MAANDAG 13 FEBRUARI 1933.
51
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
beuren; zij denkt daarbij dan niet in de eerste plaats aan
haar eigen leven, maar aan haar kinderen en aan hetgeen
gaat gebeuren, waardoor de ellende nog zal worden vergroot.
Er is immers in het gezin gebrek aan allesaan beddegoed,
kleeren en voeding! Wat blijft er in dit geval over van de
zoo hoog geprezen moedervreugde? Voor de menschen, die
in behoeftige omstandigheden verkeeren, is de zoogenaamde
aanstaande blijde gebeurtenis, welke op komst is, niet meer
als zoodanig te beschouwen; zij gevoelen die als een ramp.
Spreekster wijst er op, dat, hoe beter de toestand der jonge
en aanstaande moeder is en hoe beter zij is voorgelicht, hoe
minder de overheid behoeft te betalen aan sanatoria en
ziekenhuizen en voor versterkende middelen. En voor hoeveel
leed kan de jonge moeder met haar gezin niet gespaard
worden
Omdat dus moederschap waarde voor de gemeenschap
heeft, zou spreekster willen aandringen op het verstrekken
van de meest mogelijke voorlichting en hulp.
Spreekster komt nu tot haar voorstel in zake de vrouwe
lijke hulp bij de politie. Het antwoord, door Burgemeester
en Wethouders gegeven op het sectie verslag, heeft haar in
het gelijk gesteld, wat betreft het bezwaar, dat zij verleden
heeft gemaakt tegen het bezetten der functie van vrouwelijke
hulp door de secretaresse van Maatschappelijk Hulpbetoon.
Haar bezwaar ging in dit geval niet tegen de persoon, maar
wel tegen het feit, dat zij door haar andere bezigheden niet
in staat was die functie naar behooren te vervullen.
Spreekster is zoo vrij van meening met den Voorzitter te
verschillen omtrent de noodzakelijkheid van aanstelling van
een vrouwelijke kracht bij de politie. Terwijl toch in meerdere
plaatsen van ons land gebruik wordt gemaakt van vrouwe
lijke hulp bij de politie, zou in Leiden zulk een kracht over
bodig zijn! Spreekster is overtuigd, dat bij den Burgemeester
een andere opvatting bestaat omtrent de vraag wat alzoo
tot de taak van zulk een functionaris behoort dan bij haar.
Zij is er zeker van, dat een volledig gesalarieerde kracht hier
voldoende werk zou hebben.
Waar volgens den Burgemeester een vrouwelijke kracht
bij de politie te Leiden niet noodig is, wijst spreekster er
op, dat te Rotterdam in 1911 de eerste vrouw werd aan
gesteld. Thans zijn daar bij de zeden- en kinderpolitie ver
scheidene vrouwen werkzaam. In den Haag werd aanvankelijk
een vrouw bij de zedenpolitie aangesteld; nu werken eenige
vrouwen alleen bij de kinderpolitie. Zij hebben gelijken rang
als de manlijke collega's. Te Amsterdam werken eenige
vrouwen bij de kinderpolitie en bij de zedenpolitie. Een van
haar bij de kinderpolitie heeft den rang van inspectrice. In
Utrecht werkt bij de zedenpolitie één vrouw; in Bussum is
aan den algemeenen politioneelen dienst één vrouw verbonden
in Nijmegen is bij de kinderpolitie een vrouw als inspectrice
werkzaam; in Haarlem is bij de kinderpolitie een vtouw
werkzaam. In Arnhem is bij de kinderpolitie een vrouw
werkzaam met administratieven rang; in Groningen is bij de
kinderpolitie een vrouwelijke inspectrice werkzaam. Wanneer
men nagaat al deze plaatsen, dan moet men zich toch ver
wonderen, dat men aanstelling van een vrouw hier nog steeds
niet noodig acht. Spreekster geeft toe, dat men hier al
eenigszins op weg is, doordat de Voorzitter bereid is, po
gingen in het werk te stellen om daarvoor weer een vrouw
werkzaam te krijgen. Maar laat men dan niet een vrouw
nemen, die dit als bijwerk doet, zooals de vorige. Spreekster
denkt daarbij aan zedenquaesties, aan kinderen, verwaar-
loozing van het gezin, schoolverzuim, zeden-delicten, het
hooren van minderjarige getuigen; haar optreden moet meer
beschermend dan bestraffend zijn; zij moet trachten het
vertrouwen te winnen, zoodat zij mede een raadgeefster is;
zij moet ook de huisgezinnen bezoeken, hetgeen voor een
halve kracht absoluut onmogelijk is. Daarom is een volle
kracht hier absoluut noodzakelijkdan heeft zij den tijd om
de huisgezinnen te bezoeken en zoodoende de oorzaken der
misdrijven op te sporen of te trachten ze te voorkomen.
Aldus aangevat is er voldoende werk voor een vrouw. Het
is echter noodzakelijk, dat het een beschaafde kracht is,
waarvan wat uitgaat. Reeds meermalen hebben ook andere
raadsleden de wenschelijkheid hiervan uitgesprokenspreek
ster hoopt, dat zij, wanneer zij dit noodzakelijk achten,
dan ook vóór haar motie zullen stemmen.
