MAANDAG 13 FEBEUAEI 1933.
45
Gemeentebegrooting Algemccne Beschouwingen,
(van Eek.)
medezeggenschap in te voeren door vertegenwoordigers van
het personeel te laten bijwonen de vergaderingen der beheers
commissies van de publieke bedrijven, heeft nooit eenigen
steun ontvangen van burgerlijke zijde, zelfs niet van den
kant van de Christelijke arbeiders. Wat zou nu, vraagt spreker,
meer geschikt zijn om de kennis en de belangstelling van
de arbeiders in het beheer van de publieke lichamen te ver-
hoogen dan dat zij de vergaderingen der beheerscommissies
konden bijwonen Hoe zouden de beteekenis der beraad
slagingen en daarmede de objectiviteit der beslissingen niet
winnen, wanneer in de commissie-vergaderingen niet alleen
de directie, maar ook de vertegenwoordigers van het personeel
een raadgevende stem hadden Van Meurs, de voorzitter
van den Bond van Overheidspersoneel, de onvermoeide strijder
voor de medezeggenschap, zegt het zoo duidelijk:
„Medezeggenschap in het beheer bedoelt nu het demokra-
tische principe binnen den kring van de leiding der voort
brenging te brengen, het beheer, dat nu uitsluitend in handen
is van de bezitters der bedrijven bij de overheid in de
handen van daartoe ingestelde organen mede te leggen in
handen van den werknemer.
Ook hier doorbreekt de demokratie dan de afhankelijkheids
verhouding en wil zij een zekere mate van gelijkheid van
rechten brengen daar, waar die nog niet bestond. De werk
nemers, zoo mag men aannemen, zullen bij deze gewijzigde
verhoudingen in het bedrijf van onderdanen burgers worden
van onzelfstandigen, zelfstandigen; van onvolwaardigen, vol-
waardigen, hetgeen niet anders dan den bedrijfsomstandig
heden ten goede zal komen. Zien wij deze nadrukkelijke
motieven om tot medezeggenschap in het beheer over te
gaan van uit den gezichtshoek der demokratie, dan mag
worden aangenomen, dat bij een volledige doorvoering en
doorwerking daarvan zij het bedrijf en, overal doorge
voerd, de geheele voortbrenging op een hooger plau zal
brengen."
Aldus van Meurs. Spreker heeft den tijd gekend, dat men
het politiek algemeen kiesrecht een dwaasheid vond. Dat
beteekende de politieke macht leggen in handen van on
bevoegden. De politieke democratie heeft zich baan gebroken.
Zoo zal het ook gaan met de economische democratie. Hoe
eerder zij wordt doorgevoerd, hoe eerder bij de invoering
plotselinge schokken in het bedrijfsleven kunnen worden
vermeden, hoe zegenrijker de resultaten zullen zijn.
Veel voorbeelden van medezeggenschap bij publieke be
drijven bestaan in ons land nog niet. Tot zekere hoogte is
zij ingevoerd bij het Provinciaal en Gemeentelijk Utrechtsch
Stroomleveringsbedrijf, bij de Provinciale Utrechtsche Elec
triciteits Maatschappij en is het beginsel erkend door de Haag-
sche Tramweg-Maatschappij.
De twee eerste bedrijven bevatten in hun statuten de
volgende bepaling:
„de raad van commissarissen bestaat uit 9 leden, waarvan
twee door en uit het college van Gedeputeerde Staten van
Utrecht, twee door en uit het college van Burgemeester en
Wethouders van Utrecht, twee door het vaste personeel der
naamlooze vennootschap volgens een stelsel van vertegen
woordiging, volgens een door het college van Gedeputeerde
Staten en Burgemeester en Wethouders vast te stellen kies
reglement, waarbij zooveel mogelijk de evenredigheid wordt
betracht en de drie overige leden door de algemeene ver
gadering worden benoemd."
Dit zijn publieke bedrijven in vennootschapsvorm.
Bij het gemeentebestuur van Amsterdam is de medezeggen
schap in voorbereiding. In Utrecht is eenige medezeggenschap
aan de dienstcommissies toegekend.
Verleden jaar heeft spreker zich neergelegd bij de toezegging
van den Wethouder, dat Burgemeester en Wethouders binnen
niet te langen tijd hun meening over de medezeggenschap
zouden kenbaar maken. Wat Burgemeester en Wethouders
verstaan onder „binnen niet te langen tijd," weet spreker
niet, maar spreker acht het den veiligsten weg om hetzelfde
voorstel wederom in te dienen. Spreker vraagt dus in de
eerste plaats de principieele erkenning der medezeggenschap.
Naar het oordeel van spreker kan daar geen enkele demo
craat tegen zijn. Hij begrijpt niet, dat Burgemeester en Wet
houders daarover nog moeten studeeren.
In de tweede plaats vraagt spreker om over de wijze van
regeling te hooren de algemeene ambtenaren- en de algemeene
werkliedencommissie. Dit is naar het oordeel van spreker de
beste voorbereiding voor een deugdelijke regeling der mede
zeggenschap.
Spreker komt thans aan de bespreking van eenige voor
stellen betreffende de vrijheid van meeningsuiting en van be
weging op den openbaren weg.
