48 MAANDAG 13 FEBRUARI 1933. Gemecntebegrooting Algemcene Beschouwingen. (van Es.) De heer van Es kan voorbeelden noemen van mensclien, die wel zouden kunnen sparen, maar het niet doen. Gelukkig, dat sommige gemeentebedrijven het doen en gedaan hebben. En nu is het wel niet prettig een spaarpot op zeker oogenblik te moeten aanspreken, maar tenslotte is die er dan toch voor; hij is gemaakt voor den kwaden dag. Dat er derhalve uit de reserves geput wordt, lijkt spreker thans gewettigd onder de omstandigheden, waarin de gemeente Leiden verkeert en het mag een voorrecht genoemd worden, dat hiermede de reserves nog niet geheel zijn uitgeput. Immers na 1933 hoopt men een jaar 1934 te beleven en wie zal zeggen, hoe de zaken dan zullen staan? Voorzichtigheid blijft op dit gebied zeker de boodschap. Over de voorstellen, waarvan een soort regen op den Raad is nedergedaald, vooral van het communistisch Raadslid, en van de socialistische mederaadsleden, zal spreker niet veel zeggen. Er is heel wat oud gedoe bij en men moet zich verwonderen over, dus niet bewonderen, den moed om in dezen tijd met dergelijke voorstellen te komen. Een uit zondering wil spreker maken voor een enkel voorstel, dat wellicht zijn steun zal kunnen verwerven, maar zeker niet voor het voorstel van den heer Knuttel om zich los te maken van de rijksregeling inzake werkloozenzorg. Spreker ziet toch in den inhoud van dat voorstel niet anders dan een zuiver revolutionnaire geste, waarvoor geen voorstander van gezagshandhaving zich zal laten vinden. Allerlei voorstellen van de fractieleden der S. D. A. P. beoogen meerdere gemeentelijke bemoeiing. Als anti-revolu- tionnair zal spreker zich ook daarvoor niet laten vinden. Niet alleen, dat dit de gemeente zeker veel grootore uitgaven zal bezorgen, maar ook principieel vooral staat spreker op het standpunt: geen gemeentelijke bemoeiing, waar het niet strikt noodzakelijk is. Tenslotte wil spreker nog iets zeggen over het vraagstuk der werkloosheid, dat zoo vaak en in zoo verschillenden vorm in de Raadsvergaderingen is besproken. Juist door het groote aantal werkloozen, dat men hier telt, zal de ge meente een moeilijk jaar door te maken hebben. Het College en de Raad zullen zich nog vaak voor moeilijke vraag stukken in dit opzicht geplaatst zien. De kwestie der werk loosheid en van den steun aan de slachtoffers daarvan, is geen kwestie van een fractie of van een partij, maar een factor, die voor geheel Leiden en voor alle Leidsche inge zetenen van het hoogste belang is. De werkloosheid toch treft wel in de allereerste plaats de werkloozen zelf en hunne gezinnen, maar druipt in hare gevolgen ook na op alle neringdoenden en handeldrijvenden en daardoor ook weer op bijna alle categorieën der Leidsche bevolking. De gemeente Leiden zal dit werkloosheidsvraagstuk niet kunnen oplossen; dit is nu eenmaal een wereldprobleem. Mogen evenwel het College en de Raad de noodige wijsheid ontvangen om het lot van hun werklooze medeburgers zooveel mogelijk te verzachten, zooveel mogelijk ook door werk verruiming en werkverschaffing, door hulp en steun waar noodig, alles in verband met het algemeen belang der gemeente. Voor werkloosheidszorg, in welken vorm ook, is een sluitende begrooting een eerste eisch; een verstoring van het financieel evenwicht, zooals het gevolg zou zijn van zoovele voorstellen, hier gedaan, zou juist en vooral de werkloozen ten zeerste treffen. Voor hen, die meenen, dat werkverruiming en werkver schaffing zooveel mogelijk moeten worden toegepast en dat daarvoor veel geld moet worden uitgegeven, wil spreker nog een waarschuwend woord doen hooren, niet van hem zelf dat zou hier misschien niet zoo heel veel waarde hebben, maar van niemand minder dan den Engelschen premier Mac Donald, die in antwoord op een brief van een vakvereenigingsbestuur het volgende gezegd heeft: „Wij hebben groote proeven genomen met openbare werken, die veel geld gekost hebben, soms uit inkomen (van het land of de gemeenten), soms uit leeningen betaald, maar wat is de bate, die zij hebben opgeleverd? Sommige zijn heel nuttig geweest, andere het tegendeel; sommige waren noodig in het openbaar belang, andere hebben de plaatselijke en nationale schuldenlast verzwaard en ernstig bijgedragen tot een der groote oorzaken van de voortdurende werkloosheid, n.l. de openbare schuld, die het karakter draagt van een dooden last. Dit echter hebben alle gemeen, zij hebben geen invloed gehad op de werkloosheid. Toen zij op vollen gang waren en er het meeste geld aan werd besteed, hebben zij niet zooveel menschen werk verschaft als de constructieve politiek van de nationale regeering in de laatste maanden. De onderstelling, dat wij de werkloozen helpen met het besteden van groote sommen uit de openbare kas, is