, maar zeker niet in dezen tijd, blijven vragen naar een steeds grooter perfectioneering van de verschillende gemeente-diensten, maar men moet die zoo eenvoudig mogelijk doen zijn. Enkele jaren geleden, toen de crisis begon te nijpen, heeft spreker een raadgeving van een erkend econoom aan de gemeentebesturen en ook aan het landsbestuur gelezen, waarmede hij zich volkomen kan vereenigen en die deze geheele Raad ook nu ter harte kan nemen; deze luidt als volgt: „Het zou struisvogelpolitiek zijn, zonder meer door te gaan met het stellen van nieuwe eisehen, zonder dat daar naast werd uiteengezet, zonder de zinnen met ijdele ver wachtingen te begoochelen hoe wij den wagen op het hellend vlak tot staan kunnen brengen om hem dan te richten naar beteren koers. Maar daarvoor is noodig, dat wij helder beseffen, dat wij bezig zijn vast te loopen en dat de oplossing niet gelegen is in het bevredigen van telkens hoogere eischen en het stellen van nog hoogere." Deze uitspraak van den sociaal-democraat dr. Th. van der Waerden in Het Volk van 20 Augustus 1919 is volstrekt niet verouderd. Tracht men te bezuinigen, zooals spreker uiteenzette spre ker erkent, dat het zeer moeilijk is en kan ook niet zeggen, hoe het in concreto mogelijk zou kunnen zijndit zou een onderwerp van ernstige studie moeten zijn dan zou de gemeente haar sociale taak die steeds meer uitgaven eischt, ook wanneer de crisis er niet zou zijn kunnen blijven vervullen. Om de begrooting sluitend te maken, is het College niet gekomen met voorstellen, die niet inhouden een bezuiniging als spreker noemde; het stelt andere middelen voor om de gemeentefinanciën in het rechte spoor te houden, n 1. be- lastingverhooging, gebruik van een deel der reserve van de lichtfabrieken, vermindering van een aantal subsidies en korting op loonen en salarissen. Spreker betreurt, dat de gemeente moet bezuinigen door vermindering van enkele subsidies, doch kan de noodzake lijkheid daarvan niet ontkennen. Voorzoover dezè subsidies betreffen min of meer wen- schelijke instellingen, valt het spreker niet moeilijk met de voorstellen tot verlaging mee te gaan. Hij denkt hier b.v. aan het voorstel van den heer Huurman om te schrappen het subsidie aan de Leidsche Politie Sportvereeniging. Maar minder gemakkelijk valt het hem mee te gaan met een ver laging van subsidies voor die instellingen, welke een doel beoogen, dat in meerdere of mindere mate noodzakelijk moet worden geacht. Hierbij denkt hij aan vereenigingen, Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Wilmer.) welke zich de bevordering van de volksgezondheid ten doel stellen. Wanneer hij toch met de verlaging van. de subsidies aan die vereenigingen meegaat, gedrongen door de ijzeren noodzakelijkheid, doet hij dat in de hoop, dat die ver eenigingen een middel zullen vinden om toch het volle effect van haar activiteit te blijven bereiken, hetzij doordat zij haar werkwijze reorganiseeren, hetzij doordat zij meer geld kunnen krijgen van particuliere zijde. Wanneer spreker meegaat met de verlaging der subsidies, doet [hij dat echter op één voorwaarde, n.l. deze, dat Bur gemeester en Wethouders het den charitatieven vereenigingen in de gemeente niet moeilijk zullen maken om gelden van particuliere zijde bijeen te krijgen. Aan verschillende ver eenigingen, welke totnogtoe jaarlijks een z.g. bloempjes- of speldjesdag hadden, is dat in het afgeloopen jaar niet toe gestaan. Spreker kan zich indenken, dat Burgemeester en Wethouders die bloempjes- en speldjesdagen willen beper ken, maar hij vertrouwt, dat het College bij nader inzien zal moeten erkennen, dat de toegepaste beperking niet de juiste is gebleken en zeker niet in dezen tijd juist mag worden geacht. Het gaat niet