352 MAANDAG 5 SEPTEMBER 1932. Overneming van grond; e.a. (Wilmer) XXVII. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente: a. van J. K. de Gce, een strookje grond, aan de Haarlem merstraat hoek Korte Duizenddraadsteeg, Sectie H, No. 893 ged.; b. van J. YV. en J. Th. Wurzer, een strookje grond aan de Rijn- en Scliiekade, Sectie M, No. 2168 ged. (Zie Ing. St. No. 189.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVIII. Voorstel tot verhuring van de woning aan de Heerenstraat No. 62, aan K. W. Feyen. (Zie Ing. St. No. 190.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIX. Voorstel: a. om een gedeelte van de Vischpoort, groot H M2*? Sectie G, No. 1035, niet meer voor den openbaren dienst bestemd te verklaren; b. om het sub a bedoelde gedeelte van de Vischpoort te verkoopen aan de N.V. Leidsche Manufacturenhandel van Vroom en Dreesmann. (Zie Ing. St. No. 191.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXX. Praeadvies op het verzoek van F. N. Schroder, om toekenning van een schadeloosstelling, wegens stopzetting van zijn personenveerdienst over het Galgewater, ten gevolge van de openstelling van de Rijnzichtbrug. (Zie Ing. St. No. 179.) De heer Wilmer zegt, dat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies beter hadden kunnen spreken van een „tegemoetkoming" of een „zekere hulp van gemeentewege" aan Schroder om hem opnieuw in staat te stellen zijn brood te verdienen dan van een „schadeloosstelling". Tegen het eerste motief, dat Burgemeester en Wethouders gebruiken om te betoogen, dat het verzoek van Schroder moet worden afgewezen, heeft spreker principieel bezwaar. Wanneer hij de eerste motiveering in een redeneering neer legde, zou deze aldus moeten luiden: de gemeente behoeft alleen haar rechtsverplichtingen na te komen; in dit geval heeft zij geen rechtsverplichtingen, omdat de betrokken persoon geen enkel recht kan doen gelden; dus heeft de gemeente geen verplichtingen ten opzichte van Schroder. Spreker is ervan overtuigd, dat het door de samenstellers van het praeadvies zoo niet is bedoeld, maar hij herhaalt, dat hij, als hij het samenvat in een redeneering als hij zoo even deed, er principieel bezwaar tegen heeft. De praemisse, waarop die redeneering is gebouwd, is onaanvaardbaar, de praemisse namelijk, dat de gemeente alleen haar rechtsver plichtingen heeft na te komen. Naast rechtsverplichtingen bestaan er voor een persoon, dus ook voor een rechtspersoon, in casu de gemeente, nog zooveel andere verplichtingen, welke ook in geweten binden, waarvoor niet kan worden aangevoerd een objectieve norm ter bepaling van de grootte dier verplichtingen en welker nakoming ook niet door geweld kan worden afgedwongen, maar welke zeer zeker even strenge verplichtingen zijn. Het zijn verplichtingen, welke uit billijk heidsoverwegingen voortvloeien. Nu maakt het eerste gedeelte van het praeadvies den indruk alsof Burgemeester en Wethouders het standpunt innemen, dat er voor een gemeente als zoodanig geen verplichtingen bestaan, voortvloeiende uit billijkheidsover wegingen. Dit zou zijn een beginsel, een leiddraad van handelen, welke niet kan worden aanvaard, vooral als men zijn handelingen wil stellen in het licht van Christelijke opvattingen. Het schijnt, dat Burgemeester en Wethouders dat reeds hebben gevoeld, want zij zeggen verder, dat, indien zij er toe konden besluiten uit billijkheidsoverwegingen een zekere tegemoetkoming te geven, daartegen toch bezwaar zou kunnen worden aangevoerd, omdat het zou leiden tot onoverzienbare consequenties. Uit het feit, dat Burgemeester en Wethouders dit laatste er aan toevoegen, valt af te leiden, dat ook het College van oordeel is, dat er naast verplichtingen, uit rechtsoverwegingen voortvloeiende, ver plichtingen kunnen bestaan, voortvloeiende uit billijkheids - Verzoek van F. N. Schröder om schadeloosstelling. (Wilmer e.a.) overwegingen. Van het nakomen van deze laatste verplich tingen zou men zich ontheven kunnen rekenen, indien daaraan, zooals het College het uitdrukt, onoverzienbare consequenties verbonden waren. Op de practische vraag, of, wanneer hier aan de billijkheid voldaan werd, dit een precedent zou scheppen, dat onover zienbare consequenties met zich brengt, moet spreker voor alsnog ontkennend antwoorden. Het is hier een concreet geval, waarin de gemeente wel eenige tegemoetkoming kan