114
erf en kade, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie L,
Ms 627, 623, 624 ged. (tbans 1454), 629, 630, 934, 935 en
936, samen groot 5.11.60 H.A., gelegen in den Maredijk-
schen Polder.
Van den heer L. Menken is een verzoek ingekomen om
het gedeelte van deze perceelen weiland, dat op de bijge
voegde kaart in groene kleur is aangeduid en een opper
vlakte heeft van 4.46.00 H.A., te mogen huren voor den
tijd van drie jaren, tegen een huurprijs van 100.per
H.A. en per jaar.
Aangezien zoowel de Commissie van Fabricage, als ons
College dezen prijs aannemelijk acht en adressant zich kan
vereenigen met de aan de verhuring te verbinden, gebruike
lijke voorwaarden, waaronder de bepaling, dat de gemeente
bevoegd is om de huur met inachtneming van een opzeg
gingstermijn van drie maanden tusschentijds te beëindigen,
geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het
advies van de genoemde Commissie, in overweging te be
sluiten aan L. Menken, te Leiden, voor den tijd van drie
jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Mei 1932, te verhuren de
perceelen weiland, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie
L, Ms 935, 936, 629, 630, 623 en 1454 (gedeeltelijk), samen
groot 4.46.00 H A., gelegen achter de Mariënpoelstraat en de
Oegstgeesterlaan, op de bijgevoegde kaart met groene kleur
aangeduid, tegen den prijs van ƒ100.per H.A. en per
jaar, en onder de mede overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 170. Leiden, 5 Augustus 1932.
In verband met be- en verbouwing ter plaatse, dienen
de hieronder genoemde gedeelten grond en sloot aan de
gemeente te worden overgedragen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te
besluiten kosteloos in eigendom en onderhoud bij de gemeente
over te nemen:
a. van de Naamlooze Vennootschap „Leidsche Exploitatie-
Maatschappij van Onroerende Goederen", gevestigd te Leiden,
de strook grond, ter grootte van 503 M2, deel uitmakende
van de perceelen, kadastraal bekend gemeente Leiden,
sectie P, Nis 1762 en 1755, op de overgelegde situatieteeke-
ning I in gele en groene kleur aangeduid, gelegen aan de
Tesselschadestraat en aan de Spieghelstraat
b. van Jac. Kukler Hzn., te Leiden, het strookje grond,
ter grootte van 0,7 M2, deel uitmakende van het perceel,
kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie H, No. 3511, op
de overgelegde situatieteekening II in roode kleur aange
duid, gelegen aan den Stillen Bijn, hoek Vrouwensteeg;
c. van Th. G. Barthen Sr., te Leiden, het strookje grond
en sloot, ter grootte van 50 M2, deel uitmakende van
het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie M,
No. 4836, op de overgelegde situatieteekening III in groene
kleur aangeduid, gelegen aan de Bijn- en Schiekade.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 171. Leiden, 5 Augustus 1932
Het is noodig aan enkele nieuwe straten namen te geven.
Deze straten zijn op de bij dit voorstel overgelegde teeke-
ningen, gemerkt A, B en C, aangeduid, terwijl de door ons
College daarvoor, in overeenstemming met het advies van
de Commissie van Fabricage, uitgekozen namen hierna zijn
vermeld.
Wij geven Uwe Vergadering, met verwijzing overigens
naar de in de Leeskamer overgelegde stukken, derhalve in
overweging aan elk der hieronder genoemde straten den
daarachter geplaatsten naam te geven:
I. de straat tusschen den Hoogen Bijndijk en de Fruin-
straat, ten Z. O. van den Zoeterwoudschesingel P. J. Blok-
straat (zie teekening A);
II. de straat, uitkomende op den Zoeterwoudscheweg, ten
Z.W. van de Groenteveiling Tomatenstraat (zie teekening B)
III. de straat, uitkomende op de onder II bedoelde straat
en evenwijdig loopende met den Zoeterwoudscheweg
Meloenstraat (zie teekening B);
IV. de straat, uitkomende op de Cronesteinkade en loopende
langs de Stadsmolensloot Van den Brandelerlaan (zie
teekening C).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 172. Leiden. 5 Augustus 1932.
Ingevolge artikel 78 van de op 1 April j.l. in werking
getreden nieuwe Drankwet, moet de verordening houdende
regeling van het gemeentelijk vergunningsrecht voor den
verkoop van sterken drank in het klein binnen zes maanden
worden herzien en moet tevens bij verordening worden ge
regeld het heffen van een vergunningsrecht voor hotel-
vergunningen en het heffen van een verlofsrecht voor de
verloven A.
