MAANDAG 13 FEBRUARI 1933.
47
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek e.a.)
brengt sprekers partij echter in botsing met de belangen
en inzichten der bourgeoisie. Alleen in en door den klassen
strijd kan het socialisme benaderd worden.
De klassenstrijd is echter slechts middel. Het doel, het
socialisme menschheidszaak. Eerst het socialisme zal den
mensch gelegenheid geven te leven een leven zijner waardig,
gelouterd van de hardvochtigheid en dorre zakelijkheid van
het kapitalisme.
Door den strijd van de socialisten op het gebied der ge
meentepolitiek hopen ook de Leidsche sociaal-democraten
een steentje bij te dragen tot den bouw van de nieuwe
maatschappij-ordening, die voor den mensch in het algemeen
zal beteekenen zijn zedelijke wedergeboorte.
Spreker wenscht nu nog enkele voorstellen te verdedigen.
Dat, strekkende om het subsidie voor den Leidschen Hout
tot hetzelfde bedrag uit te trekken als verleden jaar, heeft
hij reeds verdedigd. Wat betreft zijn voorstel om, evenals
ten vorigen jare, 600.uit te trekken ten behoeve van
de drankbestrijding, nagenoeg alle vereenigingen voor drank
bestrijding hebben in een adres gewaarschuwd tegen aanneming
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit
voorstel heeft spreker zeer onaangenaam getroffen. Het College
rechtvaardigt de bezuiniging op de subsidies in het algemeen
met het oog op den toestand der geldmiddelen en wanneer
het die bezuiniging ook op dit gebied had willen doorvoeren,
had het dit subsidie tot een lager bedrag moeten uittrekken,
maar het gaat verder en schrapt het subsidie eenvoudig.
Spreker acht dat geen standpunt van een ernstig gemeente
bestuur. Het is algemeen bekend, welk een ontzaglijke
ramp het alcoholisme voor de menschheid is en welke moei
lijke taak de drankbestrijdingsvereenigingen hebben, vooral in
dezen tijd, nu bij een deel van de bevolking de meening
heeft postgevat, dat, als men geen dronken menschen op
straat ziet, het alcoholisme uit de wereld is. Wie weet, welke
ontzaglijke geestelijke schade het alcoholisme aan de mensch
heid toebrengt, hoe moeilijk het is om de groote massa rijp
te maken voor het nemen van doeltreffende maatregelen op
dit gebied, zal zeker een bedrag van 600.als subsidie
niet te hoog vinden. Als spreker bedenkt, welke groote
zedelijke belangen bij deze zaak betrokken zijn, hoe menig
maal in gezinnen ongeluk wordt gebracht door het alcohol
gebruik en welk een gevaar het alcoholgebruik oplevert voor
het besturen der auto's, kan hij zich niet begrijpen, dat het
gemeentebestuur dezen post heeft geschrapt. Spreker hoopt,
dat Burgemeester en Wethouders zullen inzien, dat zij daar
mede op den verkeerden weg zijn.
Tenslotte beveelt spreker aan, zijn voorstel om voor 1933
wederom 25.uit te trekken voor het lidmaatschap van
de Vereeniging „Het Nederlandsch Wegencongres." Het is
slechts een klein bedrag in het belang van de verbetering
van het wegennet en het gevaar is, dat, indien andere ge
meenten dit voorbeeld van Leiden gaan volgen, een nuttige
zaak wordt geschaad. Spreker hoopt, dat Burgemeester en
Wethouders en de Raad bereid zullen zijn hetzelfde bedrag,
waar dit zoo gering is, toe te staan. Hetzelfde geldt voor
enkele andere subsidies, die Burgemeester en Wethouders
voorstellen niet meer toe te staan.
De heer van Es is het met heel veel van hetgeen de heer
van Eek heeft gezegd, niet eens, maar een van de laatste
passages, waarmede de heer van Eek zijn rede besloot, n.l.
dat de strijd van de sociaal-democraten niet gaat tegen
personen, maar tegen stelsels en inzichten, wil spreker over
nemen. Ook de strijd der Anti-revolutionnairen gaat niet
tegen personen, maar tegen inzichten, tegen stelsels en in
zonderheid tegen beginselen. Vanuit dat oogpunt moet worden
bezien hetgeen spreker als lid van de anti-revolutionnaire
fractie op dit oogenblik gaat zeggen.
Hetgeen spreker heeft te zeggen, zal betrekkelijk kort zijn
en dat kan ook, omdat sprekers partij niet zooals de S.D A.P.
of zooals de Communistische Partij, een oppositiepartij vormt
tegenover het College, doch wil medewerken in de richting,
die volgens de begrooting 1933, zal worden ingeslagen en
gevolgd door Burgemeester en Wethouders. Natuurlijk worden
daarbij niet alle specifiek anti-revolutionnaire wenschen ver
vuld; dat kan ook niet worden geëischt, noch verwacht.
Echter wil sprekers partij ook in dit jaar zooveel mogelijk
steun aan het College toezeggen.
Spreker wil beginnen met hulde te brengen aan Burge
meester en Wethouders voor het feit, dat zij den Raad een
sluitende begrooting hebben weten aan te bieden. Dat het
vooral dezen keer geen gemakkelijke taak is geweest en veel
hoofdbrekens kostte, laat zich volkomen begrijpen, maar de
financiën zijn bij den Wethouder van dezen dienst gelukkig
in goede handen en dankbaar moet erkend worden, dat hij
in zijn beleid gesteund wordt door het overige deel van
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Es e.a.)
het College. Moge ook de Raad in zijn meerderheid hem
daarin steun geven.