Wat betreft Maatschappelijk Hulpbetoon, ondanks de be
roering, welke de bespreking door spreekster bij de begrooting
voor 1932 over Maatschappelijk Hulpbetoon veroorzaakt heeft,
acht zij zich verplicht den toestand daar te bespreken en
zij zal dat blijven doen, zoolang de werkwijze van Maat
schappelijk Hulpbetoon en de toestand der verdrukte ar
beidersklasse dit noodzakelijk maken. Al heeft spreekster dan
verschillende klachten, zij mag voor de intusschen aange
brachte verbeteringen niet blind zijn; haar optreden in Maat-
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Braggaarde Does e.a.)
schappelijk Hulpbetoon en haar besprekingen hier zijn toch
niet zonder eenig resultaat gebleken; het zou verkeerd zijn
dit te ontkennen. De verstrekking van versterkende middelen
is b.v. werkelijk verbeterd; gold spreeksters klacht verleden
jaar het geven of verminderen van versterkende middelen
op gezag van ondeskundigen, daarin is thans verandering
gekomen, doordat dit in handen is gekomen van dr. Horst.
Hoewel dus deze zaak is gegeven in handen van den Direc
teur van den Geneeskundigen Dienst en daarvan de uit
werking nog niet in zijn geheel is te beoordeelen, is er toch
verbetering te constateeren.
Anonieme brieven als waarvan spreekster het vorige jaar
sprak, komen weinig meer voor.
Ten vorigen jare was een der klachten van spreekster, dat
menschen, die geen nachtverblijf hadden en ouden van dagen
gedwongen werden naar het werkhuis te gaan. Dit gebeurt
niet meer.
Wat de vrouwen betreft, heeft spreekster verleden jaar de
vraag gesteld of de vrouwen uit de arbeidersklasse niet
gelijk waren als gehuwde onderwijzeressen. Ten aanzien van
deze laatsten was men van meening, dat zij thuis behooren
te zijn, terwijl Maatschappelijk Hulpbetoon de arbeiders
vrouwen, ook die met kinderen, de deur uit stuurde. Thans
worden die vrouwen niet meer gedwongen buitenshuis te
gaan werken.
Verder kan spreekster mededeelen, dat aan de wacht
lokalen aandacht wordt besteedaan een ervan is een wacht-
gelegenheid voor mannen en een voor vrouwen; er is ver
warming aangebracht en ook is er een houten vloerbedekking
gelegd, alle dingen, waarom zij verleden jaar in een raads
vergadering heeft gevraagd.
Eerlijkheidshalve gevoelde spreekster zich gedwongen dit
te laten voorafgaan. Maar al heeft zij voor de aangebrachte
verbeteringen een open oog, toch zijn de grieven, welke zij
tegen Maatschappelijk Hulpbetoon heeft, nog zeer groot. Zij
heeft daarvan altijd blijk gegeven, zoowel in den Raad als
in Maatschappelijk Hulpbetoon. Daarom heeft zij met haar
partijgenoot van Stralen enkele voorstellen ingediend.
Met het oog op het te verwachten rapport in zake reor
ganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon, acht het College
om verschillende redenen een bespreking op dit oogenblik
niet wenschelijk. Spreekster is een andere meening toegedaan.
Vooreerst hebben haar bezwaren betrekking op verbeteringen,
welke dringend noodig zijn. In de tweede plaats is zij over
tuigd, dat vele van de door haar te noemen grieven geen
punt van bespreking zullen uitmaken in de Commissie voor
de reorganisatie. In de derde plaats zal er nog heel veel tijd
verloopen, alvorens al hetgeen noodig en gewenscht is ter
uitvoering gereed zal zijn.
Daar vele zaken dringend verbetering behoeven en spreek
ster volkomen het recht heeft die hier te bespreken, zal zij
van die gelegenheid gebruik maken.
Vooraf wil spreekster nog dit zeggen. Er is bij vorige ge
legenheden afdoende gebleken, dat een voorstel om een
commissie van onderzoek te benoemen geen kans van slagen
heeft. Mocht zij dus wederom onrechtvaardig beschuldigd
worden van het uiten van verdachtmakingen of onjuistheden,
dan behoudt zij zich het recht voor om ten aanzien van
elk punt, waaromtrent twijfel bestaat, namen en adressen
te noemen, opdat het niet alleen mogelijk is voor een be
paalde commissie, maar ook voor den geheelen Raad een
onderzoek in te stellen. Spreekster zal daartoe dan moeten
overgaan, omdat den vorigen keer afdoende gebleken is, dat
haar voorstel tot benoeming van een commissie van onder
zoek hier toch geen kans van slagen heeft.
Spreekster stelt voor om dezen dienst in handen der
gemeente over te brengen, omdat de overheid hier een taak
te vervullen heeft; deze toch heeft te zorgen, dat den inge
zetenen, zoo noodig, hulp wordt verleend. Het benoodigde
geld moet toch door de overheid betaald worden; gaat het
dan aan, dat men als raadslid, sprekende over Maatschappelijk
Hulpbetoon, te hooren krijgt, dat het niet tot de competentie
van den Raad behoort, maar dat het bij Maatschappelijk
Hulpbetoon thuishoort? Instelling van een gemeentelijke
commissie voor dezen dienst is toch zeker mogelijk; zie de
Lichtfabrieken, Slachthuis, Endegeest; deze zijn toch ook
gemeentelijke commissies; hoort men daar van klachten?
Gaan daar de zaken niet goed?
De heer Romijn zegt, dat het toch ook de gemeentelijke
commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon is.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat wanneer de zaken
van Endegeest, Lichtfabrieken of Slachthuis hier aan de
orde komen, men nooit te hooren krijgt, dat de Raad daar
over niet heeft te beslissen. Hier is ook een gemeente-