MAANDAG 7 NOVEMBER 1932. 387 Afschrijvingen Radio-Distributie-Bedrijf; e.a. (Goslinga e.a.) dan 10 jaren mee kan, zoodat gemiddeld wel een duur van 10 jaar kan worden aangenomen. Deze bedragen worden voorgesteld, uitsluitend omdat ze uit technisch oogpunt voldoende worden geacht. Wordt zonder h )ofdelijke stemming overeenkomstig het voor stel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel tot wijziging van de met de gemeente Alkemade gesloten overeenkomst, betreffende de levering van electriciteit in die gemeente door de Leidsche Electriciteits- fabriek. (Zie lng. St.. No. 222.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIX. Voorstel tot wijziging en aanvulling van de met de gemeente Leimuiden gesloten overeenkomst, betreffende de levering van electriciteit in die gemeente door de Leidsche Electriciteitsfabriek. (Zie lng. St. No. 223.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van den Ned. R. K. Volksbond, in zake invoering van muntmeters voor electriciteit. (Zie lng. St. No. 224.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van de voorloopige verbetering van den Zijlsingel. (Zie lng. St. No. 234.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel in zake de verbetering en verbreeding, in samenwerking met het Rijk, van het gedeelte van den Hoogen Rijndijk, gelegen tusschen de Roomburgerbrug en de grens van de gemeente Zoeterwoude en tot beschikbaarstelling van de voor een en ander benoodigde gelden. (Zie lng. St. No. 235.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 November 1881 (Gem.blad No. 3 van 1882), regelende de heffing eener plaatselijke belasting op de bonden te Leiden. (Zie lng. St. No. 236.) De Algemeene beschouwingen worden geopend. De heer de Reede noemt deze poging van den Wethouder om de gemeentelijke middelen te versterken, een zeer be- scheidene. Het gaat om een bedrag van 3500.dat ge vonden moet worden uit een hooger tarief voor het houden van honden. Nu lijkt spreker de rechtsgrond voor een dergelijke belasting zeer zwak. De hond, zoo zegt men, is een huisdier. Veel huisdieren worden niet belast, maar de hond wordt belast, omdat het een dier is, dat zijn neus meer buiten de deur steekt dan de andere huisdieren, maar spreker vraagt of de overlast, welken men in het algemeen van een hond heeft, grooter is dan die van een kat in de maand Maart. Het gaat naar sprekers meening wat ver om ieder oogenblik te zoeken naar een belastingobject. Waar de hond een huis dier is, dat in alle kringen der maatschappij wordt gehouden, en met zeer weinig kosten, begrijpt spreker niet, dat dit een aanleiding moet zijn om tot tariefsverhooging over te gaan. Eenige belasting acht ook spreker noodig, omdat de honden toezicht van de politie noodig maken en werk verschaffen aan de Gemeentereiniging, maar daarbij blijft het. Met 4.— per jaar acht spreker dat aardig betaald en als men daarvan f 6.— maakt, zit daarin een soort conjunctuurwinst, maar daarmee gaat men de verkeerde richting uit, want de con junctuur beweegt zich in dalende lijnde loonen worden lager Wijziging belasting op de bonden. (de Reede e.a.) en de materialen worden goedkooper, zoodat de reiniging ook goedkooper werk kan doen. Spreker gevoelt weinig voor de verhooging van deze heffing. Waar Burgemeester en Wethoudeis het verschil in belasting tusschen een luxe-hond en een waakhond zoo gering mogelijk willen maken ten einde een ontduiking van de belasting te voorkomen, wil spreker het College zooveel mogelijk tegemoet komen ten aanzien van die verhooging van belasting voor een waakhond, maar in de verhooging van de belasting voor luxe-honden ziet hij een bezwaar, omdat het aantal honden in Leiden zich tengevolge van de tijdsomstandigheden in een dalende lijn beweegt. In 1931 waren 1531 honden geregistreerd, en in 1932 tot nu toe 1369. Spreker neemt