Het is een bewijs van het geloof in de democratie, dat in
ons land is erkend het recht om zijn gedachten door middel
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek.)
van de drukpers te mogen openbaar maken, behoudens de
verantwoordelijkheid volgens de wet.
Het komt spreker voor, dat bij de vrijheid van drukpers
ook behoort de vrijheid van colportage, ook weer binnen de
perken, daaraan te stellen in het belang der openbare orde.
De vrijheid van drukpers krijgt eerst haar volle waarde, in
dien daarbij komt het recht om het gedrukte onder de aan
dacht van het publiek te brengen.
Aan de vrijheid van drukpers wordt schade toegebracht
door de bepaling in de politie-verordening, dat de aandacht
bij het colporteeren niet mag worden getrokken door het
luidkeels aanbevelen van de ten verkoop geboden stukken
of door het gebruik van reclame-middelen. Kan door het
luidkeels aanbevelen of roepen of door bepaalde reclame
middelen de openbare orde worden verstoord in den vorm
vanoploopenof verkeersstremmingen? Ongetwijfeld! Wanneer
dat gebeurt, moet daartegen opgetreden worden, maar dan
eerst is het ook de tijd van optreden. Trouwens bij de colpor
tage kan het voorkomen, dat de oorzaak der ordeverstoring
niet is te zoeken bij hen, die colporteeren. maar bij hen,
die de colportage trachten te belemmeren. Dan moet tegen
de belemmeraars worden opgetreden en moeten de colpor
teurs daartegen beschermd worden.
De vrije meeningsuiting is een kostbaar goed, dat wel een
offer waard is en dat niet mag worden belemmerd, omdat
dit in sommige omstandigheden wel eens tot ordeverstoring
zou kunnen leiden.
Van democratisch standpunt bezien, wordt trouwens daar
mede niet alleen het belang gediend van hen, die van het
recht van vrije meeningsuiting gebruik willen maken. Daar
mede wordt een groot algemeen belang gediend. Publieke
handelingen en daden moeten onbelemmerd in het openbaar
kunnen besproken, gecritiseerd worden, behoudens natuurlijk
de aansprakelijkheid volgens de strafwet. Dat is ook, en
spreker zou zelfs zeggen, in het belang van degenen, die
gecritiseerd worden.
Hierbij komt sterk op den voorgrond het verschil tusschen
den democratie en een dictatuur.
De dictatuur vreest en onderdrukt de critiek, de democratie
stelt critiek op prijs en laat haar vrij. De dictatuur weet
het alleen en hecht geen waarde aan het oordeel van anders-
gezinden of andersdenkenden. De democratie meent, dat
uit het oordeel van tegenstanders ook nog wel wat valt te
leeren.
De democratie doet zich zelf afbreuk ook door het be
lemmeren van het bekend maken van de meeningen in de
geschreven of gedrukte stukken door middel der colportage.
Vandaar dat spreker in zijn voorstel alleen tegen de col
portage wil laten optreden indien daardoor de orde wordt
verstoord.
Ten nauwste in verband met het recht van vrije colpor
tage staat het recht van betooging op den openbaren weg.
Het is een ouderwetsch standpunt, dat de openbare weg
alleen moet dienen voor het verkeer.
De democratie eischt ook den weg op voor de betooging.
Vooral thans, nu men zich bevindt in den overgangstijd
tusschen twee maatschappij-vormen, kan het recht van be
tooging op den openbaren weg niet gemist worden.
Er vormt zich een volksbeweging, die èn zoo snel mogelijk
wil verlost worden van den ondragelijken last van het kapi
talisme èn onmiddellijk bescherming wil tegen de stoffelijke
uitbuiting en geestelijke onderdrukking van het kapitalisme.
In dezen tijd van overgang, waarin de politiek-economische
omstandigheden zoo snel veranderen, kan niet worden volstaan
met rustig af te wachten de beslissingen in de parlementaire
lichamen. Vier jaar is een lange tijd, waarin zich vooral nu
belangrijke meeningswijzigingen kunnen voltrekken. Naast
de parlementaire middelen om van haar meening te doen
blijken, heeft de bevolking vooral het socialistisch deel, be
hoefte aan buiten-parlementaire middelen, waarvan de straat-
betooging een der voornaamste is.
Binnen de perken der openbare orde moet deze in een
democratischen staat niet belemmerd; tijdelijk moeten hier
voor de verkeersbelangen wijken. Wie in dezen tijd met zijn
door de maatschappelijke omstandigheden zoozeer versterkte
politieke verlangens de bevolking en vooral het proletariaat
wil beletten door straatbetoogingen van zijn wil te doen
blijken, speelt gevaarlijk spel; door het weren van ordelijke
betoogingen lokt hij uit betoogingen, die een gevaar op
leveren voor de openbare orde, want de democratie laat
zich in een zoo sterk democratisch voelend volk als het
Nederlandsche niet onderdrukken. Wilsuitingen, die door
tyranniek optreden der autoriteiten belemmerd worden, vinden
toch op andere, en menigmaal minder gewenschte wijze, ge
legenheid zich te uiten.
Sprekers voorstel dient dus om de vrijheid van betooging