Het vergunningsrecht voor hotel vergunningen werd bereids
bij de in Uwe Vergadering van 9 Mei j.l. vastgestelde
verordeningen geregeld.
Thans bieden wij U hierbij ter vaststelling aan ontwerpen
van een heffings- en invorderingsverordening op het gemeen
telijk vergunningsrecht, bedoeld in artikel 23, le lid der
Drankwet (Staatsblad 1931 No. 476), alsmede van een hef
fings- en invorderingsverordening op het verlofsrecht
(artikel 46).
In eerstgenoemde verordening is de bepaling van de
bestaande verordening, betreffende het bedrag van het te
heffen gemeentelijk vergunningsrecht, overgenomen, met
dien verstande, dat overeenkomstig de nieuwe Drankwet
het minimum van 25.is verhoogd tot 40.en voor
een vergunning voor een nieuw bedrijf voor de eerste maal
een recht van 100.verschuldigd is.
Het beroep tegen de aanslagen in het vergunningsrecht
is in de wet thans geregeld overeenkomstig dat voor andere
belastingen (art. 299 van de Gemeentewet).
In verband hiermede komt het ons gewen scht voor om
gelijk dit ten aanzien van andere plaatselijke belastingen
in deze gemeente gebruikelijk is overeenkomstig artikel
301 der Gemeentewet te bepalen, dat ingeval van beroep de
Inspecteur der Gemeentebelastingen voor de toepassing van
artikel 299 der Gemeentewet in de plaats treedt van den
Baad en van den Burgemeester.
En aangezien de belanghebbenden, die bezwaar hebben
tegen hun aanslag, voortaan, na hun bezwaren bij den
Inspecteur der Gemeentebelastingen te hebben ingebracht,
van diens beslissing in beroep kunnen gaan bij den Baad
van Beroep voor de Directe Belastingen en zelfs in cassatie
bij den Hoogen Baad, kan dan de herschatting vervallen
en de Commissie uit Uwe Vergadering, belast met het onder
zoek van de bij den Gemeenteraad ingekomen bezwaarschriften
tegen aanslagen in het gemeentelijk vergunningsrecht worden
opgeheven.
Voorgesteld wordt verder de belooning van den schatter,
sedert 1918 op ƒ1.25 bepaald, tot ƒ1.50 te verhoogen.
Met het oog op den omvang van de werkzaamheden en
de belangrijke vermindering van het aantal vergunningen,
achten wij een verhoogiug van de belooning met ƒ0.25 per
schatting alleszins billijk.
Bedroeg toch in het jaar 1918 het aantal vergunningen
161, in het afgeloopen jaar was dit niet meer dan 117,
waarvan 5 hotelvergunningen.
Slechts 112 perceelen kwamen derhalve voor schatting in
aanmerking. De uitgaven zullen dus door de voorgestelde
verhooging met 28.per jaar toenemen.
Overigens behoeven de aangeboden ontwerpen, die voor
zooveel noodig geheel de voorschriften van de wet volgen,
o. i. geen toelichting.
De opbrengst van het gemeentelijk vergunningsrecht komt
als voorheen geheel ten bate van de gemeente.
Echter moet van de opbrengst van het verlofsrecht, het
welk bij de wet is bepaald op 25.per jaar voor ieder
verlof A, de helft aan het Bijk worden afgedragen.
Onder mededeeling, dat in deze gemeente momenteel 67
verloven A bestaan, geven wij Uwe Vergadering alsnu, in
overeenstemming met het advies van de Commissie van
Financiën, in overweging over te gaan tot vaststelling van
de volgende verordeningen:
a. VERORDENING,
regelende de heffing van een gemeentelijk vergunningsrecht voor
den verkoop van sterken drank in het klein, bedoeld in
artikel 23, le lid, der Drankwet, Staatsblad 1931
No. 476) in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
Het gemeentelijk vergunningsrecht, bedoeld bij art. 23,
eerste lid, der Drankwet (Stbl. 1931 No. 476), bedraagt
12.50 voor elke vijftig gulden huurwaarde of gedeelte
daarvan welke de localiteit, in verband met den omvang
van het bedrijf, waarvoor de vergunning strekt, kan geacht
worden te bezitten met dien verstande, dat het recht niet
lager dan veertig gulden zij.
Dit recht wordt met vijftig ten honderd verminderd voor
de localiteiteD, die voor het publiek gesloten zijn tusschen
Zaterdagavond zes uur en Maandagmorgen acht uur.