betoonen zonder dat dit zulke geweldige consequenties mee brengt. Spreker wil echter niet zeggen, dat aan dit verzoek van adressant zal moeten worden voldaan. De gemeente kan op verschillende andere manieren iemand, wien zij door een handeling harerzijds onmogelijk maakt zijn brood te verdienen, tegemoetkomenSpreker kan zich moeilijk indenken, dat voor één persoon, in een gemeente als Leiden, door tusschenkomst, direct of indirect, van het gemeentebestuur of van een der individueele leden daarvan, niet eenige brood winning zou zijn te vinden. Spreker zou dat ten zeerste toejuichen, want tegenover iemand, door een maatregel van gemeentewege genomen uit zijn broodwinning geraakt, mag toch wel eenige tegemoetkoming betoond worden; in het particuliere leven zou een behoorlijk individu dat ook doen wanneer iemand zijn eigen huis wil gaan bewonen en zijn huurder moet dus een ander huis zoeken, dan zal de ver huurder, ook al is hij rechtens nergens toe verplicht, uit billijkheid zich gedrongen gevoelen om zijn huurder daarbij zooveel mogelijk te helpen; het zou zeker niet behoorlijk zijn om te zeggen: de huur is afgeloopen, je gaat eruit, ik zou je wel kunnen helpen, maar ik ben rechtens er niet toe verplicht, dus ik doe het niet. Deze houding is niet aanvaardbaar en niet logisch passend op een christelijke opvatting van de onderlinge verhoudingen. De gemeente heeft dus tegenover dezen persoon geen enkelen rechtsplicht, maar daaruit volgt niet, dat zij hem uit billijkheidsoverwegingen niet op de een of andere wijze moet tegemoetkomen, als zij daartoe eenigszins in staat is. Is de gemeente er nu in dit geval toe in staat, hetzij het gemeentebestuur, hetzij een van zijn individueele leden, om dien man, die zooveel schade heeft geleden, door een daad der gemeente, op eenige wijze hulp te bieden, louter en alleen uit billijkheidsoverwegingen? De heer van Eek geeft onmiddellijk toe, dat het College bij de aanvankelijke beslissing over dit verzoek voor een moeilijke zaak kwam te staan; natuurlijk konden bij het bouwen van de Rijnzichtbrug alleen gelden overwegingen van algemeen belang; daarin mocht men zich niet laten leiden door de vraag, of daardoor het particuliere belang zou worden geschaad. Nu zijn Burgemeester en Wethouder van meening, dat, indien werd ingegaan op het verzoek van Schroder, daardoor consequenties zouden worden aanvaard, welke eigen lijk niet aanvaardbaar zijn, m.a.w. dat daaruit zou volgen, dat, wanneer door een daad van algemeen belang van de over heid particuliere belangen werden geschaad, die particulieren hieraan het recht zouden kunnen ontleenen om schadever goeding te eischen. Het spreekt van zelf, dat die consequen tie ook door spreker niet kan worden aanvaard, maar aan den anderen kant staat spreker op het standpunt, dat de billijkheid meebrengt, dat, wanneer door een handeling, welke in het algemeen belang geschiedt, belangen van particulieren worden geschaad, dient te worden nagegaan, of het niet mogelijk is die particulieren daarvoor zooveel mogelijk schade loos te stellen. Daarvoor zijn geen algemeene regelen te stellen, maar, als het eenigszins kan, is de overheid ver plicht schadeloosstellingen te geven. Spreker denkt aan het geval van de drooglegging van de Zuiderzee; deze was noodig in het algemeen belang; zij beroofde heel wat men- schen van hun broodwinning en toen is zonder eenigen strijd een wet aangenomen, waarbij die menschen zooveel mogelijk werden gesteund. Spreker erkent, dat zich gevallen kunnen voordoen, waarin men er niet aan kan denken schadeloosstelling te geven, maar, wanneer, zooals hier het geval is, feitelijk slechts één persoon in hooge mate schade lijdt in zijn bestaan, mag z.i. wel de wenschelijkheid om een schadeloosstelling uit te keeren, worden overwogen. Spreker zegt dit niet op grond van christelijke, maar van algemeen menschelijke en ook socialistische overwegingen. Er is, naar spreker meent, in dit geval nog een bijzondere reden, waarom het afwijzend praeadvies van Burgemeester en Wethouders niet moet worden aanvaard. Het College zegt namelijk, dat die ondernemer den veerdienst is begonnen op eigen risico, zonder dat de overheid er ook maar eenigszins in is gemengd, en dat dus, nu door een overheidsmaatregel het bestaan van den man onmogelijk wordt gemaakt, de ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 4