MAANDAG 5 SEPTEMBER 1932. 353 Verzoek van F. N. Schroder om schadeloosstelling, (van Eek e.a.) meente vrij staat. Het komt spreker voor, dat men hier met een bijzonder geval te doen heeft. Het onderhouden van een verbinding over den Rijn, waardoor voorkomen wordt, dat de menschen van de Blauwpoortsbrug naar de Haagsche Schouw moeten loopen, is een zaak, waarmede het algemeen belang wel eenigszins gemoeid was. Het was in Leiden een onmoge lijke toestand, dat een behoorlijke verbinding ter plaatse, dus over een zeer ruim gebied, ontbrak. Nu is deze man den veerdienst begonnen; hij heeft dat gedaan, niet omdat hij zich buitengewoon verdienstelijk wilde maken ten opzichte van de gemeente Leiden, maar omdat hij op nuttige wijze in zijn onderhoud wilde voorzien, doch vaststaat, dat hij daardoor voor een belangrijk deel de taak van de gemeente heeft overgenomen. Dat het zorgen voor behoorlijke verbin dingen tusschen de verschillende deelen van de stad een zaak van algemeen belang is, heeft de gemeente Leiden in ver schillende opzichten erkend, o.a. door het verleenen van subsidie aan de autobussen-onderneming. Nu heeft deze man altijd zonder eenigen steun van overheidswege hiermede een deel van de gemeentetaak overgenomen en in dien tijd belang rijke diensten bewezen aan de gemeentenaren en indirect ook aan de gemeente zelf. Nu echter zijn werkzaamheden door het bouwen van de brug overbodig worden, vordert de billijkheid zeer sterk, dat hem, nu hij daardoor zijn bestaan verliest, eenige schade loosstelling toegekend wordt. Spreker geeft toe, dat een rechts grond daartoe ontbreekt, maar de billijkheid daarvan moet worden erkend. Wanneer er een rechtsgrond was, dan zou het natuurlijk gemakkelijker zijn na te gaan, welk bedrag moest worden uitgekeerd, maar nu die ontbreekt, moet men te rade gaan met de billijkheid, die natuurlijk zeer moeilijk in geld is om te zetten. Het mag geen eenvoudige fooi zijn, waarmede men de zaak als afgedaan beschouwt, maar men kan in dezen tijd natuurlijk ook niet lichtvaardig duizenden uitkeeren. Het bedrag moet dus zoo hoog zijn, dat hij er wat aan heeft, dat liij er wat mee kan beginnen. Natuurlijk zijn allen bedragen hier willekeurig, maar spreker stelt dan voor een uitkeering van ƒ500.in eens; daarmede kan hij wat beginnen en dat bedrag zal de gemeente zeker ook niet in moeilijkheden brengen. Bovendien heeft de gemeente verplichtingen aan dezen persoonandere veerdiensten worden door de gemeente ge subsidieerd; deze ondernemer heeft het altijd gratis gedaan, reden te meer voor de gemeente om niet schriel te zijn. Wat billijkheid betreft moet het gemeentebestuur ook een voor beeld geven aan de ingezetenen; daarom stelt spreker voor hem ƒ500.uit te keeren. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer van Eek, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, om aan den voormaligen bediener van den veerdienst tusschen Haagweg en Morsch- weg (F. N. Schroder) een uitkeering ineens van vijfhonderd gulden te verstrekken." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Wilbrink is het, hoewel de eindconclusie van de heeren Wilmer en van Eek zeer bescheiden is, met hun argumentatie in het algemeen niet eens, als zou er voor de gemeente, zij het dan geen rechtsplicht, maar dan toch een plicht bestaan om dien man schadeloos te stellen, omdat zij hem zijn broodwinning ontnomen heeft. Het door den heer Wilmer gebruikte beeld, die sprak van christelijke beginselen, die zelfs door elk weldenkend particulier, en dus ook hier door de gemeente, in toepassing moeten worden gebracht, gaat in het geheel niet op. De heer Wilmer wees er op dat een huisbaas, die zijn huurder opzegt, omdat hij zelf in zijn huis wil gaan wonen, voor dien huurder een andere woning tracht te vinden, maar de heer Wilmer, een vergelijking makend met de taak van de gemeente, vergeet, dat er voor dien huisbaas een zeker eigenbelang in zit, als hij zijn best doet om den bewoner van zijn huis een andere woning te bezorgen, omdat hij die woning zelf wil betrekken. De ge meente echter zegt niet tot Schrodergij moet van dat veer af, want ik wil het zelf gaan exploiteeren. De gemeente heeft niet de bedoeling om zelve op de gemaakte brug dat veer te exploiteeren. Het gebeurt meermalen, dat een particulier veer wordt overgenomen door de gemeente, als het niet wordt genaast, en dat deze het dan op een brug exploiteert. Hier is op een zekeren afstand van de plaats, waar Schroder zijn bedrijf uitoefende, door de gemeente een brug gebouwd. De verkeersbehoeften, waarin de man niet voor een tiende deel kon voorzien, eischten dat en de gemeente kon bij den opzet voor die brug geen rekening houden met het feit, dat Verzoek van F. N. Schroder om