Voor een groot deel zal het toch zeker te danken zijn
aan de sluitende begrooting, dat de gemeentelijke autonomie
in Leiden nog vrijwel ongerept is, wat van verscheidene
andere gemeenten, b.v. Rotterdam, Amsterdam en Zaandam
niet gezegd kan worden; tegenover deze plaatsen heeft de
Minister meermalen zijn gezag moeten doen gelden. Moge
dit voor het College een spoorslag zijn om op den ingeslagen
weg voort te gaan; dit zal ongetwijfeld medewerken om de
gezagsverhoudingen in deze tot nu toe gelukkig nog ge
ordende maatschappij te bestendigen. Tot die goede orde
en tot het hooghouden van het gezag, dat de anti-revolu
tionnaire partij belijdt uit God zijn oorsprong te hebben, is
sprekers fractie bereid van harte mede te werken; zij ver
trouwt dan ook, dat de Voorzitter, als hoofd der politie,
door middel van die politie, zal medewerken tot het voor
komen en waar noodig tegengaan van wanorde en revolu-
tionnaire woelingen. Men versta spreker echter goed; het is
er hem niet om te doen om de vrijheid van wien ook te
belemmeren, mits men onder vrijheid niet verstaat willekeur
en bandeloosheid.
Dat de begrooting 1933, die de gemeente voor hooge uit
gaven stelt, sluitend is gemaakt, is te danken aan 4 maat
regelen: belastingverhooging, bezuiniging, korting op sala
rissen en aanspreken van reserves.
Belastingverhooging is voor niemand aangenaam, zoowel
om er over te spreken als om er aan te voldoenin de
tegenwoordige omstandigheden is er echter geen ontkomen
aan. Het is te hopen, dat met deze belastingverhooging
kan worden volstaan; de vrees is zeker niet ongewettigd,
dat de inkomens van verschillende ingezetenen lager zullen
zijn dan geraamd. Of de belastingverhooging gevonden zal
moeten worden door indeeling der gemeente in de tweede
klasse van de gemeentefondsbelasting, zooals het College
voorstelt, is nog de vraag. Trouwens, in Ingekomen Stuk
No. 213 zegt het College zelf, dat daarover definitief in
Maart of April 1933 kan worden beslist. Vaststaat, dat
ongeveer 50.000.uit belastingverhooging zal moeten
komen, het best zoo, dat alle belastbare inkomens daarin
bijdragen, opdat niet op een klein deel der bevolking deze
last loodzwaar drukke.
Ook de bezuiniging is moeilijk en zeker verre van aan
genaam, inzonderheid voor de vereenigingen, die er door
getroffen worden. Het is best te begrijpen, dat elke ver
eeniging, die getroffen wordt, protesteert en smeekt, voor
haar een uitzondering te maken. Dit deel kan echter niet
worden gemist. Ongetwijfeld zijn er kleine posten bij, maar
waar blijft, dat vele kleintjes een groote maken. Mogen
spoedig betere tijden aanbreken, opdat ook dan in dit op
zicht minder beperking zal kunnen worden toegepast.
De salariskorting moet volgens Ingekomen Stuk No. 213
opbrengen 75.000.Persoonlijk acht spreker de wijze,
waarop het College dit denkt te bereiken, n.l. door gelijk
making der pensioenstorting, nog niet zoo'n slechten greep,
hoewel voor de betrokkenen natuurlijk niet om zich er over
te verheugen. Vóór dezen maatregel pleiten sterk 2 dingen:
1°. de landsregeering laat de rijksambtenaren thans reeds
de volle pensioenstorting betalen; zij, die in Leiden bij het
onderwijs dienen, vallen daaronder automatisch;
2°. deze maatregel zal ook gunstig werken voor de ver
schillende organisaties der gemeente-ambtenaren en -werk
lieden, daar deze quaestie daarin steeds een zekeren twee
spalt veroorzaakt, waardoor moeilijkheden zich voordoen,
ook in die organisaties.
Tenzij men spreker van het tegendeel overtuigt en een
betere regeling wordt voorgesteld, zal spreker ook in dit
opzicht het College volgen.
Wordt er in een anderen vorm thans korting toegepast,
dan vreest spreker, dat toch de Regeering binnen niet te
langen tijd zal komen met den eisch: pensioenkorting op
voeren tot 8J%, en dan worden de menschen, wie het
betreft, er nog weer minder van. De beste weg lijkt spreker
daarom thans reeds: „gelijke monniken, gelijke kappen", of
men zou moeten doen hetgeen in andere plaatsen gebeurt,
waar men zich tegen de korting heeft verzet, maar bij vrij
groote massa's de ambtenaren en werklieden worden ontslagen
en op straat gezet.
Spreker wil ook nog een enkel woord zeggen, al is hij
op gemeentelijk gebied geen financieele specialiteit, over
het aanspreken van de reserves.
Van sparen weten vele menschen in deze dagen niet
meer.
De heer Kuipers zegt, dat er niet te sparen valt, en zeker
niet bij de werkloozen.