aan, dat aan die vereenigingen in dezen tijd, waarin juist van haar meer uitgaven worden gevraagd en zij in haar subsidies worden gekort waarbij vele van haar zich nog neerleggen, omdat zij begrijpen, dat het noodzakelijk is tegelijkertijd een middel wordt ont nomen, dat zij totnogtoe ter hand, konden nemen, ten einde gelden bijeen te krijgen. Spreker uit daarom het vertrouwen, dat aan de vereenigingen, welke totdusverre een bloempjes- of speldjesdag hadden, deze dag dit jaar en eerstvolgende jaren niet geweigerd zal worden, omdat zij in dezen tijd van stijgende uitgaven voor charitatieve doeleinden die gelden zoozeer noodig hebben. Een ander middel om de begrooting kloppend te maken, hebben Burgemeester en Wethouders gevonden in een kor ting op de loonen en salarissen. Het woord „salariskorting" werkt op twee tegenovergestelde categorieën van personen als een roode lap op een stier. In de eerste plaats op de categorie, die zegt: loonsverlaging, nooit en te nimmer, per se niet en onder geen enkele omstandigheid. Tot die categorie behooren de sociaal-democraten, voor zoover zij in vertegen woordigende lichamen een oppositioneele politiek voeren, niet de sociaal-democraten, voor zoover zij zelf als werk gevers optreden, 'want dan voeren zij even goed en in even sterke mate, als zij meenen door de noodzakelijkheid daartoe te worden gedrongen, loonsverlaging in als dit in elk ander bedrijf geschiedt. Spreker hoort den heer van Stralen vragen: waar dan? De heer van Stralen moet niet naar den bekenden weg vragen. De loonen bij de z.g. Arbeiderspers zijn volstrekt niet hooger dan bij welke andere drukkerij ook. Hoewel men volgens het collectief contract volkomen het recht heeft hooger loonen uit te betalen en daardoor niet gedrongen wordt tot loonsverlaging, heeft men het toch gedaan. Spreker maakt de Arbeiderspers daarvan op het oogenblik geen verwijt, hij constateert alleen het feit. Daartegenover staat een categorie, die zoodra zij maar van loonsverlaging hoort, deze aangrijpt als een welkom middel om de crisis te bestrijden en de gevolgen daarvan zooveel mogelijk weg te nemen ook wanneer loonsverlaging in een concreet geval niet noodzakelijk is gebleken, wil men ze doorvoeren, omdat het leven nu eenmaal naar een lager niveau moet. Ook bij die categorie wenscht spreker zich geenszins aan te sluiten. Z. i. moet loonsverlaging zoo lang mogelijk worden ver meden, zeker van loonen, die toch al niet hoog kunnen worden genoemd, maar, blijkt loonsverlaging in een bepaald bedrijf of onderneming onder bepaalde omstandigheden niet te vermijden, dan mag men ten aanzien van die realiteit geen struisvogelpolitiek voeren. Spreker staat dus op het standpunt, dat in Leiden, waar zoowel voor het hoogere als voor het lagere personeel de loonen niet hoog kunnen worden genoemd, geen verlaging van loonen of salarissen mag plaats hebben, tenzij deze noodzakelijk is. Kan dus een ander middel gevonden worden om de begrooting sluitend te maken, dan mag geen verlaging van loonen en salarissen plaats hebben. Dat middel heeft spreker gezocht, maar niet ge vonden en het is hem totnutoe ook nog niet medegedeeld. Men zou kunnen noemen belastingverhooging, maar die zal dit jaar toch moeten plaats hebben, zeer waarschijnlijk in sterker mate dan men nu meent en het is voor spreker de vraag of men na die belastingverhoogiDg het geld, dat het College nu meent te moeten halen uit een verlaging van loonen en salarissen, zou kunnen halen uit de dan over blijvende mogelijkheden van belastingheffing. In deze om standigheden acht spreker het onafwendbaar, hoezeer hij het ook betreurt, de loonen en salarissen van het gemeente- personeel te korten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 25