GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 171 INeEKOJiEÜ STUKKEN. N°. 241. Leiden, 15 November 1932. In verband met de door Uwe Vergadering genomen be sluiten met betrekking tot bet openbaar- en het gesubsidi eerd bijzonder bewaarschoolonderwijs, leggen wij hierbij aan U over de door ons ontworpen nieuwe verordeningen op dat onderwijs. Ter toelichting van de ontwerp-verordeningen merken wij het volgende op. ONTWERP-VERORDENING OP HET OPENBAAR BEWAARSCHOOLONDERWIJS. Voor het openbaar bewaarschoolonderwijs bestaan thans niet minder dan zes verordeningen. Voorgesteld wordt (zie art. 19 van het ontwerp) die verordeningen in te trekken met uitzondering van de schoolgeld-verordening, die, zij het dan gewijzigd, als afzonderlijke verordening moet blijven bestaan. De instructie voor de Commissie is een verordening, welke door ons College is vastgesteld en bestemd is om te worden vervangen door een Huishoudelijk Reglement (zie art. 4, 12e lid). De instructie kan dus door ons worden ingetrokken. In de ontwerp-verordening zijn alle bepalingen van de bestaande verordeningen, voor zoover zij niet verouderd of in strijd zijn met de door Uwe Vergadering genomen besluiten, overgenomen. Verder is al hetgeen door U met betrekking tot het openbaar bewaarschoolonderwijs beslist is, in de ontwerp-verordening opgenomen en nader uitgewerkt. Wij meenen dat deze materie door de codificatie overzichtelijker dan vroeger wordt geregeld. Bij het ontwerp is uitvoering gegeven aan het voornemen om het aantal leden van de Commissie voor de bewaarscholen uit te breiden en de Commissie te maken tot een zuiver adviseerend en toezichthoudend lichaam. N aar ons gevoelen is, in verband met het totaal aantal openbare en gesubsidieerde bijzondere bewaarscholen, over welke zich het toezicht van de Commissie zal uitstrekken, een aantal van negen leden voldoende. Het ligt in ons voornemen na vaststelling van de ontwerp-verordeningen bij Uwe Vergadering een voorstel in te dienen tot ontbinding van de tegenwoordige Commissie en tot benoeming van negen leden van de nieuwe Com missie. ONTWERP-VERORDENING, REGELENDE DE VOORWAARDEN, WAARONDER TEN BEHOEVE VAN BIJZONDERE BEWAARSCHOLEN SUBSIDIE UIT DE GEMEENTEKAS WORDT VERLEEND. Dit ontwerp is bestemd om de beide, thans bestaande verordeningen betreffende het gesubsidieerd bewaarschool onderwijs te vervangen. Bij artikel 22 van het ontwerp wordt voorgesteld de verordening regelende de voor waarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaar scholen subsidie kan worden verleend, in te trekken. De verordening van 28 October 1926 (Gem.Blad no. 17) is een door ons College vastgestelde verordening en kan derhalve ook door ons worden ingetrokken. Voortaan zal dus de geheele subsidieregeling voor dat onderwijs in één verorde ning zijn ondergebracht. De thans bestaande verordening betreffende de subsidieering van het bijzonder bewaarschool onderwijs moest in verband met de nieuwe subsidie-regeling geheel worden omgewerkt. In het ontwerp zijn de nog bruikbare bepalingen van de bestaande verordening over genomen, aangevuld met een serie artikelen, waarin het nieuwe subsidiestelsel is uitgewerkt. Van de bestaande verordening, bevattende de eischen waaraan de gebouwen van de gesubsidieerde bijzondere bewaarscholen moeten voldoen, zijn vele bepalingen niet in het ontwerp opgenomen. O. i. was dat geheel onnoodig, omdat verschillende eischen wat te ver gaan, de bestaande gesubsidieerde scholen alle voldoen aan de bij die verorde ning gestelde eischen en ook omdat ten aanzien van de stichting van nieuwe scholen is bepaald, dat de plannen moeten worden onderworpen aan de goedkeuring van Burge meester en Wethouders en omtrent de plaats van vestiging de goedkeuring van den Raad moet zijn verkregen. Met opneming van de in art. 16 vermelde eischen kan naar onze meening zeer wel worden volstaan. ONTWERP-VERORDENING, REGELENDE DE HEFFING VAN SCHOOLGELD MET ONTWERP-VERORDENING, REGELENDE DE INVORDERING VAN SCHOOLGELD VOOR DE OPENBARE BEWAARSCHOLEN. De wijzigingen in de heffings verordening betreffen in