167 Art. II. In artikel 7 wordt „2656" vervangen door „299" en „265c" door „300". Art. III. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1933. B. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 28 December 1871 (Gemeenteblad No. 4 van 1872), regelende de invordering der plaatselijke belasting op de honden te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 24 April 1922 (Gemeente blad No. 29) Artikel I. In artikel 3 wordt „271" vervangen door „306". Artikel II. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1933. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 237. Leiden, 29 October 1932. Bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1932 werd om praeadvies in onze handen gesteld het hieronder afgedrukt voorstel van den heer Verwey om de wenschelijk- heid uit te spreken, dat de opcenten op de personeele be lasting voortaan progressief worden geheven. Uiteraard kan in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet worden gedacht aan verlaging van de opbrengst van de opcenten op de personeele belasting. Het voorstel van den heer Verwey komt daarom hierop neer, of het mogelijk en gewenscht is de tegenwoordige proportioneele heffing van opcenten te wijzigèn in eene progressieve heffing met handhaving van de tegenwoordige opbrengst, welke met in achtneming van de indeeling van de gemeente in de 4e klasse, voor het jaar 1933 is geraamd op 281.500 Hoewel in de heffing van de personeele belasting zelf, de hoofdsom derhalve, progressie niet ontbreekt, opent de Ge meentewet de mogelijkheid om ook nog de opcenten progres sief te regelen. Art 285, 2e lid, dier wet bepaalt toch, dat, indien het getal opcenten hooger is dan 50, het geoorloofd is het tarief der opcenten op zoodanigen voet in te richten, dat een geleidelijk stijgend getal opcenten wordt geheven bij toeneming van de belastbare huurwaarde, met dien ver stande, dat het maximum der opcenten wordt bereikt uiterlijk bij de aanslagen van hen voor wie de belastbare huurwaarde bedraagt het tienvoud van de som, in art. 12 der wet op de Personeele Belasting 1896 bepaald. In een gemeente der 4e klasse moet het maximum der opcenten in verband met die bepaling worden bereikt bij een huurwaarde van 1.750 De vroegere verordening tot heffing van 50100 opcenten, vastgesteld bij Raadsbesluit van 28 Februari 1921 (Gem blad 1921, no. 10), zou ook thans nog voldoen aan de wettelijke bepalingenhet maximum-getal opcenten werd daar bereikt bij een huurwaarde van meer dan ƒ1250. Bij eene heffing van opcenten, geregeld als in bovenbe doelde verordening, zou deze 82.000.minder opbrengen, dan bij heffing van uniform 100 opcenten. Om dezelfde opbrengst te behouden, zouden de vroeger geheven opcenten voor alle aanslagen met 30 moeten worden verhoogd en zou derhalve de volgende schaal moeten wor den vastgesteld: Huurwaarde. niet meer dan 250. meer dan 250.t/m 500. 500.— 750. 750 1000.- 1000.— 1250. 1250 Opcenten. 80 90 100 110 120 130 Alleen bij een huurwaarde van niet meer dan 500. zou een geringe vermindering van den belastingdruk worden verkregen. Niettemin vertegenwoordigt deze vermindering, wegens het groote aantal perceelen, waarover zij zich zou uitstrekken, in totaal een aanzienlijk bedrag, en dat zou moeten worden betaald door de bewoners van perceelen met een huurwaarde van meer dan 750.Blijkens den in de Leeskamer ter visie gelegden staat I zullen te Leiden in 1933 12759 perceelen (met uitzondering van winkels, enz.) worden belast, waarvan 11069 perceelen met een huurwaarde van niet meer dan 500.en slechts 577 perceelen met een huurwaarde van meer dan 750.De verlaging voor 11069 perceelen zou dus drukken op de 577 perceelen met een huurwaarde van meer dan 750.—. Uiteraard zijn ook andere regelingen te ontwerpen. De toenemingen van de belastbare huurwaarde voor de geleidelijke stijging van de opcenten kunnen lager dan f 250 worden gesteld, b.v. op 200.of 100.waar door dus het maximum getal opcenten reeds bij een lagere huurwaarde wordt geheven. De volgende regeling geeft op i 2800.na dezelfde op brengst als de tegenwoordige heffing van 100 opcenten: tot en met 300. 60 opcenten Meer dan 300.— t/m 400.- 70 400.— 500.— 80 500.— 600.— 90 600.— 700.— 100 700.— 800.— 110 800.— 900.— 120 900.— 1000.— 130 1000.— 1100.— 140 1100.— 1200.— 150 1200 160 De verzwaiing van den druk voor de hoogere huurwaar den is bij deze regeling belangrijk en maakt verdere ver hooging practisch onmogelijk. Met behulp van de in den ter visie gelegden staat II opgenomen gegevens, is het mogelijk nog andere schalen te ont werpen. Hoe men evenwel een progressieve regeling ook maakt, steeds zal. indien de tegenwoordige opbrengst der opcenten moet worden behouden, slechts een betrekkelijk geringe verlichting voor de lagere huurwaarde worden ver kregen, terwijl de hoogere huurwaarden zeer zwaar moeten worden belast. Tegen invoering van progressie voor de heffing van opcenten bestaan dan ook overwegende bezwaren; niet slechts uit een oogpunt van practische toepassing, maar ook uit een oogpunt van algemeene belastingpolitiek In den brief ten geleide van de begrooting 1933 wezen wij op de noodzake lijkheid, om in een werkstad als Leiden de massa der bur gerij in de belasting te doen betalen en vestigden wij de aandacht op de funeste gevolgen van een politiek, die ten doel heeft den druk te verleggen naar de hoogst aange- slagenen. Dit geldt ook in het onderhavige geval; om niet al te zeer in herhaling te treden van wat in den geleide- brief en vroeger bij andere gelegenheden onzerzijds met betrekking tot deze kwestie werd aangevoerd, volstaan wij thans met de opmerking, dat ook te hooge opvoering van de opcenten op de personeele belasting het gevaar van belastingvlucht doet ontstaan, en dat het hieruit voort vloeiende verlies onvermijdelijk op den kleinen man moet worden gelegd. Daarbij komt nog, dat ondanks de bestaande regeling van een gelijk aantal opcenten voor alle aanslagen, de tijdsom standigheden reeds een progressieve werking van de heffing ten gevolge hebben, die in vele gevallen zelfs zeer drukkend is. Het is immers een bekend feit, dat de hoogere inkomens het meest en het sterkst dalen; daarentegen de woning- huren niet, althans niet in dezelfde mate, zoodat deze bewoners thans een hooger percentage van het inkomen betalen dan vroeger. Bovendien bedenke men. dat de beter gesitueerden dikwijls in eigen huizen wonen, terwijl het juist voor den eigen aar-bewo ner in het algemeen veel lastiger is om naar een goedkoopere woning te verhuizen dan voor een huurder. Voor den eigenaar bewoner ontstaat bij daling van het inkomen een moeilijke toe stand. De gevallen zijn niet zeldzaam, dat belastingplichtigen hun inkomen geheel of voor het grootste gedeelte hebben zien verdwijnen en toch nog een belangrijk bedrag aan personeele belasting moeten betalen. Waar düs invoering van progressie voor de heffing van opcenten hoogst ongewenscht is, geven wij Uwe Vergadering in overeenstemming met de meerderheid van de Commissie van Financiën in overweging, het voorstel van den heer Verweij niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. ii ft ft ft ff tt it ff ft ft tt ff ff ft ft tt ff ff ft ft it ff ft ff tt ft ft ft ft a ft ft ft ft tt ft ff ft ft tt ii ft ft ft ft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 9