174
hoofd, aan de school verbonden zijn één onderwijzeres, be
nevens één kweekelinge.
3. Blijft na deeling van het aantal] leerlingen van de
school door 50 een rest over, dan moet nog één onder
wijzeres aan de school werkzaam zijn, indien die rest 20 of
meer bedraagt of één kweekelinge, indien die rest minder
dan 20 bedraagt.
4. Kweekelingen moeten den leeftijd van 14 jaren bereikt
hebben.
Art. 4.
Het hoofd van de school en de onderwijzeressen moeten
in het bezit zijn van akte of akten van bekwaamheid, ver-
eischt voor benoeming tot gelijke functie bij het openbaar
bewaarschoolonderwijs te Leiden.
Art. 5.
1. Tusschen het ontstaan van een vacature en hare ver
vulling mag geen langere tijd verloopen dan, ten aanzien
van het hoofd der school, van 4 maanden en, ten aanzien
van de onderwijzeressen en kweekelingen, van 3 maanden.
2. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet
houders afwijking van het in het eerste lid van dit artikel
bepaalde toestaan.
Art. 6.
1. Aan het hoofd van de school, de onderwijzeressen en
de kweekelingen moeten worden uitgekeerd de jaarwedden,
wedden of toelagen, die zij zouden genieten, indien zij in
gelijke functie bij het openbaar bewaarschoolonderwijs te
Leiden werkzaam waren.
2. Onderwijzeressen, die op het tijdstip van de in werking-
treding van deze verordening in vasten dienst aan een ge
subsidieerde bewaarschool te Leiden werkzaam waren, doch
op dat tijdstip de B-akte niet bezaten, worden gesalarieerd,
alsof zij wel in het bezit van de B-akte waren.
3. Het in het tweede lid van dit artikel bepaalde geldt
voor de daar bedoelde onderwijzeressen, die op 1 Januari
1933 den leeftijd van 30 jaren nog niet hebben bereikt,
slechts tot 1 Januari 1935.
Art. 7.
Van overlijden, vertrek en indiensttreding van onder
wijzend personeel wordt binnen 8 dagen kennis gegeven aan
Burgemeester en Wethouders.
Art. 8.
1. Voor de berekening van het aantal leerkrachten en
kweekelingen, dat aan een school moet zijn verbonden, dient
tot grondslag het gemiddeld aantal leerlingen op 16 Maart,
16 Juni, 16 September en 16 December van het onmiddellijk
voorafgaand kalenderjaar.
2. Waar die grondslag tengevolge van het tijdstip van
oprichting der school niet kan worden vastgesteld, geldt voor
het jaar van de opening van de school het aantal leer
lingen op den laatsten dag der maand volgende op die,
waarin de school geopend is, en voor het daarop volgend
jaar het gemiddelde van zooveel tellingen op de in dit en
het vorige lid bedoelde tijdstippen als kunnen plaats vinden.
Leerlingen.
Art. 9.
1. Tot een school mogen geen kinderen worden toegelaten,
die op het tijdstip van toelating den leeftijd van 3J jaar
nog niet hebben bereikt.
2. Leerlingen, die den leeftijd van 5 jaren hebben bereikt,
worden ontslagen, zoodra zij tot een lagere school, die zij
bezoeken zullen, kunnen worden toegelaten.
3. Kinderen, wier ouders of verzorgers buiten de gemeente
Leiden wonen, mogen niet tot een school worden toegelaten.
4. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet
houders afwijking van het bepaalde in het tweede en derde
lid van dit artikel toestaan.
Subsidie.
Art. 10.
Als subsidie wordt toegekend:
a. eene jaarlijksche vergoeding in de kosten van salarieering
van het personeel van de scholen;
b. eene jaarlijksche vergoeding in de kosten van instand
houding van de scholen;
c. voor nieuw te bouwen scholen eene vergoeding in de
stichtingskosten en
d. eene jaarlijksche vergoeding, berekend over de geschatte
waarde van bestaande schoolgebouwen.
Vergoeding kosten salarieering.
Art. 11.
De jaarwedden, wedden en toelagen, bedoeld bij art. 6,
uitgekeerd aan het personeel dat, overeenkomstig het be
paalde bij art. 3, aan de scholen verbonden is, worden
vergoed.
