173 andere door Burgemeester en Wethouders met de boven genoemde gelijk te stellen afeten. 2. Het hoofd der school en bijaldien het hoofd wordt bijgestaan door meer dan twee onderwijzeressen ,ook haar plaats vervangster, moet(en) in het bezit zijn van eene B-akte. 3. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van Burge meester en Wethouders, kan, gedurende ten hoogste drie maanden, een onderwijzeres, die niet in het bezit is van de B-akte, als plaatsvervangend-hoofd worden aangewezen. Art. 7. 1. De hoofden van scholen worden benoemd, geschorst en ontslagen door den Gemeenteraad, op voordracht van Burgemeester en Wethouders. 2. De onderwijzeressen en kweekelingen worden benoemd, geschorst en ontslagen door Burgemeester en Wethouders. Art. 8. Op de hoofden, de onderwijzeressen en de kweekelingen is van overeenkomstige toepassing de Verordening, houdende instructie voor de hoofden en het verder onderwijzend personeel der openbare scholen voor gewoon lager- en uit gebreid lager onderwijs in de gemeente Leiden, met dien verstaude, dat waar in die verordening sprake is van „Plaatselijke Schoolcommissie" wordt gelezen „Oommissie van toezicht op de bewaarscholen" en dat het bepaalde bij artikel 6 van die verordening buiten toepassing blijft. Art. 9. Het hoofd en het verder onderwijzend personeel is ver plicht naar beurten, door het hoofd, na overleg met het verder onderwijzend personeel, te regelen, toezicht te houden op de leerlingen, die tusschen de schooltijden op de school overblijven. Bezoldiging. Art. 10. De jaarwedde van de hoofden bedraagt 1700.met drie tweejaarlijksche verhoogingen van 100. Art. 11. 1. De jaarwedde van de onderwijzeressen in vasten dienst van de gemeente bedraagt 1000.met vijf tweejaarlijksche verhoogingen van 100. 2. Voor het bezit van de bevoegdheid om als hoofd onderwijzeres op te treden, wordt de jaarwedde met 200. verhoogd. 3. Indien een onderwijzeres wordt aangewezen tot plaats vervangend hoofd, wordt hare jaarwedde deswege verhoogd met 50.— per jaar. Art. 12. De wedde van de tijdelijke onderwijzeressen, wordt over het tijdvak, gedurende hetwelk zij in de school als zoodanig werkzaam zijn, berekend naar 1000.per jaar. Art. 13. 1. De kweekelingen ontvangen eene toelage van 100. per jaar, met twee eenjaarlijksche verhoogingen van 25. 2 Kweekelingen, die niet gedurende den geheelen schooldag als zoodanig in de school werkzaam zijn, ontvangen een naar den tijd gedurende welken zij als zoodanig in de school werkzaam zijn geweest evenredig deel van het in het eerste lid van dit artikel genoemde bedrag. Art. 14. 1. Als dienstjaren komen voor verhooging van de jaar wedde in aanmerking de dienstjaren in gelijke betrekking aan de openbare of bijzondere bewaarscholen hetzij te Leiden, hetzij elders, doorgebracht. 2. De verhoogingen van de jaarwedde wegens dienstjaren of het verkrijgen van de bevoegdheid om als hoofdonder wijzeres op te treden, gaan in op den eersten dag van de maand, waarin het vereischte aantal dienstjaren is bereikt of de bedoelde bevoegdheid is verkregen. Schooltijden en vaeantiën. Art. 15. 1. De schooltijden zijn des voormiddags van 912 en des namiddags, uitgezonderd Woensdag en Zaterdag, van 24 uren. 2. De vaeantiën zijn geheel gelijk aan die voor de open bare scholen voor lager onderwijs, wier leerlingen bestemd zijn om na 6 jaren over te gaan naar de Centrale school voor het 7e en 8e leerjaar. Leerplan en rooster van werkzaamheden. Art. 16. 1. Het leerplan en de rooster van werkzaamheden worden door het hoofd der school, na bespreking met het verder onderwijzend personeel, opgemaakt en door Burgemeester en Wethouders, gehoord de Commissie van toezicht, vast gesteld. 2. In elk schoolvertreb wordt de rooster van werkzaam heden op een zichtbare plaats opgehangen. Leerlingen. Art. 17. 1. Burgemeester en Wethouders regelen de inschrijving van de leerlingen en hunne plaatsing op de scholen, met inachtneming van het volgende: a. de scholen nemen nieuwe leerlingen op met den eersten schooldag van de maanden Maart en September; b. tusschentijds kunnen leerlingen tot de scholen worden toegelaten c. tot een school worden geen kinderen toegelaten, die op het tijdstip van toelating den leeftijd van drie en een half jaar nog niet hebben bereikt; d leerlingen, die den leeftijd van vijf jaren hebben bereikt, worden ontslagen, zoodra zij tot een lagere school, die zij bezoeken zullen, toegelaten kunnen worden; e kinderen, wier ouders of verzorgers buiten de gemeente Leiden wonen, worden niet toegelaten. 2. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wet houders afwijking toestaan van het bepaalde onder letters d en e van het eerste lid van dit artikel. Overgangsbepaling. Art. 18. Van 16 Juli 1933 af tot het tijdstip waarop de leeftijd van toelating tot de scholen voor gewoon lager onderwijs weder wordt teruggebracht tot 51/2 jaar, mogen tot de be waarscholen geen kinderen worden toegelaten, die op den dag van toelating den leeftijd van 4 jaar nog niet hebben bereikt. Slotbepalingen. Art. 19. 1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn ge treden op 1 Januari 1931. 2. Te rekenen met ingang van 1 Januari 1931 worden geacht te zijn vervallen de verordeningen van: a. 13 Mei 1896 (Gem.Blad No. 6); b. 13 Mei 1869 (Gem.Blad No. 7), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 19 December 1918 (Gem.Blad No. 50); c. 12 December 1889 (Gem.Blad No. 4), laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 12 Februari 1923 (Gem.Blad No. 9); d. 17 Mei 1920 (Gem.Blad No. 27). b. VERORDENING, regelende de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend. Algemeene bepalingen. Artikel 1. Ten behoeve van de te Leiden gevestigde bijzondere be waarscholen, waar geen hooger schoolgeld wordt geheven dan ƒ20.per leerling en per jaar, wordt op verzoek van het bestuur van de school, door Burgemeester en Wethouders subsidie uit de gemeentekas verleend, mits voldaan wordt aan de eischen, vervat in de volgende artikelen. Art. 2. Deze verordening beschouwt als bijzondere bewaarscholen de niet door de gemeente in stand gehouden scholen, bedoeld in artikel 189 der Lager Onderwijswet 1920, staande onder beheer van rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen of vereenigingen. Personeel. Art. 3. 1. Het hoofd der school moet den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben. 2. Per volle 50 leerlingen moet, met inbegrip van het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3