392 MAANDAG 7 NOVEMBER 1932. Interpellatie-Kuipers in zake verlof gemeentepersoneel (Schiillcr e.a.) op 11 November 1932; e.a. de Reede dus de dienst ontwricht worden. Dit is echter absoluut niet het geval. De heer de Reede zegt ook: als hun verloftijd voorbij is, moeten zij hun plicht doen. Maar indien hun verloftijd nu niet voorbij is? Deze loopt van 1 Januari tot 31 December en valt niet alleen in de zomermaandenbij een groot perso neel is het dikwijls moeilijk het zoo te regelen, dat ieder een behoorlijken tijd met verlof kan gaan. Volgens den heer Knuttel komt men met sprekers protest niet verder, maar moeten de gemeente-arbeiders de daad bij het woord voegen en toch gaan. Dat is heel mooi, maar laat de heer Knuttel met die theorie dan bij zijn eigen partij- genooten beginnen, want de communisten in gemeentedienst nemen op 1 Mei ook geen vrij, maar zij werken dan. Laat hij dan beginnen met die in die richting op te voeden; de opvoeding van de modern georganiseerden van S. D. A. P. en N. V. V. kan gerust aan die organisaties overgelaten worden. De heer Kuipers is door het antwoord van den Wethouder niet bevredigd; deze heeft lang stilgestaan bij het extra verlof, dat gegeven wordt voor bijwoning der vergaderingen van het georganiseerd overleg en voor familie-omstandigheden, maar hij is niet diep ingegaan op het feit, dat gevraagd is om een dag verlof, in aftrek van het verlof over 1933. Spreker kan niet begrijpen, welk bezwaar er tegen is, dat het personeel die verlofdagen gebruikt zooals het zelf wil. Dit jaar is b.v. ook verlof gegeven om naar de opening der Staten-Generaal te gaan. Als er bijv. een muziekconcours wordt gegeven in andere plaatsen, wordt er zoo ruim mogelijk verlof verleend, waartegen naar sprekers meening geen bezwaar is. Evengoed als het voor die menschen aantrekkelijk was om den dag van de ope ning der Staten-Generaal mede te maken en dien dag in Den Haag door te brengen, had het voor de modern georganiseerden groote aantrekkelijkheid om aan deze demonstratie deel te nemen en spreker begrijpt niet, wat Burgemeester en Wet houders er tegen hadden om die menschen daarvoor in de gelegenheid te stellen. Volgens den Wethouder gebeurt het zoo weinig mogelijk, ten einde den dienst niet te ontwrichten. Spreker kan niet inzien, dat een dienst zou worden ontwricht, indien b.v. van de 100 menschen er 12 of 13 verlof hadden. Spreker kan de houding van Burgemeester en Wethouders niet goedkeuren. De ambtenaren moeten zelf beslissen op welke wijze zij hun vrije dagen zullen gebruiken. Het gaat niet aan, dat Burgemeester en Wethouders zeggen: Gij wilt op 8 November demonstreeren tegen de regeering, daartoe werken wij niet mede. De Voorzitter zeide, dat de Commissaris van politie ruiling van dienst had geweigerd, omdat hij ontwrichting van den dienst vreesde, maar spreker begrijpt dat niet, want als Jan een vrijen dag heeft, dan komt Piet voor hem in de plaats, en het blijft hetzelfde of de één dan wel de ander in dienst is, er heeft dan althans geen ontwrichting van den dienst plaats. De ruiling van dienst, die in vele gevallen wordt toe gestaan, is juist op 8 November door de politie-autoriteiten tegengehouden. Spreker kan dat niet goedkeuren. Hij, die jarenlang in gemeentedienst is geweest, weet uit ervaring, dat het vroeger wél werd toegestaan. Het spijt spreker ten zeerste, dat die maatregel getroffen is. Hij hoopt, dat iets dergelijks in de toekomst zich niet meer zal voordoen, temeer omdat de Minister bij de Staatsbegrooting sprekende over de demon straties, als zijn oordeel te kennen geeft, dat het aannemen van een stelselmatig afwijzende houding niet kan worden goedgekeurd. Dit is te vinden in de Memorie van Antwoord op de algemeene beschouwingen voor het dienstjaar 1933. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor ge sloten en stelt aan de orde de interpellatie van den heer van Stralen inzake het weigeren van vrijstelling van stempelen aan ondersteunde werkloozen op 8 November 1932. De heer van Stralen heeft gemeend den Raad verlof te moeten vragen om Burgemeester en Wethouders te interpel- leeren over het besluit, waarbij zij een verzoek, dat tot hen was gericht door een groote arbeidersorganisatie, om de werkloozen in de gelegenheid te stellen op 8 November naar Den Haag te gaan ten einde aan de demonstratie deel te nemen, hebben geweigerd. Burgemeester en Wethouders kunnen zich er in dit geval niet op beroepen, zooals zij bij de vorige interpellatie hebben gedaan, dat bij inwilliging van het verzoek de gemeentedienst zou zijn ontwricht, want een der gemeentediensten zou er juist dien dag zeer door zijn verlicht. Alleen het feit, dat het College geweigerd heeft, den werk loozen daartoe verlof van stempelen te geven, op 8 November, is voor spreker al voldoende aanleiding om hier daartegen Interpellatie-van Stralen in zake het stempelen door (van Stralen.) werkloozen op 8 November 1932. te protesteeren. Wat gezegd is van hetzelfde verzoek van ambtenaren