MAANDAG 5 SEPTEMBER 1932. 355 Verzoek van F. N. Schroder om schadeloosstelling. (Voorzitter e.a.) om te zeggen, dat voor schadeloosstelling redenen van bil lijkheid pleiten, hoezeer men dezen man ook genegen mag zijn, want straks, als de gemeente groote werken gaat uit voeren, zullen anderen met dezelfde argumenten komen. Welke kolossale plaatselijke belangen zijn niet gemoeid met den aanleg van de nieuwe veemarkt en welke schade zal de gemeente daaraan niet toebrengen Wanneer de gemeente dergelijke dingen moet gaan doen, is er niet de minste reden om te zeggen: omdat velen onbillijk behandeld wor den, doen wij het niet, maar nu het maar één persoon betreft, doen wij het wel. Dat is volkomen onlogisch en een geheel verkeerde manier om met de financiën van de gemeente om te springen. Op de aangegeven gronden moet de Raad dit verzoek dus van de hand wijzen. Tegenover het beroep op het College, en in zekere mate op spreker, om dezen man aan een betrekking te helpen, staat het niet afwijzend; indien het mogelijk is, iets voor hem te vinden het belang van de gemeente moet echter gediend blijven is men daartoe bereid en wil men gaarne in aanmerking nemen, dat hij, geheel buiten zijn schuld, tengevolge van een volmaakt gerechtvaardigde daad van de gemeente, buiten broodwinning geraakt is. Spreker heeft al eens pogingen aangewend, die door den belanghebbende niet zijn, misschien niet konden worden aanvaard. Spreker is echter bereid iets te doen en is overtuigd, dat Schroder talrijke vrienden heeft gevonden onder de leden van de ver- eenigingen, die hij bediend heeft Een positieve toezegging dienaangaande kan spreker echter niet geven. Het College ontraadt het voorstel-van Eek; daarmede kan het zich op principieele gronden niet vereenigen. De heer van Eek zegt, dat het hier gaat over een quaestie van billijkheid en dat moet men voelen; men kan door redeneeren anderen niet overtuigen, dat iets billijk is. Spreker is overtuigd, dat in deze de billijkheid is aan den kant van den verzoeker, allereerst omdat hier recht streeks door een daad van algemeen belang van de over heid iemand van zijn broodwinning wordt beroofd; wanneer dit niet rechtstreeks het geval is, kunnen er meerdere per sonen bij betrokken zijn; de Voorzitter heeft voorbeelden aangehaald van gevallen, waaruit de consequentie zou moeten blijken voor de gemeente om dan alle schade te vergoeden. In dit geval bestaat dit verband echter zeer rechtstreeks. De heer Manders wees er terecht op, dat het afsluiten van straten hiermede niet op één lijn is te stellen dat loopt over iets geheel anders. Spreker houdt vol, dat door dezen veerdienst deze man een belangrijken dienst heeft bewezen aan de gemeente en ook aan de gemeentenaren; of dat nu zwemmers waren of anderen, doet er niet toe. Nu is het eigenaardig, dat men, zegt: die veerdienst diende hoofdzakelijk voor de bezoekers van die zweminrichting en van die roeivereenigingen; nu wil men dat veer verplaatsen en denkt men, dat het dan ook wel een bestaan zal opleveren. Dat acht spreker toch een vreemde veronderstelling, vooral in den tegenwoordigen tijd, nu de meeste menschen liever een eindje omloopen om kosteloos over een brug te gaan dan gebruik maken van een veer. De Voorzitter heeft de vergelijking met de Zuiderzee- drooglegging gewraakt, maar spreker kan de onjuistheid van die vergelijking niet inzien. Het was een algemeen belang, dat het water in land werd veranderd, maar door die omzetting van water in land zou de geheele visschers- bevolking schade lijden in haar brood. Het Rijk heeft niet de bedoeling gehad die menschen broodeloos te maken, maar het gevolg van een door het Rijk ondernomen werk was, dat velen in hun particuliere belangen werden geschaad. Men heeft toen een wet gemaakt met vrij kostbare gevolgen om die menschen te helpen en niemand heeft zich er tegen verzet. Wat het geval betreft, dat nu aan de orde is, het was een algemeen belang, dat die brug er kwameen particulier lijdt er schade van en nu is het alleszins billijk, dat die man schadeloos wordt gesteld. De Voorzitter wees er op, dat tusschen dien ondernemer en de gemeente nooit eenige band had bestaan. Dus omdat die man nooit subsidie aan de gemeente heeft gevraagd en geheel voor eigen risico en zonder steun van de gemeente dat veer heeft onderhouden. De Voorzitter doet opmerken, dat, als de man een ver zoek om steun had