175
van 20 jaren wordt dé waarborgsom of het niet vervallen
gedeelte daarvan, terugbetaald;
b. indien de school gedurende drie achtereenvolgende jaren
wordt bezocht door minder dan tweederde gedeelte van het
aantal leerlingen, waarvoor zij blijkens de opgave, door het
bestuur bij zijne aanvrage om vergoeding van de stichtings-
kosten overgelegd, bestemd is, dan vervalt van de waarborg
som een zoodanig gedeelte als wordt uitgedrukt door eene
breuk waarvan de teller is het getal, dat aanwijst het ver
schil tusschen het aantal leerlingen, waarvoor de school
bestemd is, en het gemiddeld aantal leerlingen in die jaren,
en de noemer het getal, dat aanwijst het aantal leerlingen,
waarvoor de school bestemd was;
c. wordt de school gedurende drie achtereenvolgende jaren
bezocht door minder dan de helft van het aantal leerlingen,
waarvoor zij, volgens de opgave door het bestuur bij zijne
aanvrage om vergoeding van de stichtingskosten overgelegd,
bestemd is, dan vervalt de waarborgsom aan de gemeente
en wordt bovendien het gebouw met inventaris en bijbehoo-
rende grond door het bestuur, om niet en vrij van alle
lasten en rechten, daarop door de instelling of vereeniging
gevestigd, in vollen eigendom aan de gemeente overgedragen
d. de bepalingen, onder letters b en c van dit artikel ge
noemd, zijn niet van toepassing gedurende de eerste 3 jaren,
te rekenen van den dag, waarop de school in gebruik werd
genomen;
e. indien het gebouw niet meer overeenkomstig zijn be-
bestemming wordt gebruikt, zulks ter beoordeeling van
Burgemeester en Wethouders, wordt het gebouw met inven
taris en jbijbehoorende grond door het bestuur, om niet
en vrij van alle lasten en rechten, daarop door de instelling
of vereeniging gevestigd, in vollen eigendom, aan de ge
meente overgedragen;
vervreemding van het gebouw, inventaris of bijbehoo-
renden grond, of vestiging van hypotheek op het gebouw
en den bijbehoorenden grond is niet geoorloofd.
Vergoeding bestaande gebouwen.
Art. 15.
1. Voor terreinen en gebouwen van gesubsidieerde bewaar
scholen, die eigendom van de besturen zijn en op 1 Januari
1931 in gebruik waren, wordt, indien erj voorzoover zij als
bewaarscholen in gebruik blijven, tot 1 Januari 1951 eene jaar-
lijksche vergoeding uitgekeerd van drie en een half ten hon
derd van de geschatte waarde dier terreinen en gebouwen,
met inbegrip van de schoolmeubelen.
2. De schatting van de waarde van de in het eerste lid
van dit artikel bedoelde terreinen en gebouwen geschiedt
door Burgemeester en Wethouders die van hunne beslissing
mededeeling doen aan het betrokken bestuur.
3. Binnen 30 dagen na ontvangst van de in het tweede
lid van dit artikel bedoelde mededeeling kan het bestuur
van de schatting in beroep komen bij den Gemeenteraad.
Schoolgebouwen.
Art. 16.
1. Bij het schoolgebouw moet een, naar het oordeel van
Burgemeester en Wethouders, behoorlijke speelplaats aan
wezig zijn.
2. De lokalen moeten zoodanig zijn ingericht, dat, naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders, voldoende
toetreding van daglicht en buitenlucht verzekerd is, terwijl
ook overigens de inrichting, de ligging en de toestand van
het gebouw, de speelplaats en de inventaris ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders moeten zijn.
3. Voor iedere 30 leerlingen moet ten minste één privaat
en voor iedere 30 mannelijke leerlingen ten minste één
urinoir aanwezig zijn.
4. In een lokaal mogen niet meer dan 60 leerlingen bij
het onderwijs vereenigd worden.
5. Per leerling moet elk les- of speellokaal ten minste
eene oppervlakte hebben van 0.70 M2. en een ruimte van
3 M3.; de totale oppervlakte van het schoolterrein moet
per leerling ten minste 3 M2. bedragen.
