386 MAANDAG 7 NOVEMBER 1982.
Subsidie aan de Margarita van Cortona-Stichtinge.a.
(van Eek e.a.)
seeren, maar in elk geval kan niet worden ontkend, dat er
onder de tegenwoordige omstandigheden nattige arbeid wordt
verricht.
De heer Goslinga kan het standpunt, dat de heer Huurman
inneemt, wel waardeeren, maar vraagt of deze ook iets kan
gevoelen voor het volgende standpunt: De inkomsten van de
gemeente verminderen, zoodat voor elk deel van de bemoeiingen
der gemeente een meer beperkt bedrag beschikbaar is dan
vroeger, en als dat nu zoo eerlijk mogelijk over de daarvoor
in aanmerking komende vereenigingen wordt verdeeld, doet
men een goed werk. Het is waar, dat een 8-tal vereenigingen
in subsidie achteruitgaat en een ongeveer even groote som
als die vermindering aan deze vereeniging wordt toegekend,
maar daarin schuilt geen inconsequentie. Het beschikbare be
drag moet zoo eerlijk mogelijk worden verdeeld en waar het
bestaan van deze vereeniging aan de gemeente, aan Maatschap
pelijk Hulpbetoon en aan den Geneeskundigen Dienst kosten
bespaart, is er alleszins aanleiding dit subsidie te verleenen.
De heer Huurman wil naar aanleiding van de laatste op
merking van den Wethouder, dat het bestaan van deze ver
eeniging op andere uitgaaf-posten der gemeente besparing
geeft, verklaren, zijn stem niet aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders te zullen onthouden. Zijn bedoeling
is alleen geweest te zeggen, dat hij bezwaar zou hebben tegen
stijging van het bedrag der subsidiën in het algemeen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten, terwijl
aan den heer Knuttel op diens verzoek in de notulen aan-
teekening wordt verleend, dat hij geacht wil worden te hebben
tegengestemd.
(Ook mevrouw de Clerde Bruijn was inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
XVI. Voorstel tot opnieuw vaststelling van de tabel van
afschrijvingen betreffende de Gas- en Electriciteitsfabriek.
(Zie Ing. St. No. 220.)
De heer Bosman wijst erop, dat commissarissen der licht
fabrieken zeggen, dat die gebouwen eigenlijk geen gebouwen
zijn, maar een omkasting. Spreker'begrijpt daaruit, dat men
hier te doen heeft met een gebouw, dat in vrij slechten staat
verkeert, en dat men daarom het afschrijvingspercentage
wil vergrooten. Spreker heeft daartegen geen bezwaar, maar,
waar verder wordt voorgesteld op de machinale inrichtingen,
ketels enz. ook maar 6% af te schrijven, vindt spreker dat
percentage te gering. Spreker mist bovendien in de toelichting
of deze 6% berekend wordt van de oorspronkelijke aan
schaffingswaarde, dan wel op de balanswaarde. Hij neemt
het eerste aan en verwacht van den Wethouder, nadere
mededeeling indien het anders is. Berekend naar de balans-
waarde, zou spreker dit percentage heelemaal veel te laag
vinden. Een afschrijving van 6% op den aanschaffingsprijs
acht spreker vrij benepen en voor een bloeiend bedrijf over
het algemeen onvoldoende. Men kan daarmede genoegen nemen
bij bedrijven, waar bezwaarlijk meer afgeschreven kan worden,
maar bij een florissant bedrijf als de electriciteitsfabriek mag
men toch wel een royalere afschrijving tiepassen; daar is
6% toch eigenlijk te weinig; spreker geeft in overweging
lü% van de oorspronkelijke aanschaffingswaarde af te schrijven,
zooals ook bij de andere fabrieken. Spreker maakt hiervan
geen voorstel, maar geeft in overweging, de afschrijving toch
niet te krap te nemen; vóór een ruime afschrijving valt
gewoonlijk veel te zeggen en weinig daartegen.
De heer Goslinga zegt, dat er gebouwen zijn op het terrein
van de electnciieitsfabriek, die absoluut één geheel uitmaken
met de daarin geplaatste machinerieën; zooals b.v. de in aan
bouw zijnde stookinrichting. Aangenomen, dat op die stook-
inriching 6% moet worden afgeschreven, is het niet redelijk
om op dat gebouw 3% af te schrijven, want als de stook
inrichting verouderd is, dan is vernieuwing alleen mogelijk
door afbraak van dat geheele gebouw; dit is zoo innig met
de stookinrichting verbonden dat, wanneer deze op is, ook de
omkasting vernieuwd moet worden. Daartegenover staan de
andere gebouwen, de administratieve en die, welke niet
zoodanig verheeld zijn met de daarin geplaatste machinerieën,
dat men er niet iets anders in zou kunnen plaatsen dan die
machines.
Spreker geeft volmondig toe, dat de afschrijvingspercentages
niet aan den hoogeri kant zijn, maar daarbuiten wordt nog
2% gestort in het afschrijvings-en vernieuwingsfonds, zoodat
de afschrijving dus 8% wordt. De uitdrukking van den heer
Afschrijvingen lichtfabrieken.
(Goslinga e.a.)