en werklieden in overheidsdienst, geldt niet ten aanzien van het verzoek der werkloozen om dien dag vrij stelling van stempelen te krijgen. Het stempelen is een zuivere controlemaatregel, om te voorkomen, dat iemand werkt en tegelijk steun zou trekken; zoo is het altijd begrepen en toegepast en zoo heeft spreker er ook niet het minste bezwaar tegen, maar spreker, en waarschijnlijk het College ook, gelooft niet, dat dit bezwaar gold bij een eventueel toestaan van dit verzoek, en dat de werkloozen van die vrijheid gebruik zouden maken, niet om naar Den Haag te gaan, maar om dien dag bij een baas te gaan werken. Dat gelooft het College ook niet en daardoor komt dus wel duidelijk in het licht, dat een andere bedoeling heeft voorgezeten dan alleen hand having van dien controlemaatregel, n.l. om de werkloozen te verhinderen hun recht als staatsburger, om evenals ieder ander deel te nemen aan een demonstratie, en om te gaan waarheen zij willen, uit te oefenen. Wanneer daartegen geen ander bezwaar gesteld kan worden, mag hun een dergelijk recht niet onthouden worden; de werkloozen missen toch al zooveel; zij hebben ook recht op arbeid, maar dat recht wordt hun door de maatschappelijke omstandigheden onthouden. Uit het feit, dat men hun ook het recht onthoudt om deel te nemen aan een demonstratie, om tegen dergelijke misstanden te protesteeren, blijkt wel, dat men meent met werkloozen, vooral in dezen tijd, alles te kunnen doen, hetgeen toch zeer verkeerd is. Het is gebleken, dat de Regeering haar bekende circulaire aan de gemeentebesturen, dat een regeling moest worden getroffen in het steunreglement, dat aan werk loozen om geen andere redenen dan familie-omstandigheden, ziekte, enz. vrij van stempelen mocht worden gegeven, ge zonden heeft met een bepaald doel, n.l. om de arbeiders te verhinderen gebruik te maken van hun recht om aan een demonstratie deel te nemen. Op kleine, benepen wijze heeft de Regeering getracht een machtige uiting van den volkswil tegen te werken, omdat de werkloozen verplicht zijn zich aan de reglementaire voorschriften van controle te onder werpen, waartoe zij gedwongen worden, doordat zij anders de uitkeering, die toch al zoo schriel en benepen is, moeten missen; zij zijn gedwongen ook dien dag dien sleurgang te maken, in plaats dat men hun de vrijheid geeft, waarop zij als Nederlanders recht hebben. Totnutoe heeft spreker de Regeering in verzuim gesteld, en beschuldigd van vrijheidsberooving van werkloozen, maar ook het College treft in dit opzicht blaam, n.l. in dezen zin, dat Burgemeester en Wethouders, die niet alleen de belangen van de gemeentenaren hebben te behartigen, en de vrijheden der ingezetenen hebben te verdedigen, maar ook hun eigen prestige hebben op te houden, niet dit geldt speciaal den Burgemeester op een brief uit Den Haag een dergelijken onduldbaren onderdrukkingsmaatregel hadden behoeven te treffen. Daarmede is in strijd het optreden van het College bij vorige gelegenheden. Wanneer vroeger, voor welk doel ook, vrijheid van stempelen werd verzocht door de betrokken organisaties, werd dit zonder de minste moeite verleend. Dat is o. a. gebeurd, toen op 23 Juni in Den Haag een demonstratie plaats had, georganiseerd door het N. V. V. en de S. D. A. P. Zelfs op 20 September, den dag der opening van de Staten- Generaal, toen een demonstratie was aangekondigd van de zijde der communisten en die officieel verboden was, heeft de Burgemeester aan leden van communistische organisaties toegestaan dien dag naar Den Haag te gaan en als er nu ooit gevaar heeft bestaan, dat er bij gelegenheid van een demonstratie dingen zouden gebeuren, welke tot onordelijk heden konden leiden, dan was het op den 20sten September. Nu er op 8 November door de moderne organisatie een demonstratie werd georganiseerd en uit Den Haag een boodschap kwam, dat die moest worden tegengewerkt, hebben Burge meester en Wethouders, zonder de minste moeite te doen om die schandelijk onbillijken maatregel onuitgevoerd te laten, direct het bevel overgenomen en aan de betreffende organisatie medegedeeld, dat het gedane verzoek niet kon worden ingewilligd. Spreker heelt bezwaar tegen de door Burgemeester en Wethouders aangenomen houding, waar dezen de gelegenheid hadden het verzoek toe te staan. De circulaire van den Minister is aan alle gemeentebesturen gezonden en de bedoeling was, dat een wijziging zou worden gebracht in de Rijkssteunregelen, waarbij werd voorgeschreven, dat Burgemeester en Wethouders slechts vrijstelling van stempelen konden geven, indien dat door het Rijk was toe gestaan. Burgemeester en Wethouders waren echter, toen die circulaire hen bereikte, reeds in het bezit van een verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond van 17 October om de werkloozen vrij te stellen van stempelen. Burgemeester en Wethouders hadden direct op dat verzoek kunnen beslissen, zooals zij dit altijd gedaan hebben, en er goedgunstig op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 14