6. In alle les- en speelvertrekken moet de afstand tusschen
den vloer en de zoldering ten minste 3.40 M. bedragen.
7. Voor de berging van kleeding mag geen gebruik worden
gemaakt van les- of speellokalen.
8. De gebouwen moeten, naar het oordeel van Burge
meester en Wethouders, voldoende gelucht, verwarmd en
schoongehouden worden. Het geheel moet in goeden staat
worden onderhouden.
9. Buiten de vacantietijden worden de gebouwen tusschen
's morgens 9 en 's namiddags 5 uur niet dan na van Burge
meester en Wethouders verkregen toestemming voor andere
doeleinden gebruikt dan voor bewaarschoolonderwijs.
10. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet
houders afwijking van het bepaalde in het 6e lid van dit
artikel toestaan.
Leerplan en rooster van werkzaamheden.
Art. 17.
1. Het leerplan, de regeling van de schooltijden en van
de v icantiën en de rooster van de werkzaamheden moeten
goedgekeurd zijn door Burgemeester en Wethouders.
2. Bij de beoordeeling van het leerplan en den rooster
van lesuren komt de richting van het onderwijs niet in
aanmerking.
3. In elk school vertrek wordt de rooster van werkzaam
heden op een zichtbare plaats opgehangen.
Toezicht.
Art. 18.
De scholen staan onder toezicht van het College van
Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van
toezicht op de bewaarscholen en moeten steeds toegankelijk
zijn voor de leden van dat College en van die Commissie,
alsmede voor de door Burgemeester en Wethouders aange
wezen ambtenaren.
Intrekking van subsidie.
Art. 19.
1. Indien aan een of meer van de eischen, bij deze ver
ordening gesteld of door Burgemeester en Wethouders te
stellen, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders,
niet, of niet volledig wordt voldaan of ook overigens de
gang van zaken op de school naar het gevoelen van Bur
gemeester en Wethouders tot gegronde bedenkingen aan
leiding geeft, kunnen Burgemeester en Wethouders de sub
sidie, gehoord de Commissie van toezicht op de bewaarscholen,
met ingang van een door hen te bepalen dag, intrekken.
2. Binnen 30 dagen na ontvangst van het besluit tot
intrekking van het subsidie kan het betrokken bestuur van
dat besluit in beroep komen bij den Gemeenteraad.
Overgangsbepalingen.
Art. 20.
Indien de jaarlijksche vergoeding in de kosten van sala-
rieering en van instandhouding gedurende het tijdvak van
de inwerkingtreding van deze verordening af tot 1 Januari
1935 het bedrag van 50.per leerling en per jaar zou
overtreffen, wordt die vergoeding over dat tijdvak terug
gebracht tot 50.per leerling en per jaar.
Art. 21.
Van 16 Juli 1933 af tot het tijdstip waarop de leeftijd
van toelating tot de scholen voor gewoon lager onderwijs
weder wordt teruggebracht tot 5l/2 jaar, mogen tot de ge
subsidieerde bewaarscholen geen kinderen worden toegelaten,
die op den dag van toelating den leeftijd van 4 jaar nog
niet hebben bereikt.
Slotbepaling.
Art. 22.
1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden op 1 Januari 1931.
2. Te rekenen met ingang van dien datum wordt de ver
ordening van 10 lebruari 1910 (Gem. Blad No. 3), laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 11 Februari 1924 (Gem. Blad
No. 7) geacht te zijn vervallen.
c. VERORDENING,
regelende de heffing van schoolgeld op de openbare bewaar
scholen te Leiden.
Artikel 1.
1. Ter tegemoetkoming in de kosten van het openbaar be
waarschoolonderwijs wordt voor het bezoeken dier scholen een
schoolgeld geheven, bedragende voor één kind 20 cents per
week, voor twee kinderen uit hetzelfde gezin 35 cents per
week en voor drie of meer kinderen uit hetzelfde gezin
45 cents per week. Gedeelten van een week worden voor
een week gerekend.
2. Voor kinderen van minvermogenden wordt de helft van
het schoolgeld geheven.