Bosman, dat dit wel wat te laag percentage vrij benepen is,
acht spreker vrij sterk, al acht ook hij de afschrijving te
laag. Tegen 10 zou spreker ook wel bezwaar hebben. In
Amsterdam heeft men pas het percentage van 10 op 8 ge
bracht; 10% zou vooral in dezen tijd weer een zoodanig gat
schieten in sprekers met moeite en zorg in elkaar gezette
begrooting, dat de heer Bosman van spreker op dit punt geen
medewerking kan krijgen.
De heer Bosman zal er dit jaar geen voorstel van maken,
dóch houdt zich het recht voor een volgend jaar, als het
weer een beetje beter mocht kunnen lijden, er op terug te
komen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVII. Voorstel tot vaststelling van de tabel van afschrij
vingen betreffende het Gemeentelijk Radio-Distributie-Bedrijf.
(Zie Ing. St. No. 221.)
De heer de Reede heeft zich in de vorige bespreking niet
gemengd, ofschoon hij een tamelijk afwijkend standpunt in
neemt. Bij dit voorstel wil spreker echter iets zeggen in
verband met wat vroeger hierover gepubliceerd is. Bij de
oprichting van het radio-distributie-bedrijf is door het College
betoogd en begroot, dat de werken in 4 jaar afgeschreven
zouden worden, omdat de geweldig voortschrijdende techniek
nu eenmaal al dergelijke dingen spoedig waardeloos zou maken.
Nu wordt echter voorgesteld, 10% af te schrijven op de toe
stellen en 5 op den aanleg. Waarmede houdt die afschrijving
nu verband? Wellicht met de resultaten van het bedrijf?
Blijkt nu, dat het bedrijf zich zoo weinig uitzet, dat de aan
vankelijk voorgenomen afschrijving uit de winst niet kan
plaats hebben? Of zijn de vroeger gemaakte opmerkingen
over het snel verouderen van de radio-artikelen nu niet meer
van kracht en blijken die wel resp. 10 en 20jaar mee te gaan?
Spreker weet daarop geen antwoord; hij vindt het zonderling,
want de indruk valt niet weg te cijferen, dat elke gelegenheid
gebruikt wordt om potjes te maken, om te reserveeren en
hier ziet men nu juist het tegenovergestelde. Eenige toelichting
daarop acht spreker wel gewenscht.
De heer Goslinga erkent, dat bij de oprichting van het
radio-distributie-bedrijf gezegd is, dat men hoopte, dat bedrijf
in 4 jaar af te schrijven; toen zijn wel meer dingen gezegd,
die spreker later niet kon handhaven. Dit moet men niet
toeschrijven aan een soort luchthartigheid over deze zaak,
maar meer aan de onbekendheid bij allen, ook bij spreker,
omtrent aard, wezen en de geheele beteekenis van het radio
distributie-bedrijf. Dat was niet vreemd, want het was een
geheel nieuw bedrijf, zoowel hier als elders, waarmede men
nog bijzonder weinig ondervinding had opgedaan; het is dus
gten wonder, dat men bij de oprichting van dit bedrijf op
timistischer, altnans van een andere opvatting was dan later
mogelijk bleek. Men moet dit echter niet opvatten zoodanig,
alsof spreker ook maar eenigszins spijt heeft van de oprichting
of alsof dit bedrijf niet goed zou loopen; spreker heeft er niet
de minste spijt van en het bedrijf loopt goed. Nu men echter
na een paar jaar de zaak goed heeft kunnen zien, is echter
gebleken, dat in verband met de wijze van aanleg van het
net een afschrijving in 4 jaar absoluut niet verantwoord en
in het geheel niet noodig is; het bedrijf is solieder, degelijker
en van duurzamer materiaal gemaakt dan men oorspronkelijk
dacht en daardoor is het wat duurder in aanleg geweest; de
afschrijving daarop is door de technici echter behoorlijk bezien
en deze achten de voorgestelde percentages van 10,5 en 5
zeer voldoende. Dit beteekent niet, dat het bedrijf niet eerst
de stichtingsschuld aan de gemeente zal atlcssen; het is
zeer zeker wel de bedoeling, niet eerder tot winstuitkeering
over te gaarr. Evenwel behoeft dit er niet toe te leiden om
dan ook in de boekhouding deze afschrijvingspercentages zoo
hoog op te voeren als de heer de Reede thans min of meer
verlangt. De tegenwoordige inrichting kan natuurlijk verouderen
in dezen zin, dat men iets anders zal kunnen vinden, maar
dat neemt niet weg, dat wat men nu gemaakt heeft, goed is
en zooveel voldoening geeft, dat bij wijze van spreken het
onverbeterlijk is, zoodat het onmogelijk is de muziek op betere
wijze in huis te brengen. Het kan misschien in de toekomst
anders of goedkooper, maar mooier dan mooi kan het niet.
Ieder, die op het moderne net aangesloten is, zal moeten
toegeven dat het gebodene van zeer goede qualiteit is.
Nu zijn er sommige onderdeelen van het bedrijf, die na
tuurlijk in korten tijd weg zijn; de interne inrichting der
centrale is b.v. in minder dan tien jaar versleten, maar er
staat tegenover, dat er een groot deel is, dat veel langer