schadeloosstelling. (Wilbrink e.a.) een eind verder iemand met een bootje lag, die menschen over het Galgewater zette. Het is niet zoo, dat de gemeente dien man uit zijn veer haalt, want de man kan een 500 M. verder weer een veer opzetten, b.v. bij de brug van den Haagweg, omdat de wijk daar de laatste jaren sterk is uit gebreid. Het veer is pas sedert een paar jaar van eenige beteekenis geworden en spreker neemt aan, dat, als de man het had verlegd naar de Morschkade, het ongeveer evenveel zou hebben opgeleverd als het tegenwoordige veer enkele jaren geleden opbracht. Als de gemeente er dan een klein gemeente belang aan verbond en een tegemoetkoming gaf, omdat er dan weer een gelegenheid kwam voor de menschen om vlugger de overzijde te bereiken, dan zou daarvoor alleszins wat te zeggen zijn, maar de argumentatie van de heeren Wilmer en van Eek kan spreker niet onderschrijven, want, toen de Haarlemmerstraat en de Nieuwe Rijn een tijd lang voor het verkeer afgesloten zijn geweest, waardoor ongetwijfeld de in die straten wonende winkeliers ook groote schade hebben geleden, is er geen oogenblik aan gedacht die menschen schadeloos te stellen. Als men in gevallen, waarin er slechts de belangen van één persoon mede gemoeid waren, wel schadeloosstelling uitkeerde, maar dit niet deed, wanneer er 10 personen bij betrokken waren, omdat het anders te veel in de papieren zou loopen, dan zou dat een ongelijke manier van handelen wezen, waarmede men voorzichtig behoort te zijn. Te Amsterdam wemelde het vroeger op den Amstel van overzetbootjes. Deze zijn verdwenen, omdat de gemeente bruggen ging bouwen en die veren dus hun reden van bestaan verloren. Zoo is het ook hier gegaan. Schroder heeft, voor zoover spreker weet, geenpoging gedaan om aan de Morschkade een nieuw veer te beginnen. Te Amsterdam hebben die menschen zich wel verplaatst. Zij, die daar veerdiensten onderhielden, tot aan den Omval toe, zullen verdwijnen, wanneer straks de nieuwe brug bij den Omval klaar isboven dien waren zij reeds practisch uitgeschakeld, doordat de gemeente daar veerponten in dienst heeft gesteld. Spreker zou het van harte toejuichen, wanneer het gemeentebestuur dien man een betrekking zou bezorgen, maar hij moet ten sterkste bestrijden, dat hier eenige rechtsgrond aanwezig zou zijn De heer van Eek sprak over de drooglegging der Zuiderzee, maar dat zijn toch geen vergelijkbare grootheden; bij de drooglegging der Zuiderzee werden talloozen, die geheel waren ingericht op de visscherij, absoluut broodeloos gemaakt; het was hun onmogelijk daar weer een bestaan te vinden; dit is hier niet het geval; dit zou zoo zijn, wanneer dit een vakman was. De heer Coster zegt, dat die man invalide is. De heer Wilbrink zegt, dat hij daarom dit ter hand genomen heeft. Maakt de heer van Eek zich de illussie, dat hij met 500.iets anders kan beginnen? Maakt de heer Wilmer zich de illussie, dat hij een gemeentebetrekking zou kunnen waarnemen? Nu kan men wel schermen met de woorden, dat men moet probeeren wat men doen kan, maar waar zelfs een voorstander van schadeloosstelling zegt, dat die man invalide is, is het dan niet beter, dat hij verderop weer een veer gaat exploiteeren, en dat de gemeente door het aanleggen van een paar steigertjes maakt, dat hij daar zijn bedrijf kan uitoefenen? Wanneer het College een baantje voor hem weet te vinden, dan heeft spreker er absoluut geen bezwaar tegen, dat de gemeente hem helpt. Spreker is echter tegen het voorstel-van Eek, niet om die 500.daar kan de gemeente wel overheen komen, maar omdat men aldus een precedent schept. De heer van Es staat in het algemeen meer aan den bant van den heer Wilbrink dan aan dien van de heeren Wilmer en van Eek. Het praeadvies van het College kon niet anders luiden en spreker zal daarmede dan ook zeer zeker meegaan. Volgens den heer van Eek vertegenwoordigde dit veer ook nog wel een zeker algemeen belang voor Leidenspreker ontkent niet, dat er wel eens inwoners van Leiden mee overgezet werden, die dan niet om behoefden te loopen, maar zijn grootste waarde ontleende dat veer toch hieraan, dat daar toevallig 2 roeivereenigingen hun gebouwen hadden, „Die Leythe" en „Njord"; voornamelijk de leden daarvan maakten van dat veer gebruik, maar die hebben dat nu niet meer noodig. De aanwezigheid van dat veer daar was dus niet van zoo groot algemeen belang. Daarom is het van Burgemeester en Wethouders goed gezien niet een precedent te scheppenwaarop anderen zich kunnen beroepen. Het principe geeft bij spreker den doorslag, niet het bedrag van 2000.of 500.ofschoon hij met den heer Wilbrink van oordeel is, dat de man met 500.zeker niet geholpen is dat is een zoethoudertje tenzij hij voornemens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 5