Vergoeding exploitatiekosten.
Art. 12.
1. De vergoeding in de kosten van instandhouding wordt
berekend over het gemiddeld aantal leerlingen volgens den
maatstaf van artikel 8 en bedraagt het gemiddeld bedrag
per leerling van de kosten over hetzelfde dienstjaar van de
openbare bewaarscholen.
2. Bij de berekening van het gemiddeld bedrag per leerling
van de kosten van de openbare bewaarscholen wordt het
gemiddeld aantal leerlingen van deze bewaarscholen even
eens berekend naar den maatstaf van artikel 8.
3. Als kosten, bedoeld in het eerste lid van dit artikel
komen niet in aanmerking die van bouw en inrichting,
verbouw en verandering van inrichting van openbare bewaar
scholen, van jaarwedden, wedden en toelagen, uitgekeerd
aan personeel van openbare bewaarscholen, van pension-
neering van- en uitkeering van wachtgeld aan personeel
van openbare bewaarscholen en die van rente en aflossing
van geldleeningen, aangegaan ten behoeve van openbare
bewaarscholen.
4. Om de drie jaren wordt de vergoeding verminderd tot
het bedrag, hetwelk noodig is tot goedmaking van de over
dat tijdvak ten behoeve van de bijzondere school werkelijk
gemaakte kosten als bedoeld in het derde lid van dit artikel.
5. Indien dezelfde instelling of vereeniging meer dan één
gesubsidieerde bewaarschool exploiteert, wordt bij de drie-
jaarlijksche afrekening, als bedoeld in het vierde lid van
dit artikel, onder „de vergoeding" en „werkelijk gemaakte
kosten" verstaan, de voor de gezamenlijke scholen van
dezelfde instelling of vereeniging over de drie jaren in totaal
ontvangen vergoeding en in totaal gemaakte werkelijke
kosten.
6. Voor de berekening van de vergoeding blijven buiten
aanmerking leerlingen, die den leeftijd van 7 jaren hebben
overschreden.
7. Ieder jaar wordt, in afwachting van de vaststelling
van het bedrag der vergoeding, als bedoeld in dit en het
vorige artikel, over dat jaar verschuldigd, een voorschot
daarop verleend tot ten hoogste 90 ten honderd.
Vergoeding stichtingskosten.
Art. 13.
1. Voor nieuw te stichten scholen, waarvan de plannen de
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders hebben ver
kregen, worden de stichtingskosten vergoed, met dien ver
stande, dat:
a. de vergoeding niet overtreft het bedrag hetwelk
gevonden wordt door 250.te vermenigvuldigen met
het getal leerlingen, waarvoor de school, blijkens bij de
aanvrage om vergoeding door het bestuur van de betrokken
vereeniging over te leggen opgave, plaats biedt;
b. dat geen vergoeding wordt verleend, indien niet te
voren de goedkeuring van den Gemeenteraad is verkregen
omtrent de plaats van vestiging en aannemelijk is gemaakt,
zulks ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
dat de school op het tijdstip van opening ten minste 60
leerlingen zal tellen.
2. Binnen 30 dagen na ontvangst van eene mededeeling,
dat Burgemeester en Wethouders het niet aannemelijk achten,
dat de school op het tijdstip van opening ten minste 60
leerlingen zal tellen, kan het bestuur in beroep komen bij
den Gemeenteraad.
Art. 14.
Alvorens eenige vergoeding wegens stichting van scholen
beschikbaar wordt gesteld, verbindt het bestuur van de
betrokken vereeniging of instelling zich schriftelijk de vol
gende voorwaarden na te komen:
a. als waarborgsom wordt in de gemeentekas gestort een
bedrag, gelijkstaande met vijftien ten honderd van de stich
tingskosten. Deze waarborgsom blijft gedurende 20 jaren, te
rekenen van de opening der school af, bij de gemeente
berusten. De gemeente keert jaarlijks aan het bestuur over
de waarborgsom, of over het niet vervallen gedeelte daarvan,
rente uit tot zoodanig percentage als de drie ten honderd
rentegevende Nationale Schuld op den eersten beursdag van
elk jaar voor den verkrijger afwerpt, vermeerderd met een
half ten honderd. Na afloop van het evengenoemde tijdvak