aan, dat er nog eenige bij kunnen komen, maar bet is in elk geval een terug gang met meer dan 10%, en hij voorziet, dat, indien de gemeente ƒ6.gaat heffen in plaats van f 4.en wanneer bovendien de belasting voor waakhonden van 2.op/5.50 wordt gebracht, dit voor menigeen een aanleiding zal zijn om zijn hond op te ruimen, zoodat de belistingten slotte minder zal opbrengen. De heer Knuttel is, evenals de heer de Reede, tegen dit voorstel. Ook hij meent, dat van de hoogere opbrengst, welke in het vooruitzicht wordt gesteld, weinig terecht zal komen; als die 1000.wordt in plaats van 3500.— mag men blij zijn. Spreker is er ook tegen, omdat men hier weer een bevoor- reching krijgt van de meer gegoede klassen en het houden van een hond voor de arbeiders steeds meer onmogelijk wordt gemaakt. Dit acht hij niet toelaatbaar. De heer Coster zal zich niet verzetten tegen dit voorstel, omdat hij aan den Wethouder niet wil onthouden degelden, noodig voor het sluitend maken van de begrooting. In den Haag en Rotterdam heeft men genummerde penningen in gevoerd, waardoor de ambtenaren gemakkelijk kunnen con troleeren, van welke honden belasting wordt betaald, en het stelen van rashonden wordt voorkomen. Spreker vraagt waarom die penningen hier niet worden ingevoerd. De heer van Eek doet opmerken, dat men hier eigenlijk met twee voorstellen te doen heeft, n.l. om de belasting voor waakhonden van f 2.op f 5.50 en die voor luxe-honden van 4.op 6.te brengen. Het College motiveert die voorstellen hiermede, dat zij voor de gemeentekas een voor deel zullen opleveren van 3500 en dat door vermindering van het verschil tusschen de belasting voor waakhonden en die voor luxe-honden belastingontduiking zal worden tegen gegaan. Met geen van beide voorstellen kan spreker zich vereenigen. De voorgestelde verhooging vindt hij voor arbeiders, die een hond houden, zeer afkeurenswaardig. Zijn fractie heeft zich op het standpunt gesteld, dat zij in de gegeven omstandigheden aan voorstellen van den Wethouder van Financiën, welke niet op de arbeidersklasse drukken, haar stem zal geven. Nu is een bedrag van 3500.niet bijzonder groot en spreker kan zich begrijpen, dat, als men tekorten moet dekken, elk bedrag welkom is, maar toch heeft hij bezwaar tegen een verhooging der hondenbelasting, zooals die hier wordt voor gesteld, omdat het houden van een hond tot zekere hoogte kan medewerken tot verhooging der levensvreugde. Het zal door de arbeiders gevoeld worden als een onaangename plagerij, als zij gedwongen worden, een hondje, dat eenige vreugde in hun armoedig bestaan brengt, weg te doen. Wanneer men verkeert in moeilijke omstandigheden, kan een vroolijk huisdier bijdragen tot vermindering van het leed. Spreker vindt dit een plagerij van de arbeiders en wil er niet toe medewerken den toestand voor de arbeidersklasse moeilijker te maken. Het argument, dat men het verschil in belasting tusschen een luxe- en een waakhond niet te groot moet maken, is juist, maar dat moet gebeuren juist door het tarief te ver lagen; daarvoor zal de Wethouder echter niet te vinden zijn. Spreker heeft tegen dit voorstel overwegende bezwaren en zal er tegen stemmen; hij zou het liefst de geheele hondenbelasting afgeschaft zien. Spreker gelooft niet, dat men veel last van de honden heeft, maar ten slotte kan hij begrijpen, dat men een belasting heft, om een al te groote vermenigvuldiging van honden tegen te gaan. Voor deze verhooging is spreker echter niet te vinden. De heer Goslinga zegt, dat uit den Raad niet één stem is opgegaan lot verdediging van deze belasting; dit voorstel is alleen bestreden. Nu is het natuurlijk veel gemakkelijker en veel pleizieriger, ook voor een W ethouder van Financiën, om verlaging dan verhooging te bepleiten, maar dit laatste is toch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 9