hoofdzaak de verhooging van het schoolgeld, conform het geen daaromtrent in het praeadvies van 22 December 1930 (Ingekomen stuk no. 266) is vermeld. De voorgestelde wijzi gingen van de invorderingsverordening vereischen o. i. geen nadere toelichting. LEEFTIJD VAN TOELATING TOT DE BEWAARSCHOLEN. Gelijk U bekend is werd bij Koninklijk besluit van 23 Juni 1932, S. 312, de leeftijd van toelating tot de gewone lagere school van 5J gebracht op 5f- jaar en zal die leeftijd van 16 Juli 1933 af worden bepaald op 6 jaar. Een groot aantal bewaar schoolleerlingen is dientengevolge met 1 September j.l. niet naar de lagere school overgegaan. Het juiste getal is niet bekend; het getal leerlingen van 5£ tot 5f jaar, dat op dien datum een openbare- of gesubsidieerde bijzondere bewaar school bezocht bedroeg echter 203. Waren die kindereu naar de lagere school overgegaan, dan zou een extra-uitgaaf van 9.000.voor het bewaarschoolonderwijs zijn voorko en, terwijl die kinderen op de lagere school, gezien de matige bezetting van de eerste klassen, slechts zeer weinig kosten zouden hebben veroorzaakt. Bij een extra-uitgaaf van 9.000.zal het echter nog niet blijven, omda- de leeftijd van toelating tot de lagere school van 16 Juli 1933 af andermaal met 3 maanden zal worden verhoogd. Aangezien de financiëele toestand der gemeente het thans meer dan ooit noodzakelijk maakt de uiterste zuinigheid in acht te jnemen, hebben wij getracht om, zonder aantasting van de vitale belangen van het bewaarschoolonderwijs, com pensatie voor die extra-uitgaaf te vinden. Naar onze meening is zulks mogelijk door, zoowel voor het openbaar- als voor het gesubsidieerd bijzonder bewaarschoolonderwijs, den leef tijd van toelating van 3£ te verhoogen tot 4 jaar. Hoe ongaarne wij ook met een voorstel om daartoe over te gaan, komen en hoezeer wij ons Qok evenals de Commissie voor de bewaarscholen en de Commissie voor het Onderwijs bewust zijn van de bezwaren aan dat voorstel verbonden, achten wij ons toch om financiëele redenen daartoe ver plicht. Te dien einde hebben wij aan bei.ie verordeningen een overgangsbepaling toegevoegd. Wij merken nog op, dat het getal leerlingen van de open bare en de gesubsidieerde bijzondere bewaarscholen beneden den leeftijd van 4 jaar op 1 September j.l. 228 bedroeg, zoodat, was reeds eerder de toelatingsleeftijd op 4 jaar gesteld, tegenover het getal leerlingen, dat in verband met het bovenaangehaald Koninklijk besluit met September j.l. op de bewaarscholen bleef, een vrijwel even groot aantal leerlingen zou hebben gestaan, dat niet tot de bewaarscholen had kunnen worden toegelaten. ADVIEZEN. Naar aanleiding van de ingewonnen adviezen van de Commissie voor de bewaarscholen en van de Commissie voor het Onderwijs merken wij nog het volgende op. Verordening op het openbaar bewaarschoolonderwijs. Art. 4. De Commissie voor de bewaarscholen wenscht opneming van eene bepaling, dat onderwijzeressen in functie leden van de Commissie in geen geval gerechtigd zijn bewaarschoolklassen te bezoeken. Wij zien de noodzakelijk heid van een dergelijk voorschrift niet in. De Commissie voor het Onderwijs geeft in overweging aan het artikel toe te voegen, dat van de twee tot de overige meerderjarige inwoners der gemeente behoorende leden één moet behooren tot de voorstanders van openbaar- en één tot de voorstanders van bijzonder onderwijs. Dit advies heeft betrekking op de aanvankelijke redactie, volgens welke de Commissie voor de bewaarscholen zou be staan uit acht leden, van wie twee zouden behooren tot de overige meerderjarige inwoners der gemeente. Bij nadere overweging zijn wij echter van meening, dat het gewenscht is deze Commissie te doen bestaan uit een oneven getal (negen) leden, van wie drie zullen behooren tot de evenge- noemde categorie. Door deze wijziging kan o. i. dit ge deelte van het advies van de Commissie voor het Onderwijs verder buiten bespreking blijven. Het aanvankelijke 3e lid, bepalende, dat het lidmaatschap van de Commissie onvereenigbaar zou zijn met de betrekking

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 1