ingediend, gebleken zou zijn, dat bij het onderhouden van zijn veerdienst geen algemeen belang was betrokken. De heer van Eek zou dat niet zoo beslist durven zeggen. Verzoek van F. N. Schroder om schadeloosstelling; e.a. (van Eek e.a Dat had moeten blijken uit het aantal personen, dat van het veer gebruik maakte. Te wachten totdat die man, die invalide is, een anderen werkkring zou kunnen krijgen, lijkt spreker geen redmiddel. Zelfs valide personen kunnen onder de tegenwoordige om standigheden moeilijk aan een betrekking geholpen worden. Het geven van een bedrag van 500.is de eenige manier om te toonen, dat men uit een billijkheidsoogpunt iets wil doen. De man is er althans eenigszins mede geholpen en het bedrag is van geen beteekenis voor de gemeentekas. De heer Wilmer constateert, dat, blijkens het antwoord van den Voorzitter, deze en spreker het eens zijn, al deed de redactie van het praeadvies eenigermate het tegenover gestelde vermoeden. Zij zijn het hierover eens, dat de ge meente niet alleen verplichtingen heeft, uit recht voort vloeiende, maar ook verplichtingen, aan de billijkheid ont leend. Het eenige verschil tusschen den Voorzitter en spreker loopt over de vraag of deze man uit billijkheidsoverwegingen moet worden schadeloos gesteld. Nu is het spreker niet per se te doen om een schadeloos stelling als zoodanig; zijn bedoeling is, dat de man geholpen wordt, zoodat hij zijn brood weer zal kunnen verdienen. Er zou voor spreker geen aanleiding zijn een schadeloos stelling te vragen, indien vaststond, dat de man zonder hulp in zijn dagelijksch brood kon voorzien, maar door de discussies is het tegendeel steeds duidelijker geworden. Het spijt spreker, omdat hij zelf het geven van geld niet de meest ideale oplossing vindt. Indien hij dan ook van de tafel van Burgemeester en Wethouders mocht vernemen, dat het zoo goed als zeker is, dat deze man aan een hem passende broodwinning zal worden geholpen, dan zal hij zijn stem aan het voorstel van den heer van Eek niet geven en dan zal deze zelf wel zoo verstandig zijn om zijn voorstel niet in stemming te laten brengen, want tenslotte heeft deze man meer aan een broodwinning dan aan 500.die in een half jaar verdwenen kunnen zijn. Wanneer spreker die toezegging van het College krijgt, zal hij met dit prae advies meegaan, maar anders ziet hij zich gedwongen vóór het voorstel-van Eek te stemmen. De Voorzitter kan de door den heer Wilmer gevraagde toezegging namens het College niet geven. Het voorstel van den heer van Eek wordt aangenomen met 18 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Tol, Kuipers, Vos, Koole, Kooistra, Wilmer, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Manders, Groeneveld, van Eek, Coster, Simonis, Bergers, Schüller, Verweij, Vallentgoed, mevrouw de Clerde Bruijn en de heer Donders. Tegen stemmen: de heeren Huurman, van der Reijden, Splinter, Goslinga, Romijn, de Reede, van Eecke, van Es, Meijnen, Wilbrink en Beekenkamp. (Mevrouw Braggaarde Does en de heeren Manders en Groeneveld waren inmiddels ter vergadering gekomen.) De Voorzitter zegt, dat in verband met den uitslag van deze stemming het praeadvies van Burgemeester en Wet houders vervalt; daarmede is deze zaak afgedaan. XXXI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van het aanbrengen van eenige voorzieningen op het Veemarktterrein. (Zie Ing. St. No. 180.) De heer Coster heeft in 1931, vóór de begrooting, een onderhoud gehad met den Wethouder van Financiën over de vraag, of het niet wenschelijk was, de uitvoering van de nieuwe veemarkt achterwege te laten en het bestaande vee marktterrein uit te breiden, waarop deze antwoordde, dat de gewijzigde Veewet de gemeente tot een nieuwe veemarkt dwong, welk plan al in zoo ver gevorderd stadium was, dat het binnen afzienbaren tijd den Raad zal bereiken. Uit dit voorstel kan men echter ten duidelijkste lezeu, dat dit plan in de eerste jaren nog niet verwezenlijkt zal worden. De bestaande veemarkt is echter zeer klein en behoeft nood zakelijk uitbreiding; de auto's, die op de straten en singels in de omgeving daarvan geplaatst worden, belemmeren het verkeer. Ter vergrooting der veemarkt wil spreker het Bolwerk rondom den molen de Valk doen afgraven, zoo mogelijk een betonnen vloer over de Israëlietische begraaf plaats leggen en overleg doen plegen met het bestuur van 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 7