bij Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen (van Es e.a.) ervaring onjuist gebleken, en zij, die na al onze jongste ervaringen geen ander denkbeeld hebben dan de oude stelsels van openbare werken en de oude plannen om de menschen tijdelijk aan het werk te stellen aan wegen enz. bekennen daarmee niet in staat te zijn een bijdrage te leveren tot het werkloosheidsvraagstuk van thans en staan zelfs een oplossing in den weg, omdat zij den indruk wekken meer voor de werkloozen over te hebben dan anderen. Een nationale regeering, vrij van den druk van kiezers- jacht, kan de oorzaken van de werkloosheid aantasten met maatregelen, die voor het oogenblik niets opleveren, maar bij volhouden gerechtvaardigd zullen worden door een aan zienlijke uitbreiding van de vraag naar werkkrachten en het scheppen van nieuwe bezigheden voor anderen. Dat is de politiek van de regeering. Het nationale inkomen is ernstig verminderd en dat maakt het denkbeeld, dat het louter uitgeven van geld, hoe men er ook aan komt, zou helpen tegen de werkloosheid, bijzonder noodlottig, maar even goed onbenullig. Aan den anderen kant is het evenzeer verkeerd om be zuiniging te beschouwen als een staking van alle nuttige of noodige uitgaven. Dat is niet de politiek van de Regeering, al wenscht zij, dat er groote zorg wordt in acht genomen ten aanzien van de uitgaven, zoolang deze magere tijden voortduren. De regeering richt haar gedachten ook op andere methoden. Hoe tenslotte ook de resultaten mogen zijn, het begin is heel gunstig geweest. Als de arbeiderspartij in de oppositie den verstandigen koers was blijven volgen, dien zij volgde met de wet op de overbodige uitgaven en zij was op haar post gebleven, zou. de zaak van de werkloozen zooveel te beter zijn gediend door lieden, die weliswaar teleurstellingen hadden ervaren, maar die niettemin noch de hoop noch den lust hadden verloren om te werken aan de oplossing van het vraagstuk." De heer Schüller zegt, dat het geen arbeidersleider is, die dat zegt. Mac Donald is reactionnair. De heer van Es: Geworden! Het vraagstuk der werkloos heid en der werkloozen gaat alle partijen aan. Spreker weet wel, dat er hier in den Raad twee partijen zijn, die vinden, dat zij alleen daarvoor opkomen en opkomen moeten. Niets is echter minder waar. Wellicht hebben die partijen dit voor hunne politiek noodig. Er is'bijna geen vergadering van den gemeenteraad of meerdere woordvoerders van die partijen spreken er over. Spreker wil gaarne erkennen, dat ze dan vaak welsprékend zijn, doch zij zijn niet welsprekend. Het is evenwel een politieke welsprekendheid, die niet hoogstaat. Ze ziet vaak het belang van het algemeen voorbij en beoogt het belang van een partij, daar ze wordt gebruikt als middel om de groote massa mee te krijgenze vleit die massa aan de eene zijde en beklaagt haar aan den anderen kant, ze spiegelt haar groot geluk en aardsche welvaart voor en schuift de meest ingewikkelde problemen door een paar handig in elkaar gezette zinnen ter zijde. Daarmede doet ze een beroep op de onkunde van hen, voor wier belangen ze zegt op te komen. Hoe meer daarbij op de hartstochten wordt gewerkt door het aanhalen van gebeurtenissen, die de toehoorders opwinden, hoe grooter kans op succes wordt verkregen. Aan een dergelijke politiek wenscht de anti-revolutirnnaire fractie in den gemeenteraad niet mede te doen. Spreker wil ten slotte over een enkel voorstel een woord zeggen. Het voorstel van den heer Knuttel om in de Leeszaal- Reuvens het dagblad „De Tribune" wederom ter lezing te leggen, kan de stemmen der leden van de anti-revolutionnaire fractie niet krijgen, omdat in „De Tribune" de Godloosheid wordt gepropageerd en het gezag stelselmatig ondermijnd. Aan het voorstel van den heer Knuttel, om voor werkloozen en hun gezinnen vrije bewijzen, recht gevende op een bad in een der gemeentelijke inrichtingen, beschikbaar te stellen, zou spreker persoonlijk zijn stem wel willen geven, indien het verstrekken van dergelijke bewijzen noodig werd geacht, maar vooreerst is het de vraag, of het noodig is, en verder treedt de kostenkwestie naar voren. Aan spieker is mede gedeeld, dat in den Haag toestemming was gegeven voor 100.000 baden en er daarvan slechts 512 waren gebruikt. Mocht diezelfde verhouding zich voordoen te Leiden, dan zou spreker geen bezwaar hebben, omdat dan de kosten voor de gemeente niet zoo groot zouden zijn, maar dan zou daaruit tevens blijken, dat deze maatregel niet in een behoefte van eenige beteekenis voorzag. Tegen het voorstel van den heer Groeneveld om de brand weer ook in andere noodgevallen hulp te doen verleenen, is niet zooveel aan te voeren, indien men het in het alge meen stelt, maar, als men er rekening